Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Peel en Maas

Besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePeel en Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen
CiteertitelBesluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-02-201108-01-2015aanpassing bedragen hoofdstuk 2

25-01-2011

Op den Baum, Helden Nieuws en Weekblad voor Meijel 16-2-2011

onbekend
02-12-2010Nieuwe regeling

30-11-2010

Op den Baum 1-12-2010 Helden Nieuws 1-12-2010 en Weekblad voor Meijel 1-12-2010

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen

Besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen

Hoofdstuk 1 Algemene regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1.1 Verstrekking op aanvraag

  • 1

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager

  • 2

    Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een persoonsgebonden budget is ontstaan, voor zover deze niet ligt voor de dag waarop het persoongebonden budget is aangevraagd.

Artikel 1.2 Budgetperiode

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het persoongebonden budget te verwerven voorziening.

Artikel 1.3 Afwijzingsgrond persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:a op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;b de aanvrager eerder een persoonsgebonden budget is verleend op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen gemeente Peel en Maas en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen;c de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening;d op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard. 

Artikel 1.4 Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de verlening van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:a. Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;b. De geïndiceerde voorziening die de aanvrager inkoopt met het persoonsgebonden budget dient nieuw, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;c. De aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;d. De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van burgemeester en wethouders;e. Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar worden gesteld.  

Hoofdstuk 2 Eigen bijdrage, eigen aandeel en grens compensatiebeginsel

Artikel 2.1 Eigen bijdrage hulp bij het huishouden

Bij de verstrekking van de voorziening hulp bij het huishouden is een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten verschuldigd.

Artikel 2.1.1 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar bij een inkomen tot € 22.636,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.636,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.  

Artikel 2.1.2 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bij een inkomen tot € 15.838,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 15.838,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.

Artikel 2.1.3 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, (een van) beide partners jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen indien beiden of een van beiden jonger is dan 65 jaar bij een inkomen tot € 27.902,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 27.902,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.

Artikel 2.1.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn bij een inkomen tot € 22.100,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.100,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar. 

Artikel 2.2 Eigen aandeel bij een bouw- of woontechnische aanpassing of eigen bijdrage bij een niet- bouw- of niet- woontechnische voorziening

Indien een voorziening bestaat uit een (niet-) bouwkundige of (niet-)woontechnische aanpassing/voorziening van een woning, wordt bij vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming een eigen aandeel of eigen bijdrage in mindering gebracht. Het eigen aandeel of eigen bijdrage wordt berekend over een termijn van 39 perioden van vier weken. 

Artikel 2.2.1 Hoogte eigen aandeel of eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar bij een inkomen tot € 22.636,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.636,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.  

Artikel 2.2.2 Hoogte eigen aandeel of eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bij een inkomen tot € 15.838,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 15.838,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.

Artikel 2.2.3 Hoogte eigen aandeel of eigen bijdrage, gehuwd, (een van) beide partners jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen indien beiden of een van beiden jonger is dan 65 jaar bij een inkomen tot € 27.902,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 27.902,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar

Artikel 2.2.4 Hoogte eigen aandeel of eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn bij een inkomen tot € 22.100,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.100,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.  

Artikel 2.3 Eigen bijdrage vervoersvoorzieningen in natura

Bij de eerste verstrekking van een vervoersvoorziening in natura is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd, met uitzondering van het CVV.De eigen bijdrage wordt berekend over een termijn van 39 perioden van vier weken.  

Artikel 2.3.1 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar bij een inkomen tot € 22.636,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.636,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.  

Artikel 2.3.2 Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder bij een inkomen tot € 15.838,00 dienen te betalen bedraagt € 17,80 per vier weken. Bij een inkomen boven € 15.838,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.

Artikel 2.3.3 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, (een van) beide partners jonger dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen indien beiden of een van beiden jonger is dan 65 jaar bij een inkomen tot € 27.902,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 27.902,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.

Artikel 2.3.4 Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beide partners ouder dan 65 jaar

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn bij een inkomen tot € 22.100,00 dienen te betalen bedraagt € 25,40 per vier weken. Bij een inkomen boven € 22.100,00 wordt de bijdrage verhoogd met 1/13 deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en de inkomensgrens per jaar.  

Artikel 2.4 Ontbreken compensatieplicht vanwege financiële situatie aanvrager

Er wordt individueel beoordeeld of de aanvrager, in financiële zin, in staat is om zelf zodanige voorzieningen te treffen dat beperkingen gecompenseerd worden.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Bruto persoonsgebonden budget

Het bruto persoonsgebonden budget wordt berekend naar een bedrag per heel of half uur gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.

Artikel 3.2 Hoogte bruto persoonsgebonden budget

De verlening van een bruto persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouden plaats op grond van hele of halve uren. Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld per uur of per half uur. Het persoonsgebonden budget bedraagt per jaar voor:

Categorie 1                 Categorie 2 1 uur € 741                  1 uur € 907 1,5 uur € 1.112           1,5 uur € 1.361 2 uur € 1.482               2 uur € 1.8142,5 uur € 1.853           2,5 uur € 2.268 3 uur € 2.223               3 uur € 2.721 3,5 uur € 2.594           3,5 uur € 3.175 4 uur € 2.964               4 uur € 3.628 4,5 uur € 3.335           4,5 uur € 4.081 5 uur € 3.705               5 uur € 4.535 5,5 uur € 4.076           5,5 uur € 4.988 6 uur € 4.446               6 uur € 5.442 6,5 uur € 4.817           6,5 uur € 5.895 7 uur € 5.187               7 uur € 6.349 7,5 uur € 5.558           7,5 uur € 6.802 8 uur € 5.928               8 uur € 7.256 8,5 uur € 6.299           8,5 uur € 7.709 9 uur € 6.669               9 uur € 8.162 9,5 uur € 7.040           9,5 uur € 8.616 10 uur € 7.410           10 uur € 9.069

Bedragen zijn naar boven afgerond.Er is uitgegaan van een uurloon van € 14,25 (categorie 1) en € 17,44 (categorie 2).Bij additionele uren boven 10 wordt op basis van de hardheidsclausule een bedrag van respectievelijk € 14,25 (1) en € 17,44 (2) gehanteerd. 

Artikel 3.3 Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget

Bij de toekenning van een bruto-persoonsgebonden budget worden de aanvrager de volgende verplichtingen opgelegd:a. De aanvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin tenminste de volgende afspraken zijn opgenomen:1. Declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend.2. Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt en wordt door deze persoon ondertekend.3. Een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.b. De aanvrager bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaar en stelt kopieën hiervan desgevraagd ter beschikking van het college. 

Artikel 3.4 Overgangsregeling

Ten aanzien van cliënten, die vóór 1 januari 2010 gebruik maken van een alfahulp via de zorgaanbieder en ook voor de periode na 1 januari 2010 kiezen voor deze alfahulp, en tevens gebruik maken van de servicefunctie van de zorgaanbieder, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op € 12,20 per uur.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Verhuis en herinrichtingskosten

De tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen bedraagt € 1.815,00 

Artikel 4.2 Het financiële tegemoetkoming voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen of uitraaskamer.

  • 1

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (incl. onderhoudskosten) wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de codelijst verkorte procedure woningaanpassingen. Indien de codelijst niet van toepassing is, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de goedgekeurde geaccepteerde offerte (conform het programma van eisen).  

  • 2

    De realisering van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub b kan uitsluitend plaatsvinden door een erkend bedrijf. Hiervan is sprake indien het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en voorzien is van een BTW-nummer. Het zelf uitvoeren van werkzaamheden is niet toegestaan, tenzij hiervoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 3

    Indien de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub c van de verordening bestaat uit een woningsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen.

Artikel 4.3 Bijzondere bepalingen financiële tegemoetkoming voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen of uitraaskamer

  • 1

    a. Bij een woningaanpassing tussen de € 5000,- en € 10.000,- bestaat er de verplichting één offerte te vragen.b. Bij een woningaanpassing boven de € 10.000,- bestaat er de verplichting twee offertes te vragen 

  • 2

    Indien de aanvrager niet de eigenaar is van de woning waarin de voorziening dient te worden aangebracht, wordt, conform artikel 7 lid 2 van de wet, verleend, bevoorschot en betaald aan de eigenaar van de woning.

  • 3

    Bij woonvoorzieningen die een bedrag van € 5.000,- overschrijden, verklaart de woningeigenaar, na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget, dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

Artikel 4.4 Verstrekken roerende woonvoorzieningen

Roerende woonvoorzieningen kunnen zowel in natura als middels een persoonsgebonden budget verstrekt worden. Onder roerende woonvoorzieningen wordt in ieder geval verstaan: trapliften, mobiele tilliften, complexe douche- toiletstoelen, douchebrancards, badplanken, badliften.

Artikel 4.5 Vaststelling hoogte vergoeding woonvoorzieningen

De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de geaccepteerde offerte(s).

Artikel 4.6 Vaststelling afschrijvingstermijn en vermogensdrempel woningaanpassingen eigen woning

  • 1

    De in artikel 22 van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen genoemde afschrijvingstermijn is 10 jaar. De kosten van de woningaanpassing dienen als volgt te worden terugbetaald:• voor het eerste jaar 100% van de kosten van de woningaanpassing, • voor het tweede jaar 90% van de kosten van de woningaanpassing, • voor het derde jaar 80% van de kosten van de woningaanpassing, • voor het vierde jaar 70% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het vijfde jaar 60% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het zesde jaar 50% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het zevende jaar 40% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het achtste jaar 30% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het negende jaar 20% van de kosten van de woningaanpassing,• voor het tiende jaar 10% van de kosten van de woningaanpassing, in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. 

  • 2

    Het eerste lid is niet van toepassing indien de woning wordt verkocht aan de gehandicapte voor wie de aanpassingen zijn aangebracht of een andere gehandicapte aan wie op grond van de verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen een vergelijkbare voorziening zou zijn toegekend

  • 3

    Het bedrag van het in de woning gebonden vermogen bedoeld in artikel 22 lid 2 van de verordening is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 34 lid 2 sub d van de Wet werk en bijstand.

  • 4

    Het bedrag van de totale noodzakelijk geachte woningaanpassingen bedoeld in artikel 22 lid 4 sub a is € 10.000,-.

Artikel 4.7 Hoogte niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening

Indien de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub c van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen bestaat uit een woningsanering, wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking en gordijnen. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt bepaald aan de hand van de normbedragen zoals genoemd in het verstrekkingenboek met een maximum van € 1.000,00.

Artikel 4.8 Kosten onderhoud, keuring en reparatie

a. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 16 onder a van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen komen in aanmerking voor vergoeding indien deze betrekking hebben op:a stoelliften;b rolstoel- of plateauliften;c woonhuisliften;d hefplateauliften;e balansliften;f de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;g elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;h toiletten voorzien van een onderspoel- en föhninrichting

b. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 16 onder a van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. 

Artikel 4.9 Kosten tijdelijke huisvesting

De hoogte van een door het college te verlenen woonvoorziening als bedoeld in artikel 16 onder b van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de Huurtoeslag.

Artikel 4.10 Kosten huurderving

De hoogte van de vergoeding in de kosten van huurderving als bedoeld in artikel 16 onder c en artikel 20, lid 1 van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen is gelijk aan de hoogte van de kale huur van de woning, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor individuele vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. Vergoeding voor onderhoud wordt berekend over de periode van de economische levensduur van de voorziening.

Artikel 5.2 Inkomensgrenzen vervoersvoorzieningen

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 26 van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen, is gelijk aan de bedragen uit onderstaand overzicht. Er bestaat dan geen recht op een al dan niet aangepaste bruikleenauto, al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, financiële tegemoetkoming voor gebruik eigen auto of taxi en medische begeleiding tijdens het vervoer.

De inkomensgrens als bedoeld in artikel 26 van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen, bedraagt per jaar netto inclusief vakantiegeld: 1. voor alleenstaanden jonger dan 65 jaar € 10.956,72;2. voor alleenstaanden die 65 jaar of ouder zijn € 12.043,92;3. voor alleenstaande ouders jonger dan 65 jaar € 14.087,16;4. voor alleenstaande ouders die 65 jaar of ouder zijn € 15.131,28;5. voor gehuwden, beiden jonger dan 65 jaar € 15.652,44;6. voor gehuwden, waarvan een van de partners 65 jaar of ouder is € 16.555,92;7. voor gehuwden, beiden 65 jaar of ouder € 16.555,92;8. voor alleenstaande verblijvend in een inrichting € 4.013,40;9. voor gehuwden verblijvend in een inrichting € 6.393,12. 

Artikel 5.3 Hoogte van de forfaitaire vervoerskostenvergoeding auto, (rolstoel)taxi

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 23 onder d van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen is een forfaitaire (gemaximeerde) vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen:a voor gebruik van een collectief vervoerssysteem wordt géén financiële tegemoetkoming verstrekt;b voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een normbedrag van € 300,00;c voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 300,00;d voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi wordt een financiële tegemoetkoming beschikbaar gesteld, tot een maximum van 1500 km per jaar, op declaratiebasis, waarbij de eerste 150 km niet voor vergoeding in aanmerking komen;e voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi wordt een financiële tegemoetkoming beschikbaar gesteld, tot een maximum van 1500 km per jaar, op declaratiebasis, waarbij de eerste 150 km niet voor vergoeding in aanmerking komen;f indien een gehandicapte naast een vervoersvoorziening in natura een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi, bruikleenauto of eigen auto ontvangt wordt de tegemoetkoming als bedoeld onder b t/m e met 1/3 deel gekort; 

Artikel 5.3.1 Samenvallende vervoersbehoefte

Voor zover de behoeften van partners samenvallen op het gebied van taxi en rolstoeltaxi, en gebruik moet worden gemaakt van dezelfde voorziening bedraagt de tegemoetkoming voor beiden maximaal 1,5 x 1500 km.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget rolvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief kosten van onderhoud. Vergoeding voor onderhoud wordt berekend over de periode van de economische levensduur van de voorziening.

Artikel 6.2 Kosten reparatie

De hoogte van een vast te stellen persoonsgebonden budget in de kosten van reparatie van een individuele rolstoelvoorziening is gelijk aan het factuurbedrag.

Artikel 6.3 Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.450,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 7.1 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek ex artikel 33 van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen indien van toepassing aandacht besteed aan:a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.Deze bevindingen worden door het college bij de besluitvorming en de motivering van het besluit betrokken. 

Artikel 7.2 Heronderzoeken

  • 1

    Jaarlijks kan het college een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op een voorziening die is toegekend op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen.

  • 2

    Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat belanghebbende niet langer recht heeft op de voorziening op grond van de Verordening individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen, trekt het college de toekenningsbeschikking in.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding nieuw besluit en intrekking oude besluiten

  • 1

    Het besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen van 1 januari 2009 van de gemeente Helden en de gemeente Meijel wordt ingetrokken

  • 2

    Dit besluit treedt in werking de eerste dag na bekendmaking van het besluit

Artikel 8.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit nadere regels individuele voorzieningen voor mensen met beperkingen

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas,

 

 

de gemeentesecretaris/directeur,                         de burgemeester,drs. H. Mensink                                                         W.J.G. Delissen-van Tongerlo