Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Culemborg

Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Culemborg
Officiële naam regelingVerordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010
CiteertitelVerordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201024-03-2012nieuwe regeling

20-05-2010

Culemborgse Courant, 29-09-2010

Geen.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Culemborg, gelet op de artikelen 5, 15 eerste lid en 19 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning, alsmede op artikel 108 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot compenseren van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4° , 5° en 6° in de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie;

BESLUIT

Vast te stellen de

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE CULEMBORG 2010.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg;

  • b.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    Compensatieplicht: de algemene verplichting die de wet geeft aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek te ondersteunen door het treffen van voorzieningen zodat deze in staat is zelfstandig een huishouden te voeren, zich kan verplaatsen in en om de woning, beschikt over vervoersmogelijkheden, andere mensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan. Uitgangspunt hierbij is hun zelfredzaamheid te behouden en hen in staat te stellen maatschappelijk te participeren;

  • d.

    Beperkingen: problemen die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • e.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten die te maken hebben met zijn maatschappelijke participatie. Dit kan zich ondermeer uiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • f.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder b van de wet

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • h.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling die een snelle en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het College vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • l.

    Inkomen:

    • 1.

      Het verzamelinkomen of het belastbare loon van de aanvrager;

    • 2.

      het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

    • 3.

      het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet;

  • m.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • n.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.3 onder a van de Verordening, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • o.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • p.

    Algemeen gebruikelijk: een voorziening is algemeen gebruikelijk voor een persoon als de voorziening in de reguliere handel verkrijgbaar is en niet substantieel duurder is dan een gewone voorziening. De voorziening is niet specifiek voor personen met een beperking bedoeld.

    • volgens jurisprudentie

    • naar geldende maatschappelijke normen

  • q.

    Adequaat, goedkoopst: wat volgens objectieve maatstaven verantwoord en toereikend is en niet duurder dan noodzakelijk;

  • r.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • s.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • t.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het College verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • u.

    Hoofdverblijf: De woonruimte, bestemt en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien het een aanvrager met een briefadres is;

  • v.

    Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen verplaatst kan worden;

  • w.

    Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te beoordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen;

  • x.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woonruimte, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de persoon met een beperking vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • y.

    Woningaanpassing: een ingreep van bouwkundige of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die de persoon met een beperking in het normale gebruik van de woonruimte ondervindt, of op het creëren van stallingruimte voor een elektrische rolstoel of scootermobiel, ofwel op het realiseren of aanpassen van een uitraasruimte;

  • z.

    Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet in achtneming van de inkomensgrens;

  • aa.

    Tegenwaarde: het bedrag uitgedrukt in geld wat de gemeente betaalt bij verstrekking in natura;

  • bb.

    Hulp bij huishouden: het ondersteunen bij of overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

Artikel 1.2 Doelgroep

De doelgroep van deze verordening zijn personen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem voor wie ondersteuning noodzakelijk is ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder g. 5˚ en 6˚, onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de wet.

Artikel 1.3 Compensatieplicht

Het College biedt personen uit de doelgroep bedoeld in artikel 1.2 voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen:

  • a.

    een huishouden te voeren;

  • b.

    zich te verplaatsen in en om de woning;

  • c.

    zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

  • d.

    mensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Artikel 1.4 Beperking reikwijdte verordening

  • 1.

    Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan of het voeren van het huishouden, tenzij het kortdurende hulp bij het huishouden betreft na een ziekenhuisopname, het op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als een adequate, goedkope voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid onder sub c, kan in overeenstemming met de wensen van de aanvrager een duurdere voorziening worden verstrekt waarbij de meerkosten voor rekening van de aanvrager komen.

  • 3.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      als er een algemene voorziening is die gezien de aard en omvang van de beperkingen van de persoon, als passend en toereikend wordt beoordeeld;

    • c.

      voor zover bij of krachtens enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • d.

      indien de aanvrager zelf in staat is om de beperkingen op te heffen;

    • e.

      indien een voorziening als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is verstrekt en de normale afschrijvingsduur van dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen of door wijzigingen in de situatie van de persoon met beperkingen waardoor de voorziening niet langer als adequaat kan worden beoordeeld.

    • f.

      indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Culemborg, zoals bedoeld in de artikelen 10, eerste lid en 11 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 1.5 Beleidsregels

Ter uitvoering van deze verordening stelt het College in het Besluit maatschappelijke ondersteuning nadere regels over de voorzieningen, de vorm waarin deze kunnen worden verstrekt, de hoogte van de financiële tegemoetkoming, de hoogte van het persoonsgebonden budget en de hoogte van de eigen bijdrage.

HOOFDSTUK 2 VORM VAN DE TE VERSTREKKEN VOORZIENING

Artikel 2.1 Keuzevrijheid

  • 1.

    Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura of als persoonsgebonden budget. De aanvrager kiest voor een voorziening in natura of een pgb. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als:

  • 2.

    de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager het onwaarschijnlijk maken dat aan de eisen die in of op grond van deze verordening ten aanzien van de verstrekking van het persoonsgebonden budget worden gesteld volgens artikel 2.2 van het Besluit, kan worden voldaan;

  • 3.

    er een algemene voorziening beschikbaar is waarmee wordt voldaan aan de compensatieplicht.

  • 4.

    Indien er twijfel bestaat of een aanvrager op grond van zijn persoonlijke eigenschappen in staat is te voldoen aan de eisen die in of op grond van deze verordening ten aanzien van de verstrekking van het persoonsgebonden budget worden gesteld, vraagt het College om advies bij de door hen daartoe aangewezen adviesinstantie.

  • 5.

    Voor diensten en voorzieningen waarvoor op grond van deze verordening een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.1 sub o wordt toegekend, wordt geen voorziening in natura verstrekt.

Artikel 2.2 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst van de gemeente Culemborg van toepassing.

Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 2.

    het persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

  • 3.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is, met uitzondering van een persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de wet op de loonbelasting 1964, maximaal de tegenwaarde van de aanschafkosten, van de in de betreffende situatie adequaat, goedkoop te verstrekken voorziening, van de waarde in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg;

  • 4.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het College bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg;

  • 5.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 6.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de voorziening moet voldoen waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

  • 7.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de budgethouder.

  • 8.

    Het College neemt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning voorschriften op ten aanzien van de verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget door de budgethouder.

Artikel 2.4 Eigen bijdrage en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd en wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het College bepaalt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg in welke gevallen de eigen bijdrage wordt opgelegd en de hoogte van de eigen bijdrage of eigen aandeel.

Artikel 2.5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg van toepassing.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het College, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening voor hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura of;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Een persoon met een beperking kan voor de in artikel 3.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien het voor deze persoon onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen, aangezien deze persoon:

    • a.

      aantoonbare beperkingen heeft op grond van ziekte of gebrek; of

    • b.

      problemen ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking komen als

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, zoals vastgelegd in het protocol gebruikelijk zorg. Het protocol gebruikelijke zorg wordt bij de AWBZ toegepast. De gemeente neemt dit protocol over en indiceert de huishoudelijke verzorging op dezelfde wijze.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. Bij de beschikking kan op grond van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg opgenomen regels een bandbreedte worden aangegeven waarbinnen van het vastgesteld aantal uren kan worden afgeweken.

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget (pgb).

Het bedrag per uur dat in de vorm van het pgb wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het College vastgesteld en bepaalt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen

Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden kan het College de volgende woonvoorzieningen verstrekken:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2 Soorten individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    De in artikel 4.1 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte;

    • e.

      onderhoud en reparatie;

    • f.

      huurderving/tijdelijke huisvesting;

    • g.

      verwijderen van woonvoorzieningen.

  • 2.

    De voorziening zoals bedoeld in het eerste lid kan ook worden toegekend indien sprake is van een woonwagen in de zin van artikel 1 van de Woonwagenwet of een woonschip als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Woonwagen en Woonschepen. De eigen bijdrage of eigen aandeel zoals opgenomen in artikel 2.4 in de verordening is alleen van toepassing op bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen van koopwoningen.

Artikel 4.3 Woon- en verblijfruimten waarvoor geen voorziening wordt verstrekt

De bepalingen in hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing (op artikel 4.2 lid b t/m g) op het treffen van voorzieningen aan onzelfstandig woonruimte in de betekenis van de Wet op de huurtoeslag, hotel/pensions, trekkerswoningen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur. Dit geldt tevens voor voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen die specifiek bedoeld zijn voor personen met een beperking en ouderen waarvan de noemenswaardige meerkosten in de (nieuw)bouw of renovatie meegenomen hadden kunnen worden.

Artikel 4.4 Het recht op een woonvoorziening (primaat van verhuizen en de uitraasruimte)

  • 1.

    Het primaat van verhuizen wordt opgelegd als:

  • er een aangepaste woning beschikbaar is;

  • en de persoonlijke situatie van cliënt het mogelijk maakt;

  • en de aanpassing geen adequaat, goedkope oplossing is.

  • 2.

    Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 1 onder a. van deze verordening in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen door zieke of gebrek, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 3.

    Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 1 onder b. van deze verordening in aanmerking komen indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de adequate, goedkope voorziening is en de voorziening gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen.

  • 4.

    Een persoon met een beperking kan voor een woonvoorziening in de vorm van een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard zoals bedoeld in artikel 4.2 lid 1 onder c. van deze verordening in aanmerking komen indien de in het eerste lid en tweede lid genoemde voorzieningen niet te realiseren zijn of niet de meest adequaat goedkope voorzieningen zijn en wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 5.

    Voor een woonvoorziening in de vorm van een uitraasruimte kan iemand in aanmerking komen als hij vanwege een gedragsstoornis als gevolg van een handicap ernstig ontremd gedrag vertoont en hij hierdoor een dergelijke ruimte nodig heeft om zich met een zekere regelmaat af te kunnen zonderen om tot rust te komen.

  • 6.

    Er wordt alleen voor koopwoningen een eigen bijdrage voor een bouwkundige woningaanpassing zoals bedoeld in artikel 1.1 onder k opgelegd.

Artikel 4.5 Aanvullende voorwaarden voor afwijken primaat verhuizen

Het primaat van verhuizen komt te vervallen indien naar het oordeel van het College de verhuizing:

  • a.

    naar een voor de persoon met een beperking betaalbare woonruimte niet binnen een redelijke termijn te realiseren is;

  • b.

    ten koste zou gaan van (mantel)zorg, zonder welke de persoon met een beperking niet zelfstandig kan wonen;

  • c.

    leidt tot een substantiële aantasting van het sociale netwerk van de persoon met een beperking.

  • d.

    de persoon met een beperking noodzaakt tot de verkoop van diens woning over te gaan en als gevolg daarvan een aanzienlijk vermogensverlies geleden wordt.

Artikel 4.6 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning zal het College een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.7 Hoofdverblijf (en het bezoekbaar maken van een andere woonruimte).

  • 1.

    Het College verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de persoon met een beperking zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het bezoekbaar maken van een woonruimte indien de persoon met een beperking zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

  • 3.

    Onder bezoekbaar maken wordt verstaan dat de woonruimte, de woonkamer en een toilet voor de persoon met een beperking bereikbaar zijn en dat het toilet bruikbaar is.

  • 4.

    De onder lid 2 genoemde financiële tegemoetkoming wordt slechts verleend indien:

    • a.

      de persoon met een beperking de woonruimte bezoekt;

    • b.

      niet al een andere woonruimte bezoekbaar is gemaakt;

    • c.

      de bezoekbaar te maken woning zich in de gemeente Culemborg bevindt;

    • d.

      de gemeente waar de persoon met een beperking zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de persoon met een beperking al een woning bezoekbaar is gemaakt.

  • 5.

    De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming van het bezoekbaar maken van de in lid 3 genoemde woonruimte wordt bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

Artikel 4.8 Voorwaarden voor een financiële tegemoetkoming in verhuis en herinrichtingskosten

  • 1.

    Het College verstrekt aan een persoon met een beperking een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizen en inrichting, zoals bedoeld in artikel 4.2 a, wanneer aantoonbare beperkingen door ziekte en gebrek of een andere belangrijke reden waaronder wijziging in de leefsituatie die het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon met een beperking kan alleen voor een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting, wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de persoon met een beperking, verhuist naar een woning die naar het oordeel van het College geschikt is. Hieronder wordt verstaan een woning waarin degene geen belemmeringen ondervindt of die met geringe aanpassing geschikt te maken is;

    • b.

      de persoon met een beperking verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar te bewonen;

    • c.

      de persoon met een beperking verhuist niet naar een AWBZ inrichting;

    • d.

      de verhuizing vindt plaats na de indiening van de aanvraag voor de financiële tegemoetkoming en na het moment waarop de noodzaak van de verhuizing door het College bij besluit werd vastgesteld;

    • e.

      de persoon de woning vrijmaakt ten behoeve van een persoon met een beperking. De gemeente streeft naar hergebruik van aangepaste woningen.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting, wordt niet verstrekt indien de huidige woning adequaat kan worden aangepast voor een bedrag dat lager is dan de tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten.

  • 4.

    De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten wordt bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

Artikel 4.9 Gronden voor weigering

De woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen reden was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het College;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders, het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • f.

    de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud aan de woning:

  • g.

    de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd.

Artikel 4.10 Anti-speculatiebeding

De eigenaar, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na datum van de gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het College hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

De hoogte van de restitutie wordt bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning

gemeente Culemborg.

Artikel 4.11 Het verwerven van grond

Als de woningaanpassing is het uitbreiden van een bestaande woning, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning, kan het College een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Culemborg.

Artikel 4.12 Aanvang werkzaamheden en toezicht

Het College verleent een financiële tegemoetkoming indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt en/of indien al wel een koop- of huurcontract is getekend voordat de aanvraag is ingediend, waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, zonder toestemming van het College;

  • b.

    de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b genoemde personen alle gevraagde inlichtingen (inclusief een getekend huur- of koopcontract) en bescheiden worden verstrekt welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 4.13 Gereedmelding, vaststellen en uitbetalen financiële tegemoetkoming

Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening, uiterlijk binnen 1 jaar na het toekennen van de (voorlopige) financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

De gereedmelding gaat vergezeld met een verklaring dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. De rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de verrichte werkzaamheden zijn ontvangen. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

De vergoeding van de woningaanpassing, genoemd in artikel 4.2 wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woning. Of rechtstreeks aan de leverancier, na toestemming van de woningeigenaar.

Artikel 4.14 Financiële tegemoetkoming voor onderhoud, keuring en reparatie

Het College verleent slechts een financiële tegemoetkoming, zoals genoemd in artikel 4.2 onder e, in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van deze verordening of in het kader van de Regeling Geldelijk Steun Huisvesting Gehandicapten (R.G.S.H.G.);

  • b.

    de persoon met een beperking ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont;

  • c.

    de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring of reparatie het bedrag zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg niet te boven gaat.

Artikel 4.15 Financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming wordt verleend, zoals genoemd in artikel 4.2 onder f, uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 2.

    de persoon met een beperking heeft ten gevolge van de woningaanpassing dubbele woonlasten;

    • a.

      de persoon met een beperking heeft redelijkerwijs niet kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft, en

    • b.

      de kosten van tijdelijke huisvesting worden gemaakt in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige of niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

    • c.

      De financiële tegemoetkoming wordt over een periode van maximaal zes maanden verstrekt.

  • 3.

    Voor vergoeding komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking tot het genoemde maximum bedrag zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

Artikel 4.16 Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan het bedrag zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg is aangepast, verleent het College een financiële tegemoetkoming aan de eigenaar van de woning in verband met verlies van huurinkomsten.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt over een periode van maximaal zes maanden verstrekt, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 3.

    Voor vergoeding komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking tot het genoemde maximum bedrag zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

Artikel 4.17 Kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen

Het College verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen, zoals genoemd in artikel 4.2 onder g, indien:

  • a.

    de woning langer dan zes maanden leeg staat tenzij

  • b.

    bekend is dat binnen een periode van drie maanden na het verstrijken van de termijn genoemd onder a een persoon met een beperking in aanmerking voor de woning zal komen; of

  • c.

    de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een persoon zonder beperking te verhuren.

HOOFDSTUK 5 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het College, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    Een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening of scootermobielpool;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening.

Artikel 5.2 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1, onder b, c en d vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a, onmogelijk maken;

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a, niet aanwezig is.

Artikel 5.3 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht. Een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten komen dan niet in aanmerking voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.4 Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2.

    In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een maximum tot 2000 kilometers per jaar mogelijk maken.

Artikel 5.5 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Een persoon met een beperking kan voor een vervoersvoorziening als onder 5.1 onder a vermeld in aanmerking komen wanneer aantoonbare belemmeringen, als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 lid l hoger is dan 1,2 maal het sociaal minimum wordt geen voorziening in natura of financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten verstrekt.

  • 3.

    Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,2 maal het sociaal minimum, terwijl op medische gronden uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een individuele rolstoeltaxi, wordt ten hoogste het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de tegemoetkoming voor het gebruik van de rolstoeltaxi vergoed.

  • 4.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen en beiden een aanvraag hebben ingediend, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening vergoed.

Artikel 5.6 Kosten gehandicaptenparkeerkaart

De kosten van een medische keuring voor een aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart, zoals bedoeld het kader van artikel 49, eerste lid, van het besluit Administratieve Bepalingen inzake wegverkeer, worden alleen vergoed indien de gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt. De hoogte van de genoemde kosten zijn bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg.

Artikel 5.7 Primaat algemene scootermobielpool bij incidenteel gebruik

De persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor de in artikel 5.1 onder a vermelde voorziening als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Er sprake is van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek de persoon niet in staat is maximaal 100 meter te lopen;

  • 2.

    De persoon met beperking zich veilig kan voortbewegen met een scootermobiel in het verkeer;

  • 3.

    Er sprake is van een beperkte vervoersbehoefte met een scootermobiel met een frequentie van 1 tot 2 maal per week;

  • 4.

    De persoon met beperking bewoner is van het wooncomplex waar de scootermobielpool zich bevindt.

Artikel 5.8 Open elektrische buitenwagen (scootermobiel)

De persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een open elektrische buitenwagen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 

  • a.

    Er is sprake van een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving (twee tot drie kilometer) van de woning in het kader van de maatschappelijke participatie van de persoon met een beperking;

  • b.

    De persoon met een beperking kan maximaal 100 meter lopen en de persoon met een beperking is voornemens de scootermobiel regelmatig te gaan gebruiken; 

  • c.

    De persoon met een beperking beschikt over voldoende verkeersinzicht om op veilige en verantwoorde wijze zich met de scootermobiel in het dagelijks verkeer te begeven.

Artikel 5.9 Een ander verplaatsingsmiddel

Een voorziening in de vorm van een specifiek voor personen met een beperking bedoeld verplaatsingsmiddel kan worden verstrekt indien:

  • a.

    de persoon met een beperking, door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van het onder artikel 5.1. onder a van deze verordening;

  • b.

    de persoon met een beperking zonder de voorziening, door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek, niet in staat is zich geheel zelfstandig en in eigen tempo over een afstand van circa 800 meter te verplaatsten;

  • c.

    het verplaatsingsmiddel niet algemeen gebruikelijk is.

Artikel 5.10 Autoaanpassingen

Autoaanpassingen kan op medische gronden worden verstrekt als blijkt dat betrokkene voor zijn vervoer op medische gronden is aangewezen op de auto. Een autoaanpassing wordt slechts in zeer uitzonderlijke situaties als goedkoopst, adequate oplossing aangemerkt en alleen wanneer een taxi en/of rolstoeltaxivergoeding geen adequate oplossing is. Voorwaarde is dat het geen algemeen gebruikelijke aanpassing is.

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het College, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een (sport) rolstoelvoorziening, onderhoud, reparaties en noodzakelijke aanpassingen

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening, onderhoud, reparaties en noodzakelijke aanpassingen.

Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1 onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden

Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2 lid 1 en lid 2 komt een persoon komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Artikel 6.4 De verstrekking van een (sport)rolstoelvoorziening

  • 1.

    Een persoon met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer de persoon met een beperking door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate aangewezen is op zittend verplaatsen in en om de woonruimte en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon met een beperking komt in aanmerking voor een sportrolstoel indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

  • 3.

    Een (sport) rolstoel wordt alleen verstrekt als pgb.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 7.1 Indienen van de aanvraag.

  • 1.

    Een aanvraag voor een voorziening moet schriftelijk te worden ingediend door middel van een door het College beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag moet worden ingediend bij het Wmo loket op het stadskantoor te Culemborg.

  • 3.

    De aanvrager moet desgevraagd een geldig identiteitsbewijs overleggen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 7.2 Beschikking

Indien een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming of voorziening betrekking heeft, de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende moet voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden overgegaan.

Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

  • 1.

    Het College is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het College te bepalen plaats en tijdstip en nadere informatie op te vragen;

    • b.

      op een door het College te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het College vraagt een onafhankelijk adviesorgaan om advies indien de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen en/of het College dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    De beschikking vermeldt op welke wijze in dat individuele geval wordt bijgedragen aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.

Artikel 7.4 Samenhangende afstemming.

  • 1.

    Om de samenhang van individuele voorzieningen af te stemmen op de situatie van de aanvrager kan het College onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

  • 2.

    Het College is bevoegd om, voor zover dit met de samenhang van de individuele voorzieningen op de situatie van de aanvrager van belang is:

    • a.

      degene door wie een aanvraag is ingediend op te roepen in persoon te verschijnen op een door het College te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het College te bepalen plaats en tijdstip met de aanvrager en door het College en de aanvrager gezamenlijk aan te wijzen derden te overleggen over de ondersteuning van de aanvrager.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het College die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor het samenhangend afstemmen van de individuele voorzieningen op de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.5 Beslistermijnen

  • 1.

    Het College besluit op een aanvraag voor een voorziening binnen 12 weken na ontvangst daarvan;

  • 2.

    Indien voor een beoordeling of de aanvrager in aanmerking kan worden gebracht voor een voorziening een medisch onderzoek nodig is, beslist het College binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag;

  • 3.

    Het College kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen. Hiervan doet het College voor afloop van de in het eerste en tweede lid gestelde termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 7.6 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan

het College mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.7 Heronderzoek/herindicatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, moet medewerking verlenen aan een heronderzoek/herindicatie. Bij een heronderzoek/herindicatie wordt de situatie opnieuw bekeken en beoordeeld.

Artikel 7.8 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

Het College trekt een beschikking waarbij een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget op grond van deze verordening is toegekend geheel of gedeeltelijk in indien:

  • a.

    niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de gegevens op grond waarvan de beschikking is afgegeven zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    blijkt dat de tegemoetkoming of het persoongebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de tegemoetkoming is verleend;

  • d.

    anderszins de tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget ten onrechte of tot een hoger bedrag is verleend dan in redelijkheid was te verwachten;

  • e.

    Een besluit tot verlening van een voorziening kan worden ingetrokken indien op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis alsnog een vergoeding voor die voorziening is verstrekt.

Artikel 7.9 Terugvordering

  • 1.

    Het College vordert de op grond van deze verordening verstrekte financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug indien zij het besluit waarbij deze voorziening is toegekend heeft ingetrokken ingevolge artikel 7.8.

  • 2.

    Het College vordert, hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, terug voor zover de persoon aan wie de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget is verstrekt dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen.

  • 3.

    Terugvordering als bedoeld in het tweede lid vindt niet plaats, indien de onverschuldigde betaling plaatsvond meer dan twee jaar voor de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

  • 4.

    Indien de persoon van wie wordt teruggevorderd op basis van dit artikel, ook na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, in gebreke blijft het teruggevorderde bedrag terug te betalen wordt dit bedrag verhoogd met de wettelijke rente en de kosten van incasso.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Beslissing College in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College voor zover dit mogelijk is binnen de door de verordening aangegeven grenzen. Hiermee houdt zij rekening met jurisprudentie en beginselen in de wet.

Artikel 8.3 Overgangsregeling

  • 1.

    Op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening voor een voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en waarover nog geen besluit is genomen, wordt beslist overeenkomstig het bepaalde in deze verordening, tenzij de Verordening Wmo 2007 voor de aanvrager gunstiger is;

  • 2.

    Voor toegekende voorzieningen geldt een overgangsregeling van 3 maanden. De overgangsregeling treedt in werking nadat een besluit genomen is op grond van de nieuwe verordening.

  • 3.

    Besluiten over bezwaar- en beroepsschriften gericht tegen enige beschikking die is genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, worden genomen overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8.4 Indexering

Het College kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de hierop gebaseerde Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg genoemde bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.5 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Hierbij worden de raden betrokken. Het College zendt hiertoe telkens na 1 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk. De raden (gehandicaptenraad, seniorenraad en cliëntenraad) worden hierbij om advies gevraagd.

Artikel 8.6 Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na vaststelling door de gemeenteraad.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 40, eerste lid onder c van de wet wordt na vaststelling door de gemeenteraad de Wmo verordening Culemborg 2007 ingetrokken.

Artikel 8.7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Culemborg, op 26 mei 2010

De griffier De voorzitter

P. L. Peters R. van Schelven