De raad der gemeente Culemborg;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september
2002
gelet op artikel 149 van de gemeentewet en artikel 6 van de
Wegenverkeerswet,
besluit :
vast te stellen de volgende verordening:
Parkeerverordening 2002
Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
RVV 1990: het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli
1990, Stb. 459;
- b.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV
1990;
- c.
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV
1990;
- d.
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten
staan van eenvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is
voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op
binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande
terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan ingevolge
een wettelijke voorschrift is verboden;
- e.
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een
voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een
motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de
Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens
als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het
motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het
register was ingeschreven;
- f.
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van
verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting
overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
- g.
parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij
parkeerapparatuur;
- h.
belanghebbendeplaats: een parkeerplaats die:
- 1.
is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of
- 2.
gelegen is binnen een zone, voor zover deze plaats niet is
uitgezonderd; vergunning:
- i.
een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens
welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe
aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;
- j.
vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een
vergunning is verleend.
- k.
huishouden: een op het woonadres woonachtige eenheid van één of meer
in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven inwoners van de
gemeente
Artikel 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en
vergunningbewijzen
Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit,
- a.
weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor vergunninghouders.
- b.
de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders
is toegestaan.
Artikel 3 Vergunningen
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek
een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen
of op parkeerapparatuurplaatsen.
- 2.
Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een
motorvoertuig wanneer deze:
- a.
woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door
vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig
zijn, dan wel
- b.
een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar
belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te
gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die kan
aantonen dat het in het belang van diens beroeps- of
bedrijfsuitoefening noodzakelijk in dat gebied een motorvoertuig te
parkeren.
- 3.
De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in
het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de
eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder
lid 2 onder a genoemde voorwaarde.
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een
vergunning ook één van de in tweede lid genoemde voorwaarden.
- 5.
Een vergunning wordt geweigerd wanneer de aanvrager woont c.q. werkt
in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort
in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke
richtlijnen.
- 6.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ten gunste
van de aanvrager afwijken van het gestelde in lid 5.
- 7.
Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met
betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking
tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.
- 8.
Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere
voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en
beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van
een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.
Artikel 4 Vorm vergunning
- 1.
De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:
- a.
de periode waarvoor de vergunning geldt;
- b.
het gebied waarvoor de vergunning geldt;
- c.
de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het
motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.
- 2.
Een vergunning wordt ten hoogste één jaar verleend.
Artikel 5 Intrekking vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:
- a.
op verzoek van de vergunninghouder;
- b.
wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is
verleend, metterwoon verlaat of het daar uitoefende beroep of
bedrijf beëindigt;
- c.
wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden
die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
- d.
wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen
komt te vervallen;
- e.
wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de
vergunning verbonden voorschriften;
- f.
wanneer blijkt dat hij de aanvraag van de vergunning onjuiste
gegevens zijn verstrekt;
- g.
om redenen van openbaar belang
Artikel 6 Verplichtingen vergunninghouder
- 1.
Wanneer een vergunninghouder zijn/haar motorvoertuig parkeert op een
parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats, is deze
verplicht de parkeervergunning duidelijk zichtbaar achter de
voorruit van het motorvoertuig te plaatsen, op een zodanige wijze
dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar
is
- 2.
De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor
degene die parkeert op een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar
door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met
opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot
welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.
Artikel 7 Ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur
Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te
verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te
houden op een andere wijze, met andere middelen of andere mensen dan die
welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.
Artikel 8 Verbodsbepalingen
- 1.
Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te
plaatsen of te laten staan:
- a.
op een parkeerapparatuurplaats
- b.
op een belanghebbendenplaats
- 2.
Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op
zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te
laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt
belemmerd of verhinderd
- 3.
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren is
toegestaan, aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te
houden
- a.
- b.
zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de
vergunning
- c.
in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften
- 4.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde in het eerste en het derde lid
Artikel 9 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van
de eerste categorie.
Artikel 10 Opsporing
Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in
artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde
opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen
ambtenaren belast.
Artikel 11 Inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van
de maand na de datum van bekendmaking.
- 2.
De Parkeerverordening vastgesteld op 19 november 1992 laatstelijk
gewijzigd op 1 juli 1999 wordt op diezelfde datum ingetrokken
Artikel 12 Overgangsbepaling
Vergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening Culemborg blijven van
kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat
zij worden ingetrokken.
Artikel 13 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Parkeerverordening Culemborg
2002.