Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Culemborg

Reïntegratieverordening WWB 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Culemborg
Officiële naam regelingReïntegratieverordening WWB 2010
CiteertitelReïntegratieverordening WWB 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, WWB, WIJ en andere wetten

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012intrekking

09-12-2010

Culemborgse Courant 29-12-2010

109206.

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Culemborg ,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

gelet op de wet Stap dd. 29 december 2008 Staatsblad 590,

en de wet Verbetering Arbeidsmarktpositie Alleenstaande Ouders dd. 29 december 2008, staatsblad 595,

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

besluit

vast te stellen de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2010.

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      WIJ: Wet investeren in jongeren

    • c.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • d.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • e.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      BBZ: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

    • g.

      IOP: Individueel ontwikkelingsplan;

    • h.

      uitkeringsgerechtigde:de persoon met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • i.

      Anw-er: de persoon met een uitkering ingevolgde de Algemene nabestaandenwet die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven staat bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV);

    • j.

      Nugger: persoon zoals omschreven in artikel 6, onder a, van de wet die als werkzoekende zonder werk staat ingeschreven bij het UWVWerkbedrijf (voorheen het CWI);

    • k.

      WSW: de Wet sociale werkvoorziening;

    • l.

      ondersteuning: het geheel van activiteiten al dan niet onderdeel uitmakend van een volledig re-integratietraject en opgenomen in een door de aanvrager en de gemeente ondertekend individueel ontwikkelingsplan dat bijdraagt aan de inschakeling in de arbeid;

    • m.

      voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet; een instrument binnen een re-integratietraject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    • n.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid niet zijnde werk in het kader van de WSW, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimumloon en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk;

    • o.

      gesubsidieerde arbeid werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat met de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht; dit verschil wordt bekostigd uit de – aan de gemeente Culemborg – ter beschikking gestelde WWB-middelen;

    • p.

      werknemer in gesubsidieerde arbeid: de werknemer als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet.

    • q.

      duurzame uitstroom: Gedurende een dusdanige periode verzekeringsplichtige arbeid verrichten waardoor wordt voldaan aan het gestelde in artikelen 17, 17a, 17b en 17c van de werkloosheidswet. Met reguliere arbeid wordt gelijkgesteld het verrichten van arbeid als zelfstandige in een rechtmatig gevestigd, levensvatbaar beroep of bedrijf, mits gedurende eenperiode van 3 jaar geen beroep wordt gedaan op eenuitkering voor levensonderhoud ingevolge het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004; Met duurzame uitstroom wordt gelijkgesteld het gedurende een dusdanige periode verrichten van een dienstverband in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening indien perspectief op het verkrijgen van reguliere arbeid niet aanwezig is;

    • r.

      participatieladder: Meetinstrument op basis waarvan inzicht ontstaat in de mate waarin mensen participeren in de maatschappij. De participatieladder bestaat uit zes niveaus waarvan economische zelfstandigheid in de vorm van betaald werk het hoogste doel is. Maar ook meet de participatieladder welke klanten (gaan) werken met behoud van uitkering, vrijwilligerswerk verrichten of deelnemen aan een cursus;

    • s.

      het college:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg;

    • t.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Culemborg;

HOOFDSTUK 2 - BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht College

  • 1.

    Het college biedt aan de uitkeringsgerechtigde tot 65 jaar, de Nugger en de Anw-er alsmede de werknemer in gesubsidieerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is overeenkomstig van toepassing.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbenden, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid en/of maatschappelijke participatie.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en zorgt voor een evenwichtige aanpak binnen de verschillende doelgroepen.

  • 4.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5.

    Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

  • 6.

    Het college kan, in overeenstemming met het UWV en gelet op artikel 7 lid 3 van de WWB, de voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt.

  • 7.

    De voorzieningen die de gemeente in dit kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor een belanghebbende inzet, worden vastgelegd in een beschikking en een individueel ontwikkelingsplan.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    De volgende personen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde;

    • b.

      de Anw-er;

    • c.

      de Nugger;

    • d.

      de werknemer in de gesubsidieerde arbeid.

  • 2.

    Voor de Nugger en Anw-er geldt, dat slechts eenmalig aanspraak op ondersteuning en een noodzakelijk geachte voorziening bestaat, voor zover het partner inkomen niet meer bedraagt dan 130% van het netto Wettelijk Minimum Loon als bedoeld in artikel 37 Wwb.

  • 3.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, de beleidsregels en de uitvoeringsbesluiten.

  • 4.

    Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de verschillende personen alsmede een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen en personen.

  • 5.

    Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien er sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

Artikel 4 Verplichtingen van belanghebbende

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.

  • 4.

    Een persoon die deelneemt aan een voorziening is verplicht tot het verstrekken van inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject en/of een geschikt re-integratie-instrument.

Artikel 5 Criteria ontheffing arbeidsverplichting

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid en artikel 9a, van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a en 38 van de IOAW en artikel 37a en 38 van de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, van deze verordening genoemde verplichtingen, indien:

    • a.

      het betreft een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 5 jaar en die daartoe een verzoek indient en voldoet aan de bepalingen welke daarvoor zijn opgenomen in de WWB, IOAW of IOAZ.

    • b.

      belanghebbende om medische of dringende redenen niet in staat is om te werken.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts verleend voor een door het college vast te stellen periode.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

  • 4.

    In aansluiting op het gestelde in het eerste tot met het derde lid, kan aan een uitkeringsgerechtigde van 57½ jaar en ouder, op basis van een individuele beoordeling, ontheffing van de arbeidsplicht worden verleend, indien is beoordeeld dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te overbruggen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1.

    Elke persoon die op grond van artikel 3 aanspraak kan maken op ondersteuning zal, voor zover dit door het college noodzakelijk wordt geacht, een aanbod voor een voorziening worden gedaan gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Ten behoeve van de uitvoering kan de gemeente een nadere prioriteit toekennen aan bepaalde doelgroepen.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 4.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor door hen aan te wijzen specifieke voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budget-plafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 3 - VOORZIENINGEN

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, bij maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het college bepaalt welke voorzieningen in elk geval kunnen worden aangeboden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 3.

    Het college biedt jongeren die recht hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling een werkleeraanbod

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

  • 5.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van het re-integratiebeleid en de voorzieningen, als bedoeld in dit artikel, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      het aanbod van voorzieningen;

    • b.

      het aanbod van scholing of opleiding;

    • c.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • d.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • e.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • f.

      de aanvraag van- en de besluitvorming over subsidies;

    • g.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • h.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies;

    • i.

      de hoogte van het premiebedrag als bedoeld in artikel 10a lid 6 van de wet.

  • 6.

    Er wordt gebruik gemaakt van de participatieladder om het benodigde maatwerk te kunnen leveren. De volgende elementen maken – in de vorm van diverse voorzieningen – in ieder geval deel uit van het aanbod aan ondersteuning door het college:

    • a.

      ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

    • b.

      onderzoek door deskundigen;

    • c.

      scholing en onderwijs;

    • d.

      activiteiten met behoud van uitkering zoals vrijwilligerswerk, proefplaatsing en leerwerkstage;

    • e.

      stage waaraan een stagevergoeding kan worden verbonden;

    • f.

      een werkleeraanbod;

    • g.

      participatieplaatsen;

    • h.

      gesubsidieerd werk;

    • i.

      nazorg bij arbeidsinschakeling;

  • 7.

    Het college kan een uitkeringsgerechtigde die niet-direct bemiddelbaar is, een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden conform artikel 10a van de wet.

    • a.

      Het doel van de participatieplaats is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie en daarnaast werken aan belemmeringen opgeworpen door persoonsgebonden factoren.

    • b.

      De participatieplaats kan gecombineerd worden met een opleiding ter verkrijging van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt.

    • c.

      Deze participatieplaats duurt maximaal 24 maanden. Met de mogelijkheid van verlenging van twee maal één jaar.

    • d.

      Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

    • e.

      In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel en omvang van de participatieplaats alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 8.

    Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden conform artikel 10a van de wet door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces

    Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende;

    • c.

      de eventuele test van het scholingsinstituut

HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Verantwoording

Het college brengt eenmaal per jaar verslag uit aan de raad over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag sluit aan bij het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 2010

Deze verordening trekt de bestaande re-integratieverordening Wet Werk en bijstand gemeente Culemborg 2009 in.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Re-integratieverordening WWB 2010”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2010

De griffier, De voorzitter,

P.J. Peters R. van Schelven