Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Culemborg 2011-1 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Culemborg 2011-1 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Artikel 147, eerste lid, Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2011 | 22-11-2018 | Wijziging | 15-12-2011 Culemborgse Courant | Raadsvoorstel 1102083/82 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de daaraan liggende parkeerterreinen ;
bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet ;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet ;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2:5, eerste lid, hierover is bepaald.
Onder openbare plaats wordt verstaan: een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Grondwet.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2:3, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
Afdeling 5 Bruikbaarheid van openbare plaatsen
Artikel 2:10 A Voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie van die plaatsen
Artikel 2:10 D Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, niet geldt.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben indien:
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Een aanvraag voor een evenementvergunning moet acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft zijn ingediend, tenzij het evenement op grond van het derde lid is aangewezen als belastend dan wel zwaar belastend evenement. Voor belastende dan wel zwaar belastende evenementen geldt dat de vergunning twaalf weken voorafgaand aan het gebruik moet zijn aangevraagd.
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, sportkantine of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2:28 Exploitatie horecabedrijf
Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit en door dezelfde ondernemer wordt geëxploiteerd. Voor zowel de winkel als het horecabedrijf gelden de sluitingstijden in de Winkeltijdenwet.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 A beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op een openbare plaats bevinden over de ingebruikneming van die plaats ten behoeve van het terras.
Artikel 2:29A Sluitingstijd terras
Het is verboden om het terras voor bezoekers geopend te hebben tussen 24:00 en 9:00 uur, met uitzondering van de zondagen, waarop dit tussen 24:00 en 10:00 uur is.
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden zich daarin of aldaar te bevinden gedurende de tijd dat dit bedrijf ingevolge een op grond van artikel 2:30 of 2:34B genomen besluit gesloten dient te zijn.
Artikel 2:34A Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen:
indien aannemelijk is, dat de houder van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:34B Sluiting van inrichtingen
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en er naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat er geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Afdeling 9 Inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:42 Plakken en kladden
De verboden in lid 2 en 3 gelden niet wanneer degene die de handeling verricht in het bezit is van schriftelijke toestemming van de rechthebbende, wanneer er gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift of wanneer er sprake is van normaal gebruik op de wegverharding van stoepkrijt ten behoeve van sport of spel.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden om zonder redelijk doel op of aan de weg gereedschappen, voorwerpen of middelen te vervoeren of bij zich te hebben die ertoe kunnen dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het achterlaten van sporen te voorkomen. Hieronder kunnen in ieder geval worden verstaan: lopers, valse sleutels, touwladders en lantaarns.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is gemaakt aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Indien van de rechthebbende op een hond vanwege een handicap redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij / zij voldoet aan het bepaalde in de leden 1 t/m 4, dan zijn deze niet van toepassing. De rechthebbende met een handicap dient zich in te spannen om overlast door hondenuitwerpselen waar mogelijk te voorkomen.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt slechts, nadat de betrokkene door het college is aangeschreven, dat dit verbod ten aanzien van de in die aanschrijving te noemen diersoorten van toepassing is. Degene tot wie de aanschrijving is gericht of diens rechtsopvolger is verplicht de aanschrijving op te volgen.
Het college is bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel deze aanwezig te hebben in door het college te benoemen aantallen en/of omstandigheden die aanleiding geven tot overlast of schade aan de volksgezondheid.
Het is verboden op een krachtens het derde lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register (s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:71 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder Consumentenvuurwerk: vuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de navolgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77A Verblijfsontzeggingen
Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Bij de vergunningsaanvraag moeten de navolgende bescheiden worden overgelegd:
een door de GGD Rivierenland namens het college van burgemeester en wethouders afgegeven verklaring, waaruit blijkt dat de inrichting voldoet aan de eisen in het kader van de hygiëne en volksgezondheid, dan wel een verklaring waaruit blijkt welke aanpassingen moeten worden gepleegd om de inrichting aan deze eisen te laten voldoen;
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant noch de beheerder:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen, de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen en/of de artikelen 54 en/of 55 van de Wet wapens en munitie.
De exploitant noch de beheerder is binnen de laatste vijf jaar exploitant en/of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf welke voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, of een vergelijkbare vergunning is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegd bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Artikel 3:11 Erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden;
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, de voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht in art. 4.113 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor maximaal 8 door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteithet college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om in afwijking van artikel 4.113, eerste lid van het besluit, tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening om 24:00 uur beëindigd. De geluidsnorm is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van maximaal 6 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, , de Wet openbare manifestaties, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1994, of het Vuurwerkbesluit.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7A Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging.
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 4:7B Achterlaten van straatafval
In dit artikel wordt verstaan onder straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel. Tevens wordt verstaan onder straatafval; uitwerpselen van honden die conform het bepaalde bij of krachtens art. 2:58 worden opgeruimd.
Artikel 4:7C Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt of doet verspreiden, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 4:7E Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 centimeter dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;
Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt niet voor:
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en die gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die niet groter is dan 10 are en/of bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
Artikel 4:11C Weigeringsgronden
Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 4:11A de voorwaarde verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Wordt deze voorwaarde aan een vergunning verbonden, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen.
Indien een houtopstand wordt geveld in strijd met hetgeen bij of krachtens deze afdeling is bepaald, dan kan het bevoegd gezag degene die een vergunning heeft aangevraagd dan wel had behoren aan te vragen en/of de zakelijk gerechtigde van de grond verplichten binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen tot herplant over te gaan. Wordt een dergelijke verplichting opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1A Onevenredig gebruik van beschikbare parkeerruimte
In deze afdeling wordt verstaan onder parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990.
Artikel 5:6 Kampeervoertuigen en dergelijke
Het is met het oog op de beschikbare parkeerruimte verboden een voertuig dat uitsluitend of mede voor de recreatie dan wel anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op vijf achtereenvolgende dagen en/of meer dan 35 dagen per kalenderjaar op of aan een door het college daartoe aangewezen weg te plaatsen of te hebben.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, gevel dan wel in de ingang van een portiek, indien dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker en/of indien daardoor een ingang versperd wordt.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goed
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt ingenomen
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:18 eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, De wet milieubeheer, de Woningwet, het Provinciaal wegenreglement, het bouwbesluit of de daaruit voortvloeiende regelgeving.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5:25 en 5:26 bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij of namens de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel dit voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 hobbymatig, bij wijze van proefrit, wedstrijdmatig, of ter voorbereiding op een wedstrijd, een rit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en/of van de op grond van artikel 1:4 daaraan verbonden voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, al dan niet onder openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
artikel 2:1 (samenscholing en ongeregeldheden);
artikel 2:1A (verstoring openbare orde)
artikel 2:10A (vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg etc…);
artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);
artikel 2:12 (maken en veranderen van een uitweg);
artikel 2:16 (openen straatkolken e.d);
artikel 2:19 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp);
artikel 2:20 (vallende voorwerpen);
artikel 2:21 (voorzieningen voor verkeer en verlichting);
artikel 2:26 (ordeverstoring);
artikel 2:28 (exploitatie horecabedrijf);
artikel 2:29A (sluitingstijd terras);
artikel 2:31 (aanwezigheid in gesloten horecabedrijf);
artikel 2:32 (handel in horecabedrijf)
artikel 2:33 (ordeverstoring);
artikel 2:36 (kennisgeving exploitatie);
artikel 2:38 (verschaffing gegevens nachtregister);
artikel 2:39 (speelgelegenheden);
artikel 2:40 (kansspeelautomaten)
artikel 2:41 (betreden gesloten woning of lokaal);
artikel 2:42 (plakken en kladden);
artikel 2:59 (gevaarlijke honden);
artikel 2:32 (handel in horecabedrijf);
artikel 2:72 (ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk);
artikel 2:73 (bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling);
artikel 2:74 (drugshandel op straat);
artikel 2:77A (verblijfsontzeggingen);
artikel 2:77B (overlastgebied en groepsverbod)
artikel 3:8 (aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder);
artikel 3:9 (straatprostitutie);
artikel 3:11 (erotisch-pornografische goederen afbeeldingen en dergelijke);
artikel 4:7E (afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren);
artikel 4:9 (toestand van sloten en andere wateren);
artikel 4:11A (kapvergunning);
artikel 4:13 (opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz..);
artikel 4:15 (verbod hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.);
artikel 4:18 (recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen);
artikel 5:2 (voertuigen van autobedrijf e.d.);
artikel 5:3 (te koop aanbieden van voertuigen);
artikel 5:4 (defecte voertuigen en wrakken);
artikel 5:6 (kampeervoertuigen e.d.);
artikel 5:8 (overige grote voertuigen);
artikel 5:9 (parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen);
artikel 5:18 (standplaatsvergunning);
artikel 5:19 (toestemming rechthebbende)
artikel 5:23 (organiseren van een snuffelmarkt;
artikel 5:24 (voorwerpen op, in of boven openbaar water);
artikel 5:25 (ligplaats woonschepen en overige vaartuigen);
artikel 5:26 (aanwijzingen ligplaats);
artikel 5:27 (verbod innemen ligplaats);
artikel 5:28 (beschadigen van waterstaatswerken);
artikel 5:29 (reddingsmiddelen);
artikel 5:32 (crossterreinen);
artikel 5:33 (beperking verkeer in natuurgebieden);
artikel 5:34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen).
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en/of van de op grond van artikel 1:4 daaraan verbonden voorschriften en beperkingen wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie:
artikel 2:15 (uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp);
artikel 2:43 (vervoer plakgereedschap e.d.);
artikel 2:44 (vervoer inbrekerswerktuigen);
artikel 2:47 (hinderlijk gedrag of openbare plaatsen);
artikel 2:48 (verboden drankgebruik);
artikel 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen);
artikel 2.50 (hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten);
artikel 2:52 (overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.);
artikel 2:57 (loslopende honden, verboden plaatsen);
artikel 2:58 (verontreiniging door honden);
artikel 2:60 (houden van hinderlijke of schadelijke dieren);
artikel 2:62 (loslopend vee en pluimvee);
artikel 4:3 (kennisgeving incidentele festiviteiten);
artikel 4:5 (onversterkte muziek);
artikel 4:6 (overige geluidhinder);
artikel 4:7A (voorkomen van diffuse milieuverontreiniging);
artikel 4:7B (achterlaten van straatafval);
artikel 4:7C (wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal);
artikel 4:7D (zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden);
artikel 4:8 (natuurlijke behoefte doen);
artikel 5:11 (aantasting groenvoorziening door voertuigen);
artikel 5:12 (overlast van fiets of bromfiets);
artikel 5:13 (inzameling van geld of goed);
artikel 5:30 (veiligheid op het water);
artikel 5:31 (overlast aan vaartuigen);
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.