Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Artikel 229 Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | nieuwe regeling | 15-12-2011 Culemborgse Courant 21-12-2011 | Geen. | ||
01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 09-12-2010 Culemborgse Courant 22-12-2010 | Geen. |
De gemeenteraad van de gemeente Culemborg; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. 1101996/793;
gelet artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2012 “
Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.
Op de daarvoor aangewezen locaties wordt een recht als bedoeld in artikel 2 geheven en bedraagt het per belastingjaar € 1.200,00 per staanplaats
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het belastingjaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.