Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsnotitie Duurzaam Bouwen 2008-2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnotitie Duurzaam Bouwen 2008-2010
CiteertitelBeleidsnotitie Duurzaam Bouwen 2008-2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage - Beleidsnotitie Duurzaam Bouwen 2008-2010

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-02-200931-12-2010Nieuwe regeling

22-01-2009

Gemeenteblad, 12-02-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnotitie Duurzaam Bouwen 2008-2010

 

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het klimaat op aarde verandert, extreme weersomstandigheden, uiteenlopend van hitte en droogte tot zware regenval en overstromingen, zijn de laatste jaren opvallend. De alsmaar stijgende trends in energiegebruik baren zorgen voor de toekomst. Klimaatverandering noopt tot handelen, want het is een bedreiging voor onze veiligheid, de voedselvoorziening, de waterhuishouding en voor de biodiversiteit. Sinds Al Gore met zijn film ‘An Inconvenient Truth’ de wereld op de gevolgen van klimaatverandering heeft gewezen en de VN Klimaatcommissie onderkent dat de mens de oorzaak is, wordt er wereldwijd opgeroepen actie te ondernemen. Nederland wil internationaal het goede voorbeeld geven.

In het werkprogramma ´Schoon en Zuinig: nieuwe energie voor het klimaat'´ van het Kabinet wordt beschreven op welke manier Nederland in 2020 één van de meest efficiënte en schone energievoorzieningen van Europa zal hebben. Het kabinet zet in dit werkprogramma dan ook in op ambitieuze klimaatdoelen: een reductie van 30% van de uitstoot van broeikasgassen in 2020 (ten opzichte van 1990) is nodig, bij voorkeur in Europees verband. 'Schoon en Zuinig' verzwaart de lasten niet, maar verschuift ze: wie vervuilt, gaat meer betalen en wie bespaart, wordt beloond. De komende jaren ondersteunt de overheid burgers bij energiebesparing. Onder andere met een subsidie voor duurzame energie in huis. Ook werken energiebedrijven, woningcorporaties en bouwbedrijven met de overheid aan renovatie van een half miljoen gebouwen in 2011. Verder neemt het kabinet in 2008 een aantal belastingmaatregelen. Voor deze plannen is in 2008 rijksbreed 140 miljoen euro extra beschikbaar, oplopend naar 500 miljoen. Dit staat naast het bestaande budget van 1,3 miljard euro (bron: Nieuwe energie voor het klimaat; werkprogramma schoon en zuinig, ministerie van VROM, sept. 2007).

Wat betreft duurzaam bouwen spelen er landelijk allerlei nieuwe ontwikkelingen:

  • ·

    Op het gebied van nieuwbouw wordt allereerst periodiek de Energie Prestatie Coëfficiënt aangescherpt. Deze is voor woningen momenteel 0,8, een verdere verlaging volgt in 2011 naar 0,6 en in 2015 naar 0,4 (bron: ministerie van VROM, Afspraken over klimaatdoelstellingen kabinet op koers, 14 juni 2007).

  • ·

    Sinds 1 april 2008 is er een subsidieregeling voor duurzame energie (de SDE) onder meer voor zonnecellen op woningen.

  • ·

    Er is een algemene trend naar het gebruik van prestatiegerichte instrumenten zoals Greencalc, DuboCalc en GPR Gebouw; dit zijn computerprogramma’s die de mogelijkheid bieden een ambitie vast te stellen in de vorm van een rapportcijfer, veel vrijheid geven betreffende de invulling om dit cijfer te behalen en het mogelijk maken de prestatie ook te controleren na realisatie. Het instrument GPR Gebouw wordt in de regio noordwest Utrecht inmiddels veel toegepast.

  • ·

    De nationale pakketten duurzame woningbouw worden niet meer geactualiseerd, omdat deze in de praktijk niet goed hanteerbaar bleken.

  • ·

    Het concept ‘Cradle to Cradle’ is in opkomst; kort gezegd betekent dit het vooraf nadenken over hergebruik.

  • ·

    In 2007 hebben 18 gemeenten aan minister Vogelaar de nota "Naar een duurzame toekomst" aangeboden en door de minister is toegezegd de aanbevelingen over te nemen. Deze notitie draait om prestatiegericht beleid (met GPR Gebouw) en verzoekt om betere juridische handvatten voor implementatie van duurzaam bouwen.

  • ·

    Daarnaast is er een nieuw convenant afgesloten over energie- en klimaatbeleid tussen de VNG en het Rijk.

  • ·

    Voor bestaande bouw zijn per 1 januari 2008 de energielabels verplicht gesteld en is het convenant ‘Meer met minder’ afgesloten. De twee genoemde convenanten zullen nader worden toegelicht; deze hebben ook relevantie voor Abcoude en de ontwikkeling van het duurzaam bouwen beleid in de gemeente.

De uitwerking van het werkprogramma ´Schoon en Zuinig’ krijgt onder meer vorm middels een convenant voor energiebesparing bij bestaande gebouwen, gesloten door Kabinet en bedrijfsleven in januari 2008. Dit convenant met de naam ‘Meer met Minder’, is het eerste sectorakkoord van het werkprogramma. Het doel is om in 2020 dertig procent energie te besparen in 2,4 miljoen bestaande woningen en andere gebouwen. Het is erop gericht gebouweigenaren en huurders zo eenvoudig mogelijk en zonder hogere maandlasten energie te laten besparen. De investering in energiebesparende maatregelen verdient zichzelf terug omdat de energierekening naar beneden gaat. 'Meer met Minder' wil het makkelijk en aantrekkelijk te maken energiebesparing in één keer grondig aan te pakken (bron: Mega-impuls aan energiebesparing in woningen en gebouwen, ministerie van VROM, 23 januari 2008). Woningbouwverenigingen werken al mee met de uitvoering van dit convenant, wat ook in Abcoude aanknopingspunten biedt voor verbetering van de woningvoorraad.

Ook Minister Cramer van Ruimte en Milieu - namens het kabinet - en burgemeester Wim Deetman – destijds voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten - hebben een klimaatakkoord ondertekend. Kern van het akkoord is dat gemeenten en Rijk zich gezamenlijk gaan inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Onderdeel van dit klimaatconvenant is een rijkssubsidie voor gemeentelijk klimaatbeleid. Gemeenten in de regio benutten reeds de voorganger van deze subsidie. De Subsidie Lokaal Klimaatbeleid (SLOK) is medio 2008 opengesteld, Abcoude heeft deze subsidie aangevraagd.

De VNG onderschrijft de ambities van het kabinet op klimaatgebied: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2020, een energiebesparing van 2% per jaar en een verhoging van het aandeel duurzame energie tot 20% in 2020. Het akkoord bevat afspraken en maatregelen op het gebied van energiebesparing, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, de overgang naar duurzame energie en het klimaatbestendig maken van Nederland. Hiermee moeten de gemeenten aan de slag. Rijk en gemeenten hebben afspraken gemaakt over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving (bron: Kabinet en gemeenten sluiten akkoord over klimaat- en energiebeleid, ministerie van VROM, 12 november 2007). Dit akkoord betekent dat van de gemeenten een inspanning verwacht wordt in de directe toekomst. Het biedt voor Abcoude diverse kansen voor kwalitatief en uniek bouwen met een groen en waterrijk karakter, relatie met het landschap en aandacht voor detaillering en materiaalkeuze; allemaal uitgangspunten voor de ontwikkeling van De Winkelbuurt zoals vastgelegd in een coalitievoorstel en onderschreven door de Raad in oktober 2006. Daarnaast is duurzaam bouwen ook financieel logisch; investeringen in de bouwfase – die overigens in realiteit veelal lager zijn dan in de beeldvorming – verdienen zich in de gebruiksfase terug. Gezien de snel stijgende energieprijzen van de laatste jaren en prognoses voor de toekomst wordt het financiële voordeel van duurzaam gebouwde huizen en gebouwen ook steeds groter. Bovendien kan middels duurzaam bouwen een grote bijdrage geleverd worden aan de kwaliteit van woningen, bijvoorbeeld op het vlak van gezondheid door middel van goede ventilatie, en comfort door aangename vormen van verwarming in de winter en koeling in de zomer.

De afgelopen tien jaar zijn in Nederland reeds de nodige resultaten geboekt op het gebied van energiezuinig en duurzaam bouwen. Door heel Nederland zijn uiteenlopende duurzaam gebouwde projecten gerealiseerd: van woningbouw tot utiliteitsbouw. Toch laten recente landelijke inventarisaties zien dat (slechts) 32% van de bouwvergunningen het predicaat ‘duurzaam’ verdient. In de gemeente Abcoude is tot nu toe beperkt aandacht geweest voor duurzame kwaliteit in de gebouwde omgeving. De gemeente kan een inhaalslag maken middels deze actualisatie van de beleidsnotitie duurzaam bouwen.

De aanleiding voor actualisatie van de nota is:

  • ·

    de internationale en nationale aandacht voor energiebesparing in het kader van klimaatverandering; de gemeente kan een bijdrage leveren door ambities te stellen voor grotere en kleinere bouwprojecten die in Abcoude ontwikkeld worden.

  • ·

    de snelle ontwikkeling van het thema duurzaam bouwen, waardoor de notitie duurzaam bouwen die de gemeente in 2006 heeft vastgesteld een update behoeft, teneinde de bruikbaarheid en toepasbaarheid te vergroten.

  • ·

    het ontwikkelen van de nieuwbouwlocatie De Winkelbuurt waarbij is aangedrongen op aandacht voor onder meer kwalitatief en uniek bouwen, en is aangegeven dat het gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen van toepassing is.

De tijd is nu rijp om de kwaliteit in de gebouwde omgeving beleidsmatig vast te leggen op een heldere en hanteerbare wijze. Voor u ligt deze beleidsnotitie waarin de ambities, doelstellingen, uitgangspunten en werkwijze van de gemeente Abcoude op het gebied van duurzaam bouwen worden beschreven.

1.2 Doel van deze notitie

Het doel van de notitie is drieledig:

  • 1.

    Het toelichten van het begrip duurzaam bouwen;

  • 2.

    De weergeven van de stand van zaken betreffende duurzaam bouwen in de gemeente;

  • 3.

    Het vaststellen van ambities en doelstellingen van de gemeente voor de periode 2008 – 2010.

1.3 Duurzaam bouwen

Er bestaan vele definities van duurzaam bouwen; het werkterrein van duurzaam bouwen is dan ook erg breed. De omschrijving is afhankelijk van de gekozen invalshoek, van de context waarin de term wordt gebruikt en van het doel dat de gebruiker voor ogen heeft.

In Abcoude wordt de volgende definitie van duurzaam bouwen gebruikt:

Het inrichten en gebruiken van de gebouwde omgeving, op een manier die de gezondheids- en milieuschade in alle stadia, van inrichten, bouwen en beheren tot renoveren en sloop, zoveel mogelijk voorkomt en/of beperkt en bijdraagt aan comfort en veiligheid gedurende de levensloop van de gebouwen.

Duurzaam bouwen heeft een bredere betekenis dan enkel het milieu. Duurzaam bouwen gaat ook over kwaliteit van materiaal, over leefbaarheid, over economische aspecten van stichting tot en met het gebruik; een investering in goede isolatie verdient zich bijvoorbeeld terug. In de afgelopen decennia is de reikwijdte van het begrip duurzaam bouwen gegroeid van de inzet van duurzaam materiaal en energiegebruik, naar gebouwniveau en vervolgens naar een duurzaam gebouwde (stedelijke) omgeving. Duurzaam bouwen raakt aan vele thema’s (een korte uitwerking van een brede reeks thema’s is te vinden in bijlage 1), die elk een motief zijn voor de gemeente om ermee aan de slag om te gaan.

De uitkomsten van een enquête uitgevoerd in het kader van het Woonwensenonderzoek Abcoude ondersteunen het belang van een beleid voor duurzaam bouwen. De enquête is uitgevoerd onder inwoners van Abcoude om inzicht te krijgen in de wensen ten aanzien van de nieuw te bouwen woningen in De Winkelbuurt. In het verslag stond een aantal van de voornaamste conclusies opgesomd en daar stond bij dat het overgrote deel van de respondenten een duurzaam gebouwde woning wil en wil daar ook voor betalen. Op basis van deze uitkomsten mag zonder twijfel gezegd worden dat er onder de bevolking groot draagvlak bestaat voor duurzaam bouwen.

Het overgrote deel van de respondenten zegt een duurzame woning belangrijk of heel belangrijk te vinden. Het hoogst scoren de energiebesparende maatregelen, op de voet gevolgd door oriëntatie op de zon. In de onderstaande tabellen staat aangegeven welk belang de respondenten hechten aan duurzaam bouwen en de bereidheid om hiervoor te betalen is weergegeven.

 

Tabel 1: Gemeente Abcoude. Belang duurzaamheid in Winkelbuurt

Duurzaamheids-maatregel

Heel belangrijk

Belangrijk

Maakt niet uit

Onbelangrijk

Heel onbelangrijk

Totaal

Duurzame, milieuvriendelijke materialen

18%

67%

10%

4%

1%

(620) 100%

Gescheiden afvalwater

10%

53%

23%

13%

1%

(620) 100%

Oriëntatie op de zon

41%

39%

12%

7%

1%

(620) 100%

Energiebesparende maatregelen

49%

45%

3%

3%

0%

(620)

100%

Bron: Woonwensenonderzoek, Companen 2007

 

Men wil in grote mate ook betalen voor een duurzame woning, zelfs als de maandlasten er niet of gedeeltelijk door zouden worden gedrukt. De cijfers in de tabel geven aan dat tweederde (30% + 37%) van de respondenten wil betalen voor een duurzaam gebouwd huis, zelfs als het zich niet of slechts gedeeltelijk terugbetaalt. Als de investeringen zich geheel terugverdienen is zelfs 89% van de respondenten bereid deze investeringen ook daadwerkelijk te doen.

 

Tabel 2: Gemeente Abcoude. Bereidheid te betalen voor duurzaamheid in Winkelbuurt

Betalen?

%

Wil betalen ongeacht of de investering wordt terugverdiend

37%

Alleen als de investering kan worden terugverdiend

22%

Wil betalen ook als de investering gedeeltelijk wordt terugverdiend

30%

Wil helemaal niet betalen

2%

Weet niet / weigering

9%

Totaal

(620) 100%

Bron: Woonwensenonderzoek, Companen 2007

2 Stand van zaken duurzaam bouwen in Abcoude

2.1 Inleiding

In Abcoude is in 2007 een korte evaluatie uitgevoerd van het duurzaam bouwen beleid in de afgelopen periode. Onder meer deze evaluatie komt in dit hoofdstuk aan de orde en leidt tot aandachtspunten voor de toekomst

Tot nu toe is in Abcoude beperkt beleid voor Duurzaam Bouwen gevoerd. Met name voor nieuwbouwlocaties wordt de behoefte aan lokaal beleid wel kenbaar, mede in het licht van nationale beleidsontwikkelingen. Bij de behandeling van bouwaanvragen wordt onder meer getoetst aan de eisen in het (landelijke geldende) onlangs vernieuwde Bouwbesluit dat enkele elementen van Duurzaam Bouwen zal gaan bevatten. Het bouwen volgens het Bouwbesluit betekent echter niet zonder meer dat er duurzaam wordt gebouwd. Duurzaam bouwen vergt een heldere oriëntatie op het onderwerp, van ontwerp tot realisatie. Om duurzaam te bouwen zal een extra inspanning nodig zijn.

2.2 Duurzaam bouwen beleid in de periode tot 2008

2.2.1 Ambities en doelstellingen

De eerste inspanningen betreffende duurzaam bouwen zijn in de periode van 1997 tot en met 1999 geleverd. De gemeente heeft toen voor de bestaande woningvoorraad een stimulerende rol vervuld met betrekking tot introductie van zonneboilersystemen. Hiervoor is toen ook gemeentelijk subsidie beschikbaar gesteld. De komende jaren kan wederom aandacht geschonken worden aan het helpen invoeren van duurzame energie(bronnen).

Het beleid van de gemeente is vastgelegd in de notitie Duurzaam Bouwen van januari 2000, welke is vastgesteld door de gemeenteraad van Abcoude in februari 2000, en de Actualisatie Notitie Duurzaam Bouwen van maart 2005. In de notitie wordt als minimum uitgangspunt gehanteerd het bouwen volgens het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen Nieuwbouw (groot aantal vaste en variabele maatregelen) oftewel de maatregelen volgens de Maatlat van Tommel. Beschreven is daar waar mogelijk bij de planontwerpfase rekening te houden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen.

Het Bouwbesluit stelt de minimale eisen betreffende de energiezuinigheid van nieuwbouw. Per 1 januari 2006 geldt voor woningbouw een aangescherpte energieprestatie-eis (EPC) van 0,8. Een verdere verlaging volgt in 2011 naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Energiezuinigheid voor nieuwbouw moet middels het Bouwbesluit worden aangetoond met een voorgeschreven berekeningsmethode. Deze wordt behandeld door de gemeente in de procedure voor de vergunningverlening.

Veel gemeenten hebben gewerkt met aansturing van duurzaam bouwen op basis van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. De pakketten voor woning- en utiliteitsbouw zijn echter in 2006 uit de markt genomen. Ontwikkelaars en architecten hebben zich daar niet rouwig over getoond; werken met het nationaal pakket in de vorm van een checklist bleek niet stimulerend, er waren te weinig handvatten voor effectmeting en gemeenten waren niet goed in staat om te monitoren. Een nieuwe slag wordt nu gemaakt met prestatiegericht werken. Prestatiegerichte instrumenten - zoals Greencalc, DuboCalc en GPR Gebouw - zijn toegankelijke computer-programma’s die de mogelijkheid bieden een ambitie vast te stellen in de vorm van een rapportcijfer, veel vrijheid geven voor de invulling om dit cijfer te behalen en het mogelijk maken de prestatie ook te controleren na realisatie. Het instrument GPR Gebouw wordt in de regio noordwest Utrecht inmiddels veel toegepast onder meer door buurgemeente De Ronde Venen. Ook veel private bouwpartijen raken vertrouwd met de praktijk van duurzaam bouwen en willen hiermee aan de slag.

De rapportage Actualisatie Notitie Duurzaam Bouwen Abcoude (maart 2005) geeft een beschrijving van de achtergronden van duurzaam bouwen en de mogelijkheden voor beleid en aanpak op lokaal niveau. In deze notitie staan de uitgangspunten dat Abcoude uitvoering wil geven aan een aanscherping van de energieprestatie-eis voor nieuwbouw en dat het Nationaal Pakket duurzaam bouwen het uitgangspunt vormt. In meer algemene zin wordt gesteld dat Abcoude wil meegaan in de landelijke ontwikkeling die valt onder de noemer duurzaam bouwen.

 

2.2.2 Knelpunten & aandachtspunten voor de toekomst

In de voorgaande paragraaf is beschreven welke inspanningen de gemeente in het verleden heeft gedaan om duurzaam bouwen vorm te geven. De resultaten van de afgelopen jaren zijn echter achtergebleven. Het is op basis van het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen niet gelukt om structureel of incidenteel overleg met bouwpartijen op te zetten of om duurzaam bouwen te institutionaliseren in bouwprocessen. Er kunnen wel kleine successen worden gemeld, zoals de uitgevoerde actie voor zonneboilers en er is informatiemateriaal over duurzaam bouwen beschikbaar gekomen dat verstrekt kon worden aan particulieren bij het aanvragen van bouwvergunningen.

De reden voor het achterblijven van de implementatie van duurzaam bouwen hangt samen met de algemene problemen die geconstateerd zijn over de gehanteerde systematiek van de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen; er waren te weinig handvatten om het beleid in de praktijk vorm te geven, omdat het moeilijk was de lijsten met maatregelen te vertalen naar de praktijk, en vervolgens om effecten te meten en te monitoren. Bovendien waren er in Abcoude niet veel projecten waarin ervaring kon worden opgedaan, de maatschappelijke aandrang om duurzaam bouwen op te pakken was nog niet politiek vertaald en niet voldoende verankerd in de vorm van een inzichtelijk en goed toepasbaar beleid. Om duurzaam bouwen aan de hand van de lijsten van maatregelen in te voeren was specifieke kennis en kunde vereist die niet in de gemeente aanwezig was. Bovendien is het moeilijk om duurzaam bouwen af te dwingen, omdat er juridische beperkingen zijn. Het is een gemeente niet zonder meer toegestaan om eisen op te leggen die zwaarder zijn dan de eisen die zijn opgenomen in het bouwbesluit. Het ministerie van VROM meldt hierover het volgende: alle bouwtechnische eisen staan in het Bouwbesluit. Dat besluit geeft een opsomming van minimumeisen op het gebied van bruikbaarheid, veiligheid, gezondheid, energiezuinigheid en milieu. Deze opsomming is volledig. Volgens artikel 122 van de Woningwet kan een gemeente 'geen rechtshandelingen naar burgerlijk recht verrichten ten aanzien van onderwerpen waarin bij of krachtens het Bouwbesluit wordt voorzien'. Zo wordt voorkomen dat gemeenten via privaatrechtelijke weg (bijvoorbeeld bij gronduitgifte) eisen gaan stellen in aanvulling op het Bouwbesluit. Hier biedt de regelgeving gemeenten dus geen speelruimte (bron: ministerie van VROM, dossier ´energiebewust bouwen en wonen´, sectie ‘Vraag en Antwoord’, #6).

Nu is het zo dat in het Bouwbesluit 'de milieupijler' nog niet is ingevuld. (de pijler energie-zuinigheid is wel ingevuld; zie de energieprestatiecoëfficiënten voor woningen en andere gebouwen). Gemeenten kunnen voor het stellen van specifieke milieueisen (bijvoorbeeld ten aanzien van materiaalgebruik) een beroep doen op het 'experimenteerartikel' 7a van de Woningwet. Dit artikel biedt de minister van VROM de mogelijkheid om ontheffing te verlenen op het verbod tot het stellen van voorschriften voor duurzaam bouwen. Wordt het verzoek gehonoreerd, dan kan de betrokken gemeente op dit gebied dus eisen stellen. Met het oog op de intenties van het Bouwbesluit zal de minister hier echter terughoudend optreden. (bron: ministerie van VROM, dossier ´energiebewust bouwen en wonen´).

Dit betekent echter niet dat een gemeente niets kan overeenkomen met bouwpartijen. Gemeenten mogen altijd met bouwpartijen een hoger bouwtechnisch kwaliteitsniveau afspreken dan in de bouwregelgeving vastgelegd is. Alhoewel het verboden is om bij de toetsing van een bouwplan eisen op te leggen die strenger zijn dan het Bouwbesluit, kan een gemeente wel in een ontwikkelovereenkomst met een projectontwikkelaar eisen opstellen inzake duurzaam bouwen. Deze afspraken moeten wel gemaakt zijn op basis van gelijkwaardigheid en niet vanuit de monopoliepositie die een gemeente heeft bij bijvoorbeeld gronduitgifte. De gemeente kan eisen betreffende duurzaamheid opnemen in de aanbesteding en alle geïnteresseerde partijen de kans bieden hier invulling aan te geven. Op deze manier wordt duurzaam bouwen deel van het keuzeproces voor een ontwikkelaar en de afspraken kunnen uiteindelijk ook contractueel worden vastgelegd. Over duurzaam bouwen kunnen tussen gemeente en bouwpartijen in alle gevallen afspraken gemaakt worden op basis van vertrouwen en in het belang van goede verhoudingen; in de praktijk blijkt reeds dat ontwikkelaars zelf met duurzaam bouwen aan de slag gaan en er wordt meer en meer ervaring opgedaan.

Op stedenbouwkundig vlak kunnen gemeenten overigens ook duurzaam bouwen bevorderen. Bijvoorbeeld door in het bestemmingsplan of de bouwverordening stedenbouwkundige eisen op te nemen met het oog op duurzaamheid (bron: ministerie van VROM, dossier ´energiebewust bouwen en wonen´).

Aandachtspunt voor de toekomst op basis van bovenstaande moet zijn om in een vroegtijdig stadium in overleg te treden met bouwpartijen over te realiseren doelstellingen betreffende duurzaam bouwen. Voor grotere bouwlocaties kan duurzaam bouwen als randvoorwaarde bij de aanbesteding worden opgenomen, waardoor het integraal onderdeel wordt van de belangafweging en het keuzeproces. Om duidelijkheid te verschaffen aan externe partijen omtrent de gemeentelijke ambities zullen in deze notitie de doelstellingen ten aanzien van duurzaam bouwen worden verwoord.

Om aan de gemeentelijke medewerkers betere handvatten te bieden om grip te krijgen op de praktijk van duurzaam bouwen zijn door verschillende partijen nieuwe instrumenten ontwikkeld. Het gebruik van deze zogenaamde prestatiegerichte instrumenten is een belangrijke trend voor aansturing op bouwplanniveau. Met deze werkwijze worden geen maatregelen voorgeschreven maar wordt de methode geleverd waarmee prestaties zichtbaar worden gemaakt, er wordt dan niet aangestuurd op maatregelen, maar op het behalen van afgesproken prestaties. Ook marktpartijen en ontwikkelaars lijken deze aanpak te waarderen vanwege de vrijheid die het biedt. Bovendien kunnen op deze wijze de effecten van bouwkundige ingrepen op het kwaliteitsniveau van een woning inzichtelijk worden gemaakt en gemakkelijk naar de uiteindelijke kopers worden gecommuniceerd. Met deze werkwijze wordt medewerkers van de gemeente de mogelijkheid geboden inzicht te krijgen in de bouwpraktijk, om afspraken te maken met bouwpartijen en om hier toezicht op te kunnen uitoefenen.

3 Omgevingsinventarisatie

3.1 Inleiding

Voorafgaand aan het bepalen van de ambities en doelstellingen kan middels een omgevingsinventarisatie worden aangegeven welke kansen zich voordoen in de gemeente voor duurzaam bouwen. Een onderscheid kan gemaakt worden in verschillende categorieën van plannen; het is zinnig om onderscheid te maken in:

  • ·

    individuele bouwplannen (particulieren)

  • ·

    middelgrote bouwplannen met meerdere woningen

  • ·

    projecten van woningbouwverenigingen

  • ·

    grote projecten (De Winkelbuurt)

  • ·

    gemeentelijke gebouwen

Een omgevingsinventarisatie geeft enerzijds de kansen aan die zich in de komende periode voordoen en dient als aangrijpingspunt voor het differentiëren van ambities en doelstellingen. De mogelijkheden van de gemeente om aandacht te vragen voor duurzaam bouwen verschillen per categorie en vragen ook per categorie om een andere benadering.

3.2 Plannen en ontwikkelingen

De omgevingsinventarisatie is opgesteld in onderstaande paragraaf, waarin per doelgroep of categorie is weergegeven welke mogelijkheden voor duurzaam bouwen bestaan. Vervolgens wordt een aanzet gegeven voor het soort maatregelen dat voor de betreffende categorie kan worden opgezet. In de volgende hoofdstukken wordt verder ingegaan op de doelstellingen per categorie en de specifieke aanpak die daarvoor vereist is.

 

Voor de bouwplannen van particulierenis de rol van de gemeente betreffende duurzaam bouwen relatief gering. De juridische mogelijkheden om maatregelen af te dwingen zijn beperkt omdat de gemeente gehouden is aan de bepalingen opgenomen in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit geeft voor nieuwbouw eisen betreffende de energieprestatie, maar doordat de milieupijler niet ingevuld is kunnen hier geen verdere eisen worden opgelegd. De gemeentelijke bouwverordening geeft voor een limitatieve lijst van onderwerpen de mogelijkheid om nadere eisen te stellen, maar milieu maakt ook hier geen deel van uit. Voor de behandeling van vrijstellingsverzoeken is het stellen van bouwkundige eisen middels een verordening Duurzaam bouwen, naar het oordeel van de VROM-inspectie, strijdig met de Woningwet. De gemeente mag aanvullend op het Bouwbesluit geen bouwkundige eisen stellen. Duurzaam bouwen kan door een gemeente alleen op basis van vrijwilligheid worden gepromoot (bron: Onderzoek VROM regelgeving gemeente Delft, VROM-inspectie regio Zuid-West, 1 maart 2006).

 

Voor middelgrote bouwplannen met meerdere woningen kan de rol van de gemeente betreffende duurzaam bouwen groter zijn dan bij particuliere bouwplannen. Voor deze ruimtelijke ontwikkelingen kan de gemeente - afhankelijk van haar rol - van de ontwikkelaar vragen of verlangen om duurzaam bouwen toe te passen. Als de gemeente grondeigenaar is van het te ontwikkelen perceel kunnen eisen betreffende duurzaam bouwen worden opgenomen in de aanbesteding. Deze eisen kunnen contractueel worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Als de gemeente geen grondeigenaar is, kan middels afspraken op vrijwillige basis van de ontwikkelaar (bijvoorbeeld een projectontwikkelaar of woningbouwvereniging) een prestatie op het gebied van duurzaam bouwen worden gevraagd. Met bouwpartijen en woningbouwverenigingen kunnen dergelijke afspraken structureel vastgelegd worden bijvoorbeeld in de vorm van een convenant. De fase waarin de planvorming verkeert, bepaalt of het aspect duurzaam bouwen nog in de procedure kan worden opgenomen; in algemene zin geldt hoe vroeger duurzaam bouwen wordt meegenomen in de besluitvorming hoe beter (en goedkoper) ambities gerealiseerd kunnen worden.

 

Zoals in voorgaande paragraaf al genoemd kan voor projecten van woningbouwverenigingen tussen de gemeente en de woningbouwvereniging een structurele afspraak vastgelegd worden bijvoorbeeld in de vorm van een convenant, om duurzaam bouwen toe te passen in nieuwbouw- of renovatieprojecten van de eigen woningvoorraad. Een benadering die hiervoor opgang doet is de woonlastenbenadering. Woningbouwverenigingen trachten te voorzien in betaalbare woningen voor mensen met een lager inkomen. De energierekening vormt met name voor mensen met een laag tot gemiddeld inkomen een steeds grotere financiële belasting vanwege de stijgende energieprijzen. Als naast de huurprijs van een woning ook de energielasten worden betrokken in een investeringsafweging voor nieuwbouw of renovatie kan het totaal aan woonlasten worden bekeken. De kosteneffectiviteit van maatregelen op het gebied van energiebesparing kunnen veel gunstiger zijn dan wanneer slechts gekeken wordt naar de kale huurprijs van een woning. Daardoor wordt inzichtelijk dat het aantrekkelijk is om maatregelen door te voeren in sociale woningbouw. De hogere investeringskosten voor duurzame maatregelen leiden wellicht tot een hogere huurprijs, maar die wordt gecompenseerd door lagere energielasten, waardoor de totale woonlasten niet toenemen. Ook in Abcoude biedt deze benadering kansen in samenwerking met Westhoek Wonen. Deze aanpak is vooral van toepassing op de bestaande bouw. Met de huidige strenge EPC-eis verdienen veel extra maatregelen zich bovendien zeer snel terug.

 

In het geval van grote projecten kan de rol van de gemeente significant zijn. Een directe aanleiding voor het actualiseren van de vigerende notitie duurzaam bouwen uit 2005 ishet ontwikkelen van de nieuwbouwlocatie De Winkelbuurt. Daarbij is aangedrongen op aandacht voor kwaliteit, duurzaam bouwen en energiebesparing. Het opstellen van ambities inzake duurzaam bouwen voor dit plan moet worden ondersteund door in deze beleidsnotitie uitgangspunten vast te stellen.

 

Voor De Winkelbuurt geldt dat de gemeente een grondpositie heeft. Deze grondpositie geeft de gemeente de mogelijkheid om bij de aanbesteding van het project eisen betreffende duurzaam bouwen op te nemen in de overeenkomst met de uitvoerder. Deze eisen moeten als randvoorwaarden bij de aanbestedingsprocedure kenbaar worden gemaakt en wegen mee bij de uiteindelijke keuze voor een uitvoerder. De afspraken kunnen contractueel worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst en zijn op die manier ook juridisch afdwingbaar. Per project moeten de specifieke ambities worden vastgesteld, bijvoorbeeld middels een koepelconcept zoals een ‘energie-nul’-wijk of een klimaatneutraal project. Deze ambities kunnen veel breder zijn dan bouwen in enge zin, maar betreffen ook aspecten zoals verkaveling, water(gebruik), afval en grootschalige toevoegingen zoals warmte-/koude-opslag (WKO) in de bodem of energie-opwekking middels biomassa. Daarnaast kan op bouwplanniveau een ambitie worden aangegeven met een prestatiegericht instrument. Er worden dan geen specifieke maatregelen voorgeschreven, maar wel een ambitieniveau overeengekomen. De ontwikkelaar is vervolgens vrij in de methoden om de ambitie te realiseren. Het overeengekomen ambitieniveau wordt vervolgens ook gecontroleerd met het prestatiegerichte instrument. Een ambitie kan ook de vorm hebben van een concept zoals ‘energie-nul’.

 

Twee jaar geleden is er een aanvang gemaakt met de ontwikkeling van de zuidrand van Abcoude naar de laatste inzichten van modern bouwbeleid. Modern bouwbeleid is, kort gezegd, het bouwen langs een visie of thema. […] In De Winkelbuurt heeft men de visie gehad te willen bouwen vanuit een landschappelijke gedachte. Met veel groen en huizengroepen volgens een landgoed- en boerderijachtige opzet (korrelstructuur), hetgeen een weerspiegeling zou moeten opleveren van de bebouwing rond onze dorpen, zoals dat al eeuwen plaatsvindt. Gedachte hierachter is, dat deze vorm van ontwikkelen recht doet aan het bouwen in de ‘dorpse maat’ (een wens van alle politieke partijen in Abcoude), een mix van duurdere en meer betaalbare, huur- en koopwoningen oplevert, een zachte overgang van groen naar rood creëert en ons - last but not least - een inzicht voor de toekomst verschaft daar waar het het bouwen in landschappelijk waardevol gebied betreft, zo dit in de toekomst nodig zou zijn. […] Eén van de uitgangspunten van het plan is het realiseren van een diversiteit aan woningen in een landschappelijk kwalitatief plan met als kernwoorden: typisch Abcoude; dorps; groen karakter; rustig; waterrijk; landelijk wonen; uniek; kwaliteit; geliefd; aandacht voor detaillering en materiaalkeuze; relatie met het landschap, zichtrelatie met bestaande en nieuwe bebouwing; gebruiksgroen en speelgelegenheid. […] Op het plangebied is de Actualisatie Notitie Duurzaam Bouwen Abcoude van toepassing. Duurzaam bouwen sluit naadloos aan op deze uitgangspunten en biedt concrete aanknopingspunten en instrumenten om hier uitvoering aan te geven.

 

Voor gemeentelijke gebouwen heeft de gemeente een bijzondere rol ten aanzien van duurzaam bouwen; de gemeente heeft hierin zelf de regie en kan als opdrachtgever zelf de ambities bepalen. Het is van belang om hierin een goed voorbeeld te stellen middels een hoog ambitieniveau, omdat dit tevens een signaal is naar externe partijen dat de gemeente serieus werkt aan duurzaam bouwen. Voor het stellen van ambities betreffende gemeentelijke gebouwen is het mogelijk een module te gebruiken van een prestatiegericht instrument - GPR Gebouw - specifiek ontwikkeld voor utiliteitsbouw. In de nabije toekomst is in Abcoude de bouw van het ‘leisure-centrum’ voorzien, maar ook binnen de bestaande gebouwenvoorraad liggen kansen voor kwaliteitsverbetering, energie- en kostenbesparing.

Om het potentieel voor duurzaam bouwen maximaal te benutten dient een gemeente sturen op:

  • ·

    het stadium in het planproces wanneer duurzaam bouwen wordt meegenomen (hoe vroeger in het proces, hoe beter de kansen)

  • ·

    de interne betrokkenheid (bestuurlijk en ambtelijk)

  • ·

    de gemeentelijke rol en posities, in te zetten instrumentarium

  • ·

    aansluiting bij belangen en betrokkenheid van externe partijen

4 Doelstellingen

4.1 Doelstellingen per categorie

In Abcoude wordt er waarde wordt gehecht aan het uitgangspunt dat ontwikkelen recht doet aan bouwen in de ‘dorpse maat’ en dat de identiteit van Abcoude en Baambrugge wordt gewaarborgd. Een beschouwing van de doelstellingen van duurzaam bouwen laat zien dat deze naadloos aansluiten op deze uitgangspunten. Het biedt zelfs concrete instrumenten om deze uitgangspunten vorm te geven en te realiseren. Werken aan identiteit en dorpse maat kan worden vormgegeven, versterkt en gestimuleerd door toepassing van de principes en instrumenten van duurzaam bouwen.

De overkoepelende ambitie van de gemeente is dat milieu één van de pijlers van bouwprocessen en -projecten moet worden. Het maken van een inhaalslag op het gebied van duurzaam bouwen op een ‘realistisch’ niveau vereist een breed draagvlak en verankering in het gemeentelijk bestuur, de gemeentelijke organisatie en bij de betrokken bouwpartners. De duurzaamheids-bepalingen in het Bouwbesluit zijn wettelijke minimum eisen, het is de wens van de gemeente daar boven te blijven.

In deze beleidsnotitie wordt er voor gekozen om kaderstellende doelstellingen op te nemen en deze specifiek op projectniveau te concretiseren. De ambities moeten duidelijk aangeven welke koers de gemeente wil inzetten op dit gebied. De doelstellingen zijn voor zover mogelijk SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) opgesteld.

  • ·

    individuele bouwplannen (particulieren)

    • o

      Particuliere bouwers worden gestimuleerd duurzaam te bouwen. Hiertoe zal een mix aan stimuleringsinstrumenten worden ingezet, zoals voorlichting, en zo mogelijk begeleiding gedurende het bouwproces door een licentie voor GPR-Gebouw aan te bieden; hiermee kunnen mensen eenvoudig inzicht krijgen in mogelijkheden inzake duurzaam bouwen voor hun eigen woning.

    • o

      Voor nieuwbouw op vrije kavels kan een zogenaamde kortingsregeling worden toegepast. De kortingsregeling houdt in dat de gemeente geeft een korting op de marktprijs van de grond indien er duurzaam wordt gebouwd. Deze regeling kent geen juridische bezwaren. De gemeente profiteert doordat ze haar beleidsdoelstellingen op het gebied van duurzaam bouwen kan realiseren, terwijl de verkoopprijs van de grond niet onder de kostprijs komt. In het kort werkt de methode als volgt: de kostprijs van de grond wordt bepaald op basis van de werkelijke kosten die de gemeente moet maken om de grond bouwrijp te maken, inclusief voorzieningen als (ondergrondse) infrastructuur. Met de comparatieve of marktprijsmethode wordt de marktprijs van de grond bepaald die in verhouding staat tot vraag en aanbod in de regio. De koper betaalt de marktprijs voor de grond; hij kan achteraf korting krijgen als hij aantoonbaar duurzaam bouwen maatregelen heeft getroffen. Heldere regels - bijvoorbeeld een afgesproken prestatieniveau in GPR Gebouw - die vooraf duidelijk worden gecommuniceerd bepalen hoeveel korting wordt gegeven.

  • ·

    middelgrote bouwplannen met meerdere woningen

    • o

      Als de gemeente grondeigenaar is van het te ontwikkelen perceel, worden eisen betreffende duurzaam bouwen opgesteld en contractueel vastgelegd.

    • o

      Als de gemeente geen grondeigenaar is, worden afspraken gemaakt op vrijwillige basis. Van de projectontwikkelaar wordt een prestatie op het gebied van duurzaam bouwen gevraagd; afhankelijk van locale situaties en belangen van verschillende betrokkenen wordt een ambitieniveau uitgewerkt. Het minimale ambitieniveau moet worden gesteld middels een GPR-score. Veel maatregelen kunnen kostenneutraal zijn of hebben een korte terugverdientijd; de ontwikkelaar en kopers hebben daarom ook belang bij dergelijke afspraken.

  • ·

    projecten van woningbouwverenigingen

    oDe doelstelling ten aanzien van de woningbouwvereniging in Abcoude is om prestatieafspraken te maken over duurzaam bouwen en renovatie van de voorraad sociale huurwoningen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het landelijke beleid dat in het convenant ‘Meer met minder’ is vastgelegd en betrekking heeft op de bestaande woningvoorraad. Als tegenprestatie voor de woningbouwvereniging wordt gedacht aan een overeenkomst dat de gemeente bij renovatie akkoord met een huurverhoging (die hoger is dan op basis van het woonpuntensysteem wordt berekend) indien aantoonbaar extra inspanning is gepleegd voor energiebesparing en de totale woonlasten voor de huurders dalen of gelijk blijven. Prestatieafspraken omvatten onder andere het inventariseren van de energiecertificering van de woningvoorraad en het actief informeren van de gemeente daarover. Op termijn, uiterlijk binnen twee jaar na het maken van de afspraken, maken de gemeente en de woningbouwverenigingen concrete afspraken over de energetische kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad bij groot onderhoud en renovatie. Ook worden dan afspraken gemaakt over energiezuinige nieuwbouw, zoals een verscherpte EPC en afsprakenover een score in het instrument GPR Gebouw.

  • ·

    grote projecten (De Winkelbuurt)

    • o

      De uitgangspunten voor De Winkelbuurt lenen zich bij uitstek voor een integrale benadering waarin duurzaam bouwen een centrale functie vervult; het unieke, groene, waterrijke en landschappelijk kwalitatieve karakter dat gewenst is en de aandacht voor kwaliteit en materiaalgebruik, sluiten naadloos aan op de principes van duurzaam bouwen in brede zin. Op basis van de kansen en de belangen van verschillende betrokkenen wordt het ambitieniveau uitgewerkt en worden mogelijkheden onderzocht voor toepassing van bijvoorbeeld energieconcepten. Deze specifieke situatie wordt binnen de projectgroep geanalyseerd waarbij de adviseur duurzaam bouwen inzicht en informatie verschaft in de kansen en het ambitieniveau. Tevens wordt inzicht verschaft in de mogelijkheden middels een energievisie. Uitgangspunt is dat er voor de gehele wijk een verhoogde energie-ambitie geldt van EPC 0,6. Daarnaast wordt voor enkele woningen het concept ‘energie-nul’ nagestreefd. Dit sluit aan op de ambitie van een kwalitatief hoogstaande nieuwe wijk, die door de gemeenteraad is vastgesteld en het verschaft inzicht voor de toekomst voor het bouwen in landschappelijk waardevol gebied; de landschappelijke waarde wordt gerespecteerd door de principes van duurzaam bouwen toe te passen en de milieubelasting van de wijk te minimaliseren.

    • o

      Stedenbouw en ruimtelijke inrichting; de belangrijkste betrokkene is de gemeente zelf. Bij deze ruimtelijke ontwikkeling is de gemeente leidend. Het ambitieniveau van duurzame stedenbouw is dat bij elk project zeker die maatregelen worden toegepast, die kostenneutraal en met een korte en middellange terugverdientijd kunnen worden toegepast. De ambitie kan middels een GPR Score worden vastgelegd, omdat daarmee flexibiliteit ten aanzien van de exacte invulling bestaat. De ontwikkelaar en kopers hebben vanuit financieel oogpunt ook belang bij dergelijke afspraken; de nieuwe woningen hebben een hoger kwaliteitsniveau en zijn daardoor goed verkoopbaar en de totale woonlasten van een energiezuinig huis zijn lager. Afhankelijk van lokale situatie en, belangen van verschillende betrokkenen wordt een hoger ambitieniveau uitgewerkt en worden mogelijkheden onderzocht voor toepassing van bijvoorbeeld energieconcepten (WKO, warmtekrachtkoppeling, biomassa-centrales). Gezien de wens om gestalte te geven aan een groene, waterrijke en landschappelijk kwalitatieve nieuwe wijk, wordt aansluiting gezocht bij de zeer nabij gelegen verbindingszone van de Ecologische Hoofdstructuur aan de zuidzijde van het plangebied (een zone van 50 meter breed langs het riviertje de Winkel) met de inrichting van de openbare ruimte binnen het plangebied. Dit kan worden vormgegeven bijvoorbeeld middels aandacht voor nestgelegenheden voor vogels en vleermuizen, die talrijk aanwezig zijn in het nabijgelegen ´Botshol´; een kerngebied binnen de Ecologische Hoofdstructuur.

    • o

      Voor het bevorderen van duurzaam bouwen in grote projecten wordt in de projectgroep van ieder project een adviseur duurzaam bouwen opgenomen.

    • o

      Binnen grote projecten wordt rekening gehouden met de energieaspecten van verkaveling; zoveel mogelijk woningen in een project worden zongericht verkaveld. Voor Winkelbuurt is gekozen voor een verkaveling op basis van landschappelijke uitgangspunten.

  • ·

    gemeentelijke gebouwen

    oMet behulp van een prestatiegericht instrument (GPR-Gebouw) moet binnen projecten betreffende gemeentelijke gebouwen een ambitie worden vastgelegd, zowel voor nieuwbouw als voor bestaande gebouwen. Bovendien moet, omdat het gebouwen met een openbare functie betreft waar vaak door kinderen gebruik van wordt gemaakt, een hogere ambitie worden opgesteld voor het thema gezondheid in GPR Gebouw. Ook hier moet worden gesteld dat zeker die energiemaatregelen worden toegepast, die kostenneutraal en met een terugverdientijd van maximaal 15 jaar kunnen worden toegepast. Het is van belang het ambitieniveau hoog te stellen, omdat de gemeente een voorbeeldfunctie vervult naar externe partijen.

  • ·

    Grondexploitatie

    oIn alle gevallen waar de gemeente een overeenkomst voor grondexploitatie moet afsluiten, moeten afspraken worden vastgelegd over duurzaam bouwen in deze overeenkomst. De precieze afspraken en ambities moeten per geval worden beoordeeld en vastgesteld.

5 Organisatie, monitoring & evaluatie en uitvoering

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een aantal uitgangspunten voor de uitvoering van het duurzaam bouwen beleid aangegeven. Deze uitgangspunten moeten zorgen voor inbedding van het thema duurzaam bouwen in de gemeente, en daarmee voor het behalen van de gestelde doelen.

5.2 Organisatie

Zo vroeg mogelijk in planproces

Het grootste resultaat kan gerealiseerd worden wanneer duurzaam bouwen in een zo vroeg mogelijk stadium van nieuwbouw, herstructurering en/of renovatieprojecten wordt ingebracht. De gemeente streeft er daarom naar duurzaam bouwen een vaste plek te geven in alle fasen van de ontwikkeling van nieuwbouwlocaties (voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw en bedrijventerreinen) en herstructurering en/of renovatieprojecten. De gemeente maakt hierbij vanaf de eerste fase van de planontwikkeling duidelijk welke duurzame kwaliteit zij wil realiseren.

 

Samenwerken met andere partijen en gedeelde verantwoordelijkheden

Voor het realiseren van de geformuleerde ambities en doelstellingen is samenwerking met bouwpartijen noodzakelijk. Elke bij het bouwproces betrokken partij dient letterlijk zijn steentje bij te dragen aan de realisatie van duurzaam bouwen. Alle partijen hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid.

 

Projectgroepen

Binnen projectgroepen wordt een duurzaam bouwen adviseur ingezet die toeziet op het toepassen van het duurzaam bouwen beleid in de planontwikkeling van het betreffende project. De adviseur ziet toe op toepassing van de uitgangspunten en het doorvoeren van de doelstellingen in deze notitie en zorgt voor inhoudelijke adviezen en informatie om binnen de projectgroep de specifieke ambities voor dat project te bepalen en vast te leggen.

 

Gemeentelijke capaciteit

De gemeente dient capaciteit beschikbaar te maken voor de coördinatie en uitvoering van duurzaam bouwen beleid. Een adviseur duurzaam bouwen voor projecten kan worden gevraagd van de Milieudienst Noord-West Utrecht. Additionele taken voor de inhuur van technische expertise (externe bureaus) zullen per project moeten worden bezien.

Het invoeren van een prestatiegericht instrument is nodig om uitvoering te geven aan het beleid en om binnen de medewerkers van bouwzaken hiervoor handvatten te bieden. Hiervoor wordt GPR Gebouw aangeraden, omdat dit in de regio reeds wordt gebruikt door onder meer gemeente De Ronde Venen. Er is inmiddels ervaring mee opgedaan en via de provincie is geld beschikbaar voor het invoeren van GPR Gebouw. Er kan relatief eenvoudig worden aangehaakt bij het introductietraject dat in de rest van de regio reeds ingezet is onder begeleiding van de Milieudienst. De gemeentelijke medewerkers van de afdeling bouwzaken zullen training moeten volgen om GPR Gebouw te kunnen gebruiken.

5.3 Monitoring & evaluatie

Met de uitvoering van het nieuwe beleid is het van belang te monitoren hoe de uitvoering van het beleid verloopt. De gemeente zal op twee manieren de voortgang monitoren:

 

Prestatiemonitoring

·Voeren we de activiteiten uit die we beloofd hebben uit te voeren. Basis hiervoor vormen de projecten/activiteiten die zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma en vervolgens opgenomen dienen te worden in de jaarplannen van de betrokken afdelingen

 

Doelgroepmonitoring

·Welke resultaten worden bereikt bij de verschillende doelgroepen? In het Uitvoeringsprogramma worden per project/activiteit een of meerdere indicatoren benoemd. Aan de hand van de indicatoren kan de voortgang en het resultaat van de projecten worden gemonitord.

 

Evaluatie werkwijze

Dit beleidsplan beschrijft de wijze waarop de gemeente duurzaam bouwen wil vormgeven. Deze aanpak zal echter in de praktijk moeten worden getoetst. Er zal tijd worden ingeruimd om de aanpak te evalueren met de betrokken afdelingen en medewerkers en de aanpak – indien nodig - aan te passen. De aanpak vormt in die zin geen hard stramien: het zal aan de hand van praktijkervaringen en resultaten worden aangescherpt. Een tussenevaluatie zal na circa twee jaar door de gemeente worden uitgevoerd om te bezien of de doelstellingen uit deze beleidsnotitie gerealiseerd worden.