Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling Burgerparticipatie maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen |
Citeertitel | Regeling burgerparticipatie maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2011 | 01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 14-12-2010 Zutphense Koerier, 09-02-2011 | 50.10 |
Wijziging of intrekking van deze regeling vindt niet plaats dan nadat de Wmo-raad hierover is gehoord.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beoogt mede de betrokkenheid van burgers bij het beleid van de gemeente op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. De belangenbehartiging en participatie van burgers in de eigen gemeente wordt steeds belangrijker. De gemeente Zutphen heeft de invoering van de Wmo aangegrepen als een natuurlijk moment om de burgerparticipatie verder vorm te geven.
De vorming van een formele raad is slechts één (betekenisvolle) stap naar burgerparticipatie.
De Wmo-raad is een adviesorgaan van de gemeente. De Wmo-raad is een belangenbehartiger in de zin dat zij het het beleid van de gemeente weegt vanuit het perspectief van de burger en daarmee kennis toevoegt aan college en ambtenaren. Deze kennis betreft vooral inzicht in de belangen van burgers die geraakt worden door het beleid over de Wmo en de uitvoering er van. College en ambtenaren dienen steeds een afweging te maken tussen het belang van de burger, de beschikbare financiën en capaciteit, politieke ambities en tal van andere zaken. De Wmo-raad laat zich primair leiden door het belang van de burger.
Binnen de Wmo speelt participatie op verschillende manieren een rol. De Wmo is een participatiewet: het gaat om meedoen van iedereen aan de samenleving. Omdat de gemeente daarvoor voorzieningen moet treffen die aansluiten op de behoeften en vraag van haar inwoners, is het raadplegen van burgers van belang. In de Wmo (artikel 11 en 12) is opgenomen dat de gemeente belanghebbenden, burgers en cliënten betrekt bij het ontwikkelen van beleid. Bij burgerparticipatie gaat het om de betrokkenheid van burgers en instellingen bij het beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
De Wmo-raad adviseert het college over de Wmo, de verordening Wmo en de daaruit voortvloeiende documenten en uitvoeringspraktijk.
De Wmo-raad adviseert ook over het Wmo-beleidsplan, dat de gemeente minimaal eens per vier jaar vast moet stellen. Daarnaast is de Wmo-raad betrokken bij andere beleidsontwikkeling die invloed uitoefent op de werking van de verordening van de Wmo. Dit gaat over de volgende “prestatievelden”[1]:
Bij de samenstelling van de Wmo-raad kan het gaan om mensen (uit organisaties) die kennis hebben van bepaalde doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, (lichamelijk en/of verstandelijk) gehandicapten, dak- en thuislozen, GGZ-doelgroep en verslaafden. Ook kan gedacht worden aan vertegenwoordigers vanuit de kerken en vanuit de allochtone groepen, omdat zij vanuit hun vrijwillige inzet vaak een goed beeld hebben van de vraag van burgers naar vormen van maatschappelijke ondersteuning. Naast organisaties krijgen individuele burgers een plek in de Wmo-raad. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om burgers die actief betrokken zijn bij hun dorp, buurt of wijk (al dan niet in georganiseerd verband) en om vrijwilligers en mantelzorgers. Omdat vrijwilligers en mantelzorgers belangrijke actoren zijn van de Wmo is het van belang hen ook expliciet via deelname aan de Wmo-raad bij de beleidsontwikkeling van maatschappelijke ondersteuning te betrekken.
In Nederland en Gelderland zijn veel belangenorganisaties die de belangen voor soms heel specifieke doelgroepen behartigen. In de Wmo-raad wordt gezocht naar een evenwichtige mix van leden die gezamenlijk in staat zijn om de adviesrol vorm te geven. Gewaakt moet worden voor een te smalle of een te eenzijdige basis omdat kennis, ervaring of belangstelling niet verder gaat dan een specifiek probleem. Wij hebben in art. 3 lid 2 een aantal doelgroepen met name genoemd. Hierdoor geven wij aan dat er, indien mogelijk, tenminste één vertegenwoordiger van deze doelgroep vertegenwoordigd dient te zijn. In zijn totaal vormt de Wmo-raad een afspiegeling van de Zutphense bevolking. Het is niet zo dat mensen uit organisaties ook namens die organisaties zitting hebben in de Wmo-raad.
Landelijke en provinciale organisaties nemen geen zitting in de Wmo-raad. Weliswaar oefenen zij op afstand invloed uit op gemeentelijk beleid, maar zij missen het directe contact met onze inwoners. Het ligt daarom voor de hand dat lokale en regionale organisaties de rol van belangenbehartiger vervullen.
Belangenbehartiging is een verfijnd spel van prikkelen en verleiden. Tenslotte wordt steeds beoogd om het gemeentelijke beleid aan te passen aan de wensen van de burgers. Het is daarom nodig dat de leden van de Wmo-raad in staat zijn om over de grenzen van hun eigen belang heen te kijken. Dat geldt vooral voor de voorzitter die ook in staat moet zijn om binnen de Wmo-raad steeds weer naar compromissen te zoeken en het gemeenschappelijke doel, beïnvloeding van Wmo-beleid, vorm te geven.
Van de Wmo-raad wordt verwacht dat zij contacten onderhouden met andere doelgroepen en belangenbehartigers in de gemeente. Daarbij kan gedacht worden aan de Cliëntenraad Sociale Zaken, Stichting Samenwerkende Ouderenbonden, Stichting Platform Gehandicapten en Chronisch Zieken en de Raad van Kerken.
Omdat niet alle deskundigheid binnen de Wmo-raad vertegenwoordigd is, verwachten wij dat de Wmo-raad actief op zoek gaat naar informatie. Een van de mogelijkheden die zij hebben is, naast het benaderen van groeperingen en burgers, het consulteren van het WWZ-panel. Hiervoor kan de Wmo-raad specifieke vragen formuleren.
Taken voorzitter en secretaris en verwachtingen van de leden
De voorzitter en secretaris vervullen een belangrijke taak. Zij dragen zorg voor een goed verloop van de werkzaamheden en vergaderingen van de Wmo-raad. Van de voorzitter en secretaris worden daarom extra vaardigheden gevraagd.
1. Tot de taak van de voorzitter behoort:
2. Tot de taak van de secretaris behoort:
Van de leden wordt gevraagd dat zij in staat zijn om ook op abstracte wijze mee te denken. Dat zij een goede afweging kunnen maken tussen de belangen van een individu en/of een bepaalde doelgroep ten opzichte van het algemeen belang. Van de leden wordt tevens verwacht dat zij een effectieve bijdrage kunnen leveren aan de adviezen van de Wmo-raad en dat zij in staat zijn tot samenwerking met de overige leden en andere organisaties en belangengroepen in de verschillende prestatievelden.
Het college benoemd de leden voor 4 jaar. Leden kunnen eenmaal herbenoemd worden. Om nu te voorkomen dat de benoeming van de leden tegelijkertijd afloopt is het raadzaam dat de Wmo-raad een volgorde van aftreden maakt, zodat voorkomen wordt dat in een keer veel kennis en ervaring wegvloeit.
De leden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen. Omdat van de voorzitter en secretaris extra vaardigheden gevraagd worden en zij extra verantwoordelijkheden dragen hebben wij de onkostenvergoeding vastgesteld op 100%. De overige leden ontvangen een vergoeding van 30%.
Om de taak goed uit te voeren zal de Wmo-raad kosten maken. Denk hierbij aan het opvragen van een advies van het WWZ-panel, het volgen van een studiedag, training e.d. Jaarlijks is hiervoor een budget beschikbaar.
De Wmo-raad krijgt regelmatig stukken toegezonden die nog niet geschikt zijn voor besluitvorming of niet bestemd zijn voor derden. Voor de Wmo-raad is dat van belang zodat tijdig op ontwikkelingen geanticipeerd kan worden. Vaak wordt de Wmo-raad in en vroeg stadium geconsulteerd, zodat bij de beleidsvorming al rekening met de mening van de Wmo-raad gehouden kan worden. Voor de gemeente is het van belang dat zij kan vertrouwen op de geheimhouding door de leden van de Wmo-raad.
[1] Feitelijk zijn de negen genoemde punten geen prestatievelden, maar definities / aandachtsgebieden van maatschappelijke ondersteuning. In de praktijk worden ze prestatievelden genoemd omdat de gemeente op deze aandachtsgebieden beleid moet maken en zich hierover periodiek moet verantwoorden.