Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Culemborg

Algemene subsidieverordening gemeente Culemborg 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Culemborg
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Culemborg 2002
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Culemborg 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikelen 4.23 en 4.25 Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-09-2011Nieuwe regeling

15-09-2011

Culemborgse Courant 28 september 2011

Geen.
01-01-200229-09-2011vervallen

20-12-2001

Culemborgse Courant 27 december 2001

Geen.

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de budgetsubsidie: een subsidie, waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk wil sturen op prestaties en resultaat;

  • b.

    de exploitatiesubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht tot stand wil brengen dan wel in stand wil houden, door bij te dragen in het exploitatietekort;

  • c.

    de waarderingssubsidie: een van de exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie, bedoeld om een bepaalde activiteit te ondersteunen, zonder inhoudelijk op prestaties of resultaat te sturen;

  • d.

    de incidentele subsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan;

  • e.

    de subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolgeafdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt;

  • f.

    de subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolgeafdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht;

  • g.

    de directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt;

  • h.

    de subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie, in de vorm van subsidieverlening (zie onder e) of van directe subsidievaststelling (zie onder g);

  • i.

    het activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, en dat tevens de relatie met het gemeentelijk beleid aangeeft;

  • j.

    de reserve: het eigen vermogen van de subsidieaanvrager niet zijnde een voorziening, zoals bedoeld in dit artikel onder k;

  • k.

    de voorziening: een voorziening als bedoeld in art. 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover deze tijdens het overleg, als bedoeld in art. 12, als zodanig door burgemeester en wethouders is aangemerkt;

  • l.

    het risicobedrag: het totaal van de lasten van de subsidieaanvraag, behoudens de huurpenningen c.q. de eigenaarslasten van een gebouw waarvan de subsidieaanvrager eigenaar is en de lasten voortvloeiend uit het voorzieningenplan, ingevolge art. 11, tweede lid onder c., vermeerderd met het totaal van de baten met uitzondering van subsidies van overheidslichamen;

  • m.

    het subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • n.

    de gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdrukking komend in een of meerdere van de volgende kenmerken:

    • 1.

      een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaanvrager een groter bedrag dan 1.000 Euro om niet ter beschikking is gesteld, waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

    • 2.

      een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden;

    • 3.

      een rechtspersoon, die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;

    • 4.

      een rechtspersoon, waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen.

  • o.

    raad: de raad van de gemeente Culemborg

  • p.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Culemborg

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening
  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle door het gemeentebestuur van Culemborg te verstrekken subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van Culemborg.

  • 2.

    De raad kan bepalen, dat deze verordening niet of slechts ten dele van toepassing is op bepaalde subsidies dan wel soorten van subsidies voor activiteiten in of ten behoeve van de ingezetenen van Culemborg.

  • 3.

    De raad kan voor soorten van subsidies een bijzondere regeling vaststellen.

Artikel 3 Subsidiebudget en –plafond
  • 1.

    De raad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2.

    De raad kan jaarlijks een subsidieplafond instellen voor bepaalde subsidies, dan wel soorten van subsidies.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders maken tijdig bekend, op welke wijze de per activiteit beschikbare subsidie wordt verdeeld ingeval van overschrijding van het subsidieplafond.

Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekking en uitvoering van deze verordening
  • 1.

    De raad is bevoegd tot het verstrekken van budgetsubsidies en exploitatiesubsidies.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het verstrekken van waarderingssubsidies en incidentele subsidies.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, ter uitvoering van de beschikking tot het verstrekken van subsidie, een overeenkomst te sluiten ingevolge artikel 4:36 Awb.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening en van de ingevolge artikel 2, derde lid vastgestelde bijzondere regeling, tenzij de raad de uitvoering geheel of gedeeltelijk aan zich heeft voorbehouden.

Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid
  • 1.

    Alleen subsidieaanvragers met volledige rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2.

    De raad respectievelijk burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen subsidie verstrekken aan subsidieaanvragers die geen volledige rechtspersoonlijkheid bezitten of aan natuurlijke rechtspersonen. De bepalingen van deze verordening zijn zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6 Gronden om subsidie te weigeren
  • 1.

    De subsidieverstrekking kan naast de in art. 4:25 en art. 4:35 Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet in belangrijke mate ten goede komen aan ingezetenen van Culemborg;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.

Hoofdstuk 2. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 7 Democratisering
  • 1.

    De inrichting en werkwijze van bestuur en eventuele andere organen van de subsidieontvanger dienen te voldoen aan democratische principes: het personeel en de vrijwilligers, alsmede degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, dienen in de gelegenheid te zijn invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ter zake nadere regels stellen.

Artikel 8 Algemeen toegankelijk

Behoudens voorzover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, dienen de activiteiten van de subsidieontvanger open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of welke grond dan ook.

Artikel 9 Onderzoek

De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onderzoeken, die door burgemeester en wethouders nodig worden geacht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.

Artikel 10 Administratie

De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

Hoofdstuk 3. Budgetsubsidies

Artikel 11 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan de periode ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend te worden.

  • 2.

    Bij de indiening van de aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een activiteitenplan, met een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in art. 6 genoemde gronden;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en waarbij de inkomsten en kosten gespecificeerd zijn per activiteit of cluster van activiteiten; verder geeft de begroting een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;

    • c.

      een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen;

    • d.

      de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;

    • e.

      een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.

  • 3.

    Voorzover de subsidieaanvrager voor dezelfde (of vergelijkbare) activiteiten tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen modellen c.q. richtlijnen vaststellen voor de bescheiden, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Bij een eerste subsidieaanvraag legt de subsidieaanvrager tevens over:

    • a.

      een afschrift van de statuten;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm, voorzover deze al niet in de statuten is opgenomen;

    • c.

      het adres van de subsidieaanvrager;

    • d.

      een actuele opgave van de bestuursamenstelling.

  • 6.

    Een wijziging van de in het vijfde lid genoemde gegevens wordt onverwijld ter kennisneming gebracht aan burgemeester en wethouders.

  • 7.

    Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend kunnen burgemeester en wethouders besluiten deze niet ontvankelijk te verklaren.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere omstandigheden te hunner beoordeling van het in dit artikel gestelde afwijken; en kunnen ook andere dan in het tweede lid genoemde gegevens vragen teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.

Artikel 12 Overleg
  • 1.

    Burgemeester en wethouders treden in overleg met de subsidieaanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en prestaties, de overige subsidieverplichtingen als bedoeld in artikel 16, en de door de raad te verstrekken subsidie, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.

  • 2.

    Leidt zulks tot overeenstemming dan stellen burgemeester en wethouders de raad voor te besluiten tot subsidieverstrekking dienovereenkomstig.

  • 3.

    Leidt zulks niet tot overeenstemming dan maken burgemeester en wethouders in het voorstel aan de raad om al dan niet tot subsidiëring over te gaan, in ieder geval melding van de afwijkende opvatting van de subsidieaanvrager en geven zij gemotiveerd aan waarom zij die opvatting niet delen.

Artikel 13 Subsidieverstrekking: directe vaststelling of verlening
  • 1.

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling, dan wel subsidieverlening ingevolge het vierde lid, wordt gegeven binnen zes weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2.

    In de subsidiebeschikking wordt aangegeven welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.

  • 3.

    Indien de raad in afwijking van het voorstel van burgemeester en wethouders de subsidieverstrekt en de mogelijke consequenties daarvan voor de te leveren prestaties niet met de subsidieaanvrager zijn besproken, vindt daarover alsnog overleg plaats, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.

  • 4.

    In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt.

Artikel 14 Voldoende gelden
  • 1.

    Gelet op het gestelde in art. 6, eerste lid, onder d, vindt subsidieverstrekking niet of slechts gedeeltelijk plaats indien de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2.

    Onder eigen middelen, zoals bedoeld in het eerste lid, worden de aanwezige reserves verstaan, voorzover deze meer bedragen dan 5 % van het risicobedrag, met een minimum van 500 Euro, berekend per balansdatum van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 3.

    De raad kan besluiten, in tegenstelling tot hetgeen bepaald is in het eerste lid, toch tot subsidiëring over te gaan, indien de aanwezige reserves de 5 %, als bedoeld in het tweede lid, overschrijden.

  • 4.

    Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het eerste lid, worden onder meer verstaan de reserve van door burgemeester en wethouders nader aan te wijzen gelieerde rechtspersonen.

Artikel 15 Meerjarige subsidie

De raad kan voor een langere periode dan een jaar subsidie verstrekken, doch ten hoogste voor vier jaren.

Artikel 16 Indexering
  • 1.

    Indien een meerjarige subsidie wordt verstrekt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 2.

    Indien er sprake is van een indexering, passen burgemeester en wethouders jaarlijks het subsidiebedrag aan overeenkomstig de jaarlijkse begrotingsrichtlijnen.

Artikel 17 Uitbetaling
  • 1.

    In de subsidiebeschikking wordt aangegeven op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan, c.q. voorschotten worden gegeven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een subsidieaanvrager verzoeken schriftelijk in te stemmen met de subsidieverplichtingen. Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt niet tot uitbetaling van een subsidie overgegaan dan nadat de subsidieaanvrager schriftelijk verklaard heeft met de gestelde verplichtingen in te stemmen.

  • 3.

    Het in het tweede lid bepaalde is niet van toepassing indien door de subsidieaanvrager bezwaar gemaakt wordt tegen de subsidieverstrekking. Als dan kunnen burgemeester en wethouders toch tot gehele of gedeeltelijke uitbetaling of geven van voorschotten, overgaan niettegenstaande het feit dat de subsidieaanvrager nog geen verklaring als bedoeld in het tweede lid heeft afgegeven, zolang nog niet onherroepelijk op de bezwaren is beslist.

Artikel 18 Prestaties
  • 1.

    De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten te verrichten c.q. de prestaties te leveren zoals deze opgenomen zijn in de subsidiebeschikking dan wel – aanvullend – in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger gedurende de subsidieperiode merkt dat de activiteiten niet(kunnen) worden verricht c.q. de prestaties niet geleverd dreigen te worden, worden burgemeester en wethouders hiervan direct op de hoogte gesteld.

Artikel 19 Tussentijdse rapportage
  • 1.

    Indien voor een langere periode dan een jaar subsidie is verstrekt, dient de subsidieontvanger binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar re rapporteren omtrent de voortgang van de activiteiten , alsmede de financiële ontwikkelingen. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten c.q. de realisatie van de prestaties niet correspondeert met de planning, wordt door de subsidieontvanger aangegeven op welke wijze realisatie van het activiteitenplan alsnog zal worden bereikt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

  • 3.

    Art. 4:70 Awb is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Eindrapportage
  • 1.

    Uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel twee maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, dient de subsidieontvanger te rapporteren in hoeverre de in artikel 18 genoemde prestaties heeft geleverd.

  • 2.

    Een financieel verslag, een activiteitenverslag en een verantwoording van de overige subsidieverplichtingen dienen uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar te worden, dan wel drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, ingediend, conform daartoe door burgemeester en wethouders vastgestelde richtlijnen.

  • 3.

    Het financieel verslag ingevolge het eerste lid omvat de balans en de exploitatierekening conform art. 4:76, tweede, derde, vierde en vijfde lid Awb, en waarbij dezelfde indeling wordt gehanteerd als in de begroting.

  • 4.

    Op het activiteitenverslag is art. 4:80 Awb van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Indien de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van 50.000 Euro of meer ontvangt, dient het financieel verslag uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar, dan wel zes maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, voorzien te zijn van een accountantsverklaring als bedoeld in art. 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Art. 4:78 Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat het onderzoek en de getrouwheidsverklaring van de accountant ingevolge het vijfde lid, zich ook uitstrekt tot de verantwoording van de activiteiten en de prestaties zoals weergegeven in het activiteitenverslag en overige aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 21 Subsidievaststelling, -intrekking en -wijziging
  • 1.

    Indien er sprake is van een subsidieverlening ingevolge art. 13, vierde lid, dient de subsidieontvanger voor 1 april na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, dan wel drie maanden na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Art. 20 is dan van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen binnen 24 weken de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 4.

    De subsidie kan naast de gevallen, vermeld in art. 4:46, tweede en derde lid Awb, lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      is gebleken, dat de subsidie aan andere activiteiten is besteed dan waarvoor zij is aangevraagd, dan wel verstrekt;

    • b.

      de subsidieontvanger feitelijk niet of niet voldoende overeenkomstig zijn doelstellingen werkzaam is en hierin ondanks ontvangen schriftelijke waarschuwing geen verandering brengt;

    • c.

      de subsidieontvanger een financieel wanbeleid voert;

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als zich een geval voordoet als genoemd in art. 4:48, lid 1 en art. 4:50, lid 1 Awb, ,een geval als genoemd in het vierde lid of indien er sprake is van opheffing, faillissement of surseance van betaling van de zijde van de subsidieontvanger. In het geval van toepassing van art. 4:50 Awb moet een redelijke termijn in acht worden genomen.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vastgestelde subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen in de gevallen, genoemd in art. 4:49, eerste lid Awb. Deze bepaling is ook van toepassing op de directe subsidievaststelling.

Artikel 22 Controle
  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in de art. 19, 20 en 21 bedoelde verslagen.

  • 2.

    De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig ingericht te zijn, dat deze controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 23 Toestemming
  • 1.

    De subsidieontvanger heeft de toestemming van burgemeester en wethouders nodig voor:

    • a.

      het verlaten van een gemeentelijk pand, indien dit pand voor de activiteiten wordt gebruikt;

    • b.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • c.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • d.

      het aangaan van overeenkomsten gericht op het verstrekken van geldleningen;

    • e.

      het cederen of het in zekerheid overdragen van geldvorderingen;

    • f.

      het ter beschikking stellen van bedragen hoger dan 500 Euro om niet aan derden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger de toestemming van burgemeester en wethouders nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 3.

    Op de beslissing van burgemeester en wethouders is art. 4:71, tweede, derde en vierde lid Awb van toepassing.

Artikel 24 Kennisgeving

De subsidieontvanger stelt burgemeester en wethouders onverwijld op de hoogte van:

het voornemen tot ontbinden van de rechtspersoon;

  • a.

    zijn faillissement dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling;

  • b.

    de verstrekking van subsidie door een of meer andere bestuursorganen, zoals bedoeld in art.11, derde lid.

Artikel 25 Verzekering

De subsidieontvanger is verplicht de bezittingen, in dienst zijnd personeel en bij de activiteiten betrokken vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 26 Restitutie vermogensvorming
  • 1.

    De subsidieontvanger is een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, indien sprake is van de in art. 4:41, tweede lid Awb genoemde gevallen.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie, wordt de maximale vergoeding verstrekt.

  • 3.

    Indien het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Hoofdstuk 4. Exploitatiesubsidies

Artikel 27 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend te worden.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd; verder geeft de begroting een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;

    • c.

      art. 11, tweede lid onder c, d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28 Subsidieverlening , -vaststelling en bevoorschotting
  • 1.

    De beschikking inzake subsidieverlening, wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2.

    De subsidie wordt op basis van het exploitatieresultaat van de activiteiten, zoals opgenomen in de subsidie-aanvraag, vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten.

  • 3.

    De artikelen 17, eerste lid, 20, eerste, tweede, vierde tot en met zesde lid, 21 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

De artikelen 23, 24, 25 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Waarderingssubsidies

Artikel 30 Subsidieaanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij burgemeester en wethouders ingediend te worden.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

  • 3.

    een summier activiteitenplan;

    • a.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • b.

      Art. 11, tweede lid onder d en e, en vierde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31 Directe subsidievaststelling en –uitbetaling
  • 1.

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling wordt gegeven binnen vier weken nadat het besluit terzake is genomen, doch uiterlijk 31 december van het jaar, voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2.

    In de subsidiebeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger binnen tien weken na afloop van de activiteiten of van het subsidiejaar waarvoor de subsidie is verstrekt, een summier schriftelijk verslag uitbrengt omtrent het verloop van de activiteit al dan niet samen met een summier financieel verslag over de besteding van de subsidie. Art. 22 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Art. 22 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Incidentele subsidies

Artikel 33 Subsidieaanvraag
  • 1.

    De aanvraag voor subsidie dient uiterlijk 12 weken voordat met de activiteit wordt gestart schriftelijk bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 2.

    Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voorzover deze betrekking hebben op de activiteiten dan wel de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Artikel 11, tweede lid onder d en e, en derde tot en met achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Een subsidieaanvraag voor een tussentijdse subsidie, afkomstig van een aanvrager aan wie al een budgetsubsidie is verstrekt voor het betreffende jaar, wordt niet ontvankelijk verklaard.

  • 5.

    Toepassing van het vierde lid is niet aan de orde indien de subsidieaanvraag op verzoek van het gemeentebestuur plaatsvindt.

Artikel 34 Directe subsidievaststelling of -verlening en –uitbetaling
  • 1.

    De beschikking inzake directe subsidievaststelling dan wel subsidieverlening ingevolge het derde lid, wordt gegeven binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen verplichten dat na afloop van de activiteit binnen een nader te bepalen termijn de subsidieontvanger een financieel en een activiteitenverslag indient. Art. 20 kan van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 3.

    In de subsidiebeschikking kan bepaald worden dat binnen een door burgemeester en wethouders te bepalen termijn na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend, vaststelling van de subsidie plaatsvindt. In dat geval wordt bij de subsidieverlening tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt. De subsidie wordt vastgesteld binnen de toegestane subsidiabele kosten. Art. 21, derde en vierde lid, is dan van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De artikelen 17 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger
  • 1.

    Artikel 22 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De artikelen 23 en 25 kunnen bij de subsidiebeschikking van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen; voorlopige voorziening

Artikel 36 Ontheffing
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen van een of meer verplichtingen van deze regeling ontheffing verlenen.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kunnen burgemeester en wethouders een voorlopige voorziening treffen.

Artikel 37 Intrekking huidige ASV

De Algemene Subsidieverordening 1996 wordt per ingang van 1 januari 2002 ingetrokken.

Artikel 38 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en evaluatie
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2002.

  • 2.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening 1996 van toepassing.

  • 3.

    De evaluatie als bedoeld in art. 4:24 Algemene wet bestuursrecht zal plaatsvinden in het jaar 2005. Burgemeester en wethouders doen verslag van de resultaten daarvan en bepalen de wijze waarop dit verslag wordt gepubliceerd.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de "Algemene subsidieverordening gemeente

Culemborg 2002".