Organisatie | Onderbanken |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ONDERBANKEN 2007 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken, 4e wijziging december 2009 /januari 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2010 | 15-04-2012 | Onbekend | 23-02-2010 Onbekend | Onbekend |
Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007
4e wijziging december 2009/januari 2010
BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ONDERBANKEN 2007
Het college van de gemeente Onderbanken
gelet op artikel 4 en 6 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
gelet op artikel 3, 6 en 7 van de Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning
overwegende dat het noodzakelijk is om uitvoeringsregels op te stellen naar aanleiding van de te treffen
voorzieningen om de beperkingen, die iemand heeft om te kunnen participeren in de samenleving, te
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In dit besluit wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en op waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 van toepassing zijn.
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen compenserende voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 en het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 te stellen regels van toepassing zijn.
Inkomen zoals bedoeld in artikel 4, lid 4 t/m 7 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007: het inkomen zoals gedefinieerd in artikel 4.1 en 4.2 van het landelijke Besluit Maatschappelijke Ondersteuning, vastgesteld door de staatssecretaris van VWS (DMO/SFI-2718509, zie bijlage).
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon,- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.
Collectieve vervoersvoorziening / CVV
Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van gehandicapten, al dan niet gebruik makend van een rolstoel (tot 1-1-2007 CAV (collectief aanvullend vervoer genaamd). Dit systeem is dus niet te verwarren met het huidige CVV-systeem dat per 1-1-2007 komt te vervallen in verband met deelname aan de Regiotaxi Limburg.
PARAGRAAF 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN
Artikel 2 Persoonsgebonden budget
Verstrekking van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3 van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, vindt niet plaats indien:
op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstig vermoeden bestaat dat de verstrekking van het persoonsgebonden budget niet bijdraagt aan het leveren van een adequate voorziening. In principe is en blijft de PGB-houder zelf verantwoordelijk voor aanschaf en kwaliteit van de voorziening.
De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 6 onder lid 6 van de , Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 12 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuningen gemeente Onderbanken 2007, wordt een eigen bijdrage en eigen aandeel in mindering gebracht zoals bedoeld in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, tenzij anders is bepaald.
Artikel 3 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen
Voor het persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele voorzieningen, met uitzondering van de hulp in de huishouding, wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat 100% is van het bedrag zoals de kosten van de te verstrekken voorziening in natura bedragen. De kosten in natura zijn de kosten zoals door de gemeente overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt, dan wel is vastgesteld op basis van de goedkoopst adequate offerte.
Artikel 4 Omvang van eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen
Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,00 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,00.
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,00.
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.
Artikel 5 Negenendertig perioden van vier weken
Indien een voorziening bestaat uit een niet roerende zaak of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 4 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 vastgestelde bedrag in mindering gebracht. (Met een maximum van 25 % van de aanpassingskosten).
PARAGRAAF 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 6 Vaststelling persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld. Dit bedrag bedraagt voor de basishulp (HBH 1) € 14,82, voor de plushulp (HBH 2) € 17,95 en € 18,43 voor het zgn. overgangstarief (het tarief dat geldt voor de administratief geherindiceerden tot aan het moment dat hun oude awbz-indicatie afloopt). Deze tarieven worden jaarlijks met inachtneming van artikel 38 van de verordening geïndexeerd op basis van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het CBS.
Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen
De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 13. onder d van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, minus het eventuele eigen aandeel voor de woonvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum (zoals vermeld in bijlage II) .
De hoogte van het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 13. onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 minus de eventuele eigen bijdrage voor de woningvoorziening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor dergelijke voorziening vastgesteld maximum. (zoals vermeld in bijlage II)
c.De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, bedraagt bij inkomens tot en met de inkomensgrenzen zoals genoemd in artikel 4 lid 8 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten.
Indien de kosten van een woningaanpassing € 6.910,81 dient belanghebbende in principe te verhuizen naar een voor hem geschikte, aangepaste en binnen 12 maanden beschikbare woning. Behoudens wanneer uitstel van aangepast wonen betekent dat de aanvrager niet thuis kan blijven wonen. Bij geen beschikbaarheid binnen 12 maanden komt de woningaanpassing alsnog voor vergoeding in aanmerking.
Indien de kosten van een woningaanpassing het in lid 2 vastgestelde bedrag overschrijdt en belanghebbende wenst niet te verhuizen kan belanghebbende aanspraak maken op een bedrag dat gelijk is aan het in artikel 7 lid 2 genoemde grensbedrag. De belanghebbende blijft in deze situatie verantwoordelijk voor de uiteindelijk te realiseren woonvoorziening conform de gestelde medische en/of ergonomische indicatie c.q. programma van eisen.
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt € 1.861,18 en heeft een geldigheidsduur van twee jaar.
Indien een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 15 onder b, c en d van de Verordening individuele voorzieningen wordt verstrekt en het betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage IV.
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van de woonruimte, zoals bedoeld in artikel 19 lid 4 van de Verordening individuele maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, bedraagt € 3.189,61.
De financiële tegemoetkoming kan worden toegekend voor het bezoekbaar maken van maximaal één woning.
PARAGRAAF 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 8 Vaststelling persoonsgebonden budget
Bij de verstrekking of toekenning van een algemene of individuele vervoersvoorziening geniet de voorziening, zoals bedoeld in artikel 22, onder a (collectief vervoer) en b (scootermobiel) van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, altijd het primaat boven de verstrekking van een persoonsgebonden budget. Uitzondering hierop zijn de vervoersvoorzieningen die om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet ingevuld kunnen worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening en scootermobielen. (zie toelichting bijlage VI)
Artikel 9 Eigen bijdragen en hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen, zoals bedoeld onder artikel 1 lid t van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen, meer bedraagt dan 1,5 maal de in artikel 4 lid 8 van dit Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt de aanvrager geacht de kosten van het lokaal vervoer of het bezit en gebruik van een auto zelf te kunnen dragen en derhalve algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
De eigen bijdrage voor een vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22, onder b van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (een scootermobiel) wordt gedurende 39 maal 4 weken in rekening gebracht met toepassing van het in artikel 4 van het besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 (4e wijziging januari 2010) vastgestelde bedrag, tot een maximum van 100% van de kostprijs van deze voorziening.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor de aanpassing van een eigen auto wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte dan wel het door het college voor een dergelijke voorziening vastgesteld maximum € 3.014,19. De vergoeding wordt éénmaal per 5 jaar verstrekt.
Indien als gevolg van toepassing van dit artikel extra verzekeringskosten en hogere kosten i.v.m. de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze meerkosten voor vergoeding in aanmerking.
Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag (aanschaf andere auto) wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een calamiteit.
Voor cliënten die geen gebruik kunnen maken van het collectieve vervoerssysteem en daarvoor vóór 1-1-2007 door de gemeente Onderbanken zijn geïndiceerd komen in het kader van een overgangsregeling in aanmerking voor het gebruik van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 en bedraagt:
De cliënt aan wie een vergoeding zoals bedoeld in artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 verstrekt wordt, is geen verantwoording van dit bedrag aan de gemeente verschuldigd.
Indien aan een persoon een combinatie van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 22 onder b en c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007 toegekend is (b.v. scootermobiel en een Pgb), bedraagt de hoogte van de financiële vergoeding of het Pgb maximaal 75% van de hoogte zoals genoemd in dit besluit onder artikel 9 lid 4.
Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt bij een voorziening zoals bedoeld onder artikel 22 onder c van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding zoals genoemd in dit besluit onder artikel 9 lid 4 toegekend.
Aan de gehandicapten aan wie een voorziening is verstrekt conform artikel 3 lid 3 Overgangsregeling Verordening Voorzieningen Gehandicapten 1998, zal door burgemeester en wethouders een vergoeding verstrekt worden die gelijk is aan het bedrag dat op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten is verstrekt. Doch dit bedrag kan nooit meer bedragen dan de financiële tegemoetkoming ingevolge artikel 9 lid 4 sub b van het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Onderbanken 2007. Deze vergoeding wordt in de vorm van een sterfhuisconstructie met ingang van 1-1-2010 jaarlijks geïndexeerd met het in artikel 38 van de verordening genoemde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Het bedrag dat door de aanvrager ten gevolge van de verstrekking van een voorziening wordt bespaard, omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen, wordt in mindering gebracht op het pgb waar de cliënt die deze voorziening aanvraagt recht op heeft, op basis van de goedkoopst adequate voorziening, dan wel als eigen bijdrage gevraagd wanneer deze voorziening in natura wordt verstrekt.
Artikel 11 Vormen van rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen
Rolstoelvoorzieningen en overige hulpmiddelen worden in natura en in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt. Indien de rolstoelvoorziening of een hulpmiddel in de vorm van een persoongebonden budget verstrekt wordt, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door het gestelde zoals opgenomen in artikel 3 van dit besluit.
Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerder verstrekte soortgelijke rolstoelvoorziening of hulpmiddel, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn, zoals deze gelden bij het verstrekken van een voorziening in natura,van de betreffende rolstoelvoorziening of hulpmiddel verstreken is.
In uitzondering op het gestelde in artikel 11 lid 1 van dit besluit wordt een sportrolstoel altijd als financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget verstrekt.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 onder c, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, is een vaste financiële tegemoetkoming en bedraagt € 2.445,36 per drie jaar.
PARAGRAAF 7 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING
Artikel 13 Samenhang en afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het verzoek inzake het advies ex artikel 33 van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken 2007, indien van toepassing aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
Aldus vastgesteld door het college van de Gemeente Onderbanken op 23 februari 2010.
Deze (gewijzigde) beleidsregels treden in werking op 3 maart 2010
De Burgemeester
De secretaris
Dit houdt in dat de gemeente de wettelijke plicht heeft om mensen te compenseren voor hun beperkingen zodat ze echt kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het gaat erom dat mensen in staat moeten zijn om zelfstandig een huishouden te voeren, zich te kunnen verplaatsen in en om de woning, beschikken over vervoersmogelijkheden, andere mensen kunnen ontmoeten en sociale verbanden aan kunnen gaan. Kortom, beperkingen die mensen ondervinden in hun zelfredzaamheid en in hun maatschappelijke participeren moeten door de gemeente worden gecompenseerd.
Aan het compensatiebeginsel is een motiveringsplicht gekoppeld. De gemeente moet beargumenteren dat een Wmo voorziening tot compensatie van een beperking leidt. De gemeente kan worden aangesproken op het behalen van het resultaat.
Het compensatiebeginsel en motiveringsplicht staat in relatie met het ICF (International classification of functioning, disability en health). Een classificatie/begrippenkader voor het beschrijven van het functioneren van mensen incl. factoren die op het functioneren van invloed kunnen zijn.
De beschrijving vindt plaats vanuit 3 perspectieven:
Bij participatie gaat het erom of iemand mee kan doen aan het maatschappelijk leven op alle levensterreinen, of hij ook daadwerkelijk meedoet, en of iemand een volwaardig lid van de maatschappij is of kan zijn. Participatieprobleem kunnen ook ontstaan door omgevingsfactoren en impliceert niet altijd een beperking.
Daarnaast zijn er factoren die het functioneren beïnvloeden.
SCHEMATISCHE WEERGAVE OM TE KOMEN TOT HET TE COMPENSEREN DEEL BETREFFENDE HET ONDERVONDEN PARTICIPATIEPROBLEEM EN/OF HET GEBREK IN ZELFREDZAAMHEID.
De vastgesteld bedragen woonvoorzieningen, zoals omschreven in artikel 7, lid 1van dit besluit bedragen (aangepast per 03-03-2010):
De voorzieningen met de toevoeging ‘algemeen gebruikelijk’ komen wel voor vergoeding in aanmerking als er geen sprake is van afschrijving, renovatie of nieuwbouw.
Bijlage III. Vergoeding voor kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 7 lid 4 (aangepast per 03-03-2010).
Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) en reparatie (niet expliciet gebonden aan een maximum) aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:
Balanslift* |
maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven;
Bijlage IV Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 7 lid 5
Ingevolge artikel 8 lid 2 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie tabel) gemaximeerd.
Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.
Tabel norminkomens (bijstandsnorm) en inkomensgrenzen (1,5 maal norminkomen) per 01-01-2010 ingangdatum, met terugwerkende kracht vanaf, 1-1-2010.
De bedragen zijn exclusief vakantietoeslag
In de AmvB zijn geen bepalingen m.b.t. de inkomensgrenzen opgenomen. Gemeenten zijn dus vrij om hieromtrent eigen beleid te voeren. Het in een aparte bijlage opnemen van een tabel heeft het voordeel dat deze snel (2 keer per jaar) op grond van de normen in het kader van de WWB bijgesteld kan worden.
BIJLAGE VI Toelichting paragraaf 5 artikel 8 lid 1
Gebruik van een algemene voorziening waaronder een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, tegen gereduceerd tarief
Een algemene voorziening kan zijn het reguliere openbaar vervoer, mits dat toegankelijk, bereikbaar en bruikbaar is voor mensen met een functiebeperking. In praktijk is dat nog lang niet het geval.
Als WMO-geïndiceerde in het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, kan de gehandicapte tegen gereduceerd tarief onbeperkt gebruik maken van het vervoerssysteem. Binnen de rangorde van te verstrekken voorzieningen heeft deze het primaat, aangezien deze tevens individuele voorzieningen (gedeeltelijk) overbodig kan maken.
Door een hoogwaardig systeem van CVV op te (doen) zetten kan een gemeente in belangrijke mate invulling geven aan het compensatiebeginsel ten aanzien van het vervoer buitenshuis. Een dergelijk systeem dient wel aan een aantal voorwaarden te voldoen.
In samenwerking met de Limburgse gemeenten heeft de Provincie een dekkend systeem opgezet welk vanaf 10-12-2006 wordt uitgevoerd door Veolia
Het systeem wordt gekenmerkt door de volgende kwaliteitseisen:
Collectief vraagafhankelijk vervoer
Collectief vraagafhankelijk vervoer is een vorm van openbaar vervoer waarvan iedereen binnen het vervoersgebied gebruik kan maken en dat tevens voorziet in het deur tot deur vervoer van Wmo-geïndiceerden, al dan niet gebruik makend van een rolstoel.
Het CVV kent beperkingen die inherent zijn aan het systeem. Het collectief vraagafhankelijk vervoersysteem kan doorgaans niet garanderen dat iemand stipt op tijd wordt opgehaald. Het gezamenlijk reizen met anderen kan voor sommige cliënten een belasting zijn. Met deze kenmerken moet rekening gehouden worden bij het vaststellen of een CVV systeem voor de Wmo-geïndiceerde een adequate oplossing biedt.
De prijs die de Wmo-geïndiceerde in de gemeente Onderbanken voor het CVV betaalt is nihil. Elke andere reiziger is in het CVV een reizigersbijdrage verschuldigd.
Op grond van het gestelde in artikel 22 onder a van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Onderbanken kan de Wmo-geïndiceerde gratis onbeperkt reizen binnen het geldende vervoersgebied.
In het algemeen wordt een vervoersvoorziening getroffen als het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte in belangrijke mate is verstoord vanwege de ondervonden belemmeringen. Van een dergelijke verstoring is geen sprake als slechts incidenteel verplaatsingsmoeilijkheden optreden.
De belangrijkste oorzaak van het mobiliteitsprobleem is het gegeven dat het openbaar vervoer onvoldoende toegankelijk is voor gehandicapten. Om deze reden is het noodzakelijk dat er aan gehandicapten een alternatief wordt aangeboden om zich te kunnen verplaatsen. Een mogelijkheid die in het WMO-beleid bestaat is de collectieve aanpak, waarbij opgemerkt dient te worden dat voorkomen moet worden dat WMO-middelen indirect worden ingezet om de problemen op te lossen waar het openbaar vervoer in algemene zin mee kampt.
De in het kader van de WMO te verstrekken vervoersvoorziening dient in ieder geval adequaat te zijn en te voldoen aan een aantal kwaliteitseisen, waarbij er sprake is van verminderen van mobiliteitsproblemen en niet van het wegnemen daarvan.
De selectie van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening hangt af van:
Hoewel tot op zekere hoogte verwacht mag worden dat een gehandicapte zijn verplaatsingspatroon aanpast aan de handicap (de handicap op zich dwingt hiertoe), zal een WMO-voorziening verstrekt worden teneinde de deelname aan het maatschappelijk verkeer te bevorderen en waar mogelijk de belemmeringen en beperkingen ten gevolge van de handicap te compenseren,
Met het verstrekken van een vervoersvoorziening wordt beoogd te bereiken dat de aanvrager in staat wordt gesteld in ieder geval datgene te doen wat mensen van dag tot dag plegen te doen. Voor het grootste deel zijn dat routine-verplaatsingen (dagelijkse boodschappen, bezoeken van familie en kennissen, het zomaar buiten zijn). Dergelijke verplaatsingen bevinden zich in de regel in de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte.
De voorziening is er op gericht gehandicapten de mogelijkheid te bieden nog in zo’n volledig mogelijke mate deel te nemen aan het leven van alle dag. De vervoersvoorziening heeft betrekking op de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte, tenzij het gaat om wezenlijk contact buiten dat gebied dat alleen onderhouden kan worden door persoonlijk bezoek van de gehandicapte en wanneer het wegvallen van dat contact zou leiden tot vereenzaming.
Voor verplaatsingen buiten het vervoersgebied van 5 OV zones is er een algemene voorziening in de vorm van het landelijk systeem voor bovenregionaal vervoer “Valys”. Mensen met een WMO indicatie voor vervoer of voor een rolstoel, kunnen na aanmelding gebruik maken van dat systeem.
Recreatieve bestemming kan onderdeel vormen van het dagelijkse patroon van het leven van alle dag, in welk geval met het treffen van een WMO-vervoersvoorziening dan ook rekening wordt gehouden. Een hulpmiddel dat aangevraagd wordt met het oog op recreatie en ontspanning alleen, wordt niet in het kader van de WMO verstrekt.
Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt niet onder de WMO. Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen in het algemeen van dag tot dag plegen te doen.
Individuele invulling van het leven van alle dag.
De gemeente dient een zorgvuldig onderzoek te doen naar het verplaatsingspatroon van de gehandicapte om vast te stellen welke verplaatsingen voor de gehandicapte van belang zijn voor het onderhouden van de voor hem noodzakelijke sociale contacten. Zijn de door de gehandicapte regelmatig af te leggen afstanden uitzonderlijk hoog en/of is de frequentie waarmee die afstanden worden afgelegd uitzonderlijk hoog, dan wordt daarmee bij het vaststellen van de goedkoopst-adequate voorziening rekening gehouden.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de betrokkene tijdelijk vanwege familie-omstandigheden extra verplaatsingen over grotere afstanden moet maken, bijvoorbeeld van opname van een naaste in een bepaald ziekenhuis of in een AWBZ-instelling. In zo’n geval kan tijdelijk een verhoging van de omvang van de te verstrekken vervoersvoorziening/vergoeding aan de orde zijn.
Ook kan de situatie zich voordoen dat het verplaatsingsgedrag van de gehandicapte uitzonderlijk laag is, waarmee dan ook rekening gehouden kan worden. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als iemand woonachtig is in een woonomgeving waar in de zeer directe nabijheid de meest noodzakelijke voorzieningen en dagbesteding aanwezig zijn, bv een verzorgingstehuis met de nodige faciliteiten. Een beperking van de omvang van de voorziening kan dan ook gemotiveerd zijn.
Openbaar vervoer niet kunnen bereiken en/of gebruiken.
Een gehandicapte kan voor een WMO-vervoersvoorziening in aanmerking komen wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Hierbij wordt in de praktijk uitgegaan van de toegankelijkheid van de (stads-) bus. In de regel is de loopafstand tussen de woning en de bushalte bepalend, waarbij gebruiksmogelijkheden van fiets, brom- of snorfiets mede van invloed zijn.
Het betreft niet alleen lichamelijke, functionele belemmeringen. Ook psychische beperkingen kunnen aanleiding zijn voor het verstrekken van een WMO-vervoersvoorziening.
Psychische stoornissen kunnen alleen dan een criterium zijn om in aanmerking te komen voor een WMO-voorziening als de cliënt voor de stoornis onder specialistische behandeling is (geweest) die tot nu toe zonder resultaat is.
Primaat bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.
Binnen de gemeente Onderbanken is in het verstrekkingenbeleid het primaat gelegd bij het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV).
Gehandicapten die geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, kunnen in aanmerking worden gebracht voor het collectief vervoersysteem. Wanneer dat systeem niet de goedkoopst-adequate oplossing biedt, dan kan de gehandicapte voor een van de andere vervoersvoorzieningen in aanmerking komen.
Het begrip “algemeen gebruikelijk” wordt bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen ingevuld door voor enkele voorzieningen een inkomensgrens te stellen. Heeft men een inkomen onder de inkomensgrens, dan kan men in principe in aanmerking komen voor deze voorzieningen. Heeft men een inkomen boven de inkomensgrens, dan wordt gesteld dat met de voorziening samenhangende kosten algemeen gebruikelijk zijn.
Voorzieningen die niet algemeen gebruikelijk zijn, zoals aanpassingen van een auto of een speciaal voertuig voor gehandicapten, worden wel verstrekt aan gehandicapten met een inkomen boven de inkomensgrens.
Verder zijn in relatie tot vervoersvoorzieningen als algemeen gebruikelijk aan te merken de volgende hulpmiddelen: Bromfietsen, rijwielen en rijwielen met hulpmotor. Eventuele kosten van aanpassing van voornoemde voorzieningen zijn mogelijk wel voor rekening van de WMO te nemen.
Een aangepaste driewielfiets wordt, gezien het depotkarakter c.q. herverstrekkingsmogelijkheden, als verstrekking in bruikleen gegeven zonder toepassing van een algemeen gebruikelijke factor.
Ten aanzien van een tandem is, gezien de incidentele verstrekking, uit te gaan van meerkosten t.o.v. een algemeen gebruikelijke, vergelijkbare fiets.
Zie ook de specifieke beleidsregels per onderwerp.
De achtergrond van de omvang van de voorziening in relatie tot het compensatiebeginsel.
Ten aanzien van de omvang van de voorziening is in het algemeen te stellen dat de gemeente Onderbanken een relatie legt tussen de vervoersbehoefte van betrokkene en a. de leeftijd en b. het gebruik van andere vervoersvoorzieningen.
Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en de leeftijd als volgt gehanteerd:
Indien in individuele gevallen het tegendeel niet blijkt wordt ervan uitgegaan dat:
Voornoemde uitgangspunten hebben tot gevolg dat in de regel:
Deze beperkingen gelden niet bij de toekenning van het CVV, wel bij andere individuele vervoersvoorzieningen.
Binnen de gemeente wordt beleid betreffende de relatie tussen de vervoersbehoefte en het gebruik
van andere en/of meerdere voorzieningen als volgt gehanteerd:
Indien de gehandicapte een substantiële vervoersbehoefte heeft in de directe woonomgeving en daarvoor een open elektrische buitenwagen (elektrische rolstoel, scootermobiel e.d.) ter beschikking heeft gekregen vanuit de WMO of de AAW, is afhankelijk van de handicap, situatie en vervoersbehoefte een gedeeltelijke verstrekking van een andere vervoersvoorziening (o.a. CVV, individuele voorziening, overgangsregeling) aan de orde. De bedoelde andere voorziening wordt dan gekort met 25%.
Bijlage VIII OVEREENKOMST Persoonsgebonden budget (PGB) GEMEENTE ONDERBANKEN
Ondergetekenden: Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Onderbanken (verder te noemen verstrekker) en de heer/mevrouw……(n.a.w.)………… (verder te noemen houder) komen het volgende overeen:
Ten behoeve van de aanschaf van een individuele voorziening in het kader van de Wmo zijnde een………………………………………………. wordt aan houder een PGB ter beschikking gesteld ter hoogte van € …………….
Hierbij dienen beide partijen de volgende voorwaarden in acht te nemen:
Een PGB voor een woonvoorziening (niet zijnde een bouwkundige en/of woontechnische woonvoorziening), vervoersvoorziening of rolstoel, wordt verleend door een bedrag (op basis van een door een onafhankelijke deskundige opgesteld programma van eisen en de goedkoopst adequate offerte) in een keer beschikbaar te stellen zodat de houder zelf de voorziening aan kan schaffen.
Wanneer de houder niet gedurende de volledige afschrijvingsperiode van de voorziening adequaat gebruik kan maken van, c.q. recht heeft op, de voorziening, wordt het PGB van de houder teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het PGB bij de houder gelegd.
Wanneer de fysieke situatie van de houder verslechtert en dit consequenties heeft voor de door de houder aangeschafte, niet meer adequate en nog niet afgeschreven voorziening zal het restbedrag waarvoor de afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken in mindering worden gebracht op een eventueel opnieuw te verstrekken PGB voor een nieuwe wel adequate voorziening. Dit omdat bij verstrekking in natura een nog niet afgeschreven voorziening voor de leverancier nog een restwaarde heeft welke ook de pgb-houder kan gebruiken als inruilwaarde bij de aanschaf van mogelijk een andere voorziening.
Het PGB bij een bouwkundige en of woontechnische aanpassing (behalve een traplift) is gelijk aan de goedkoopst adequate offerte die aan de hand van een programma van eisen is opgesteld. Dit bedrag wordt bij bedragen tot aan het grensbedrag waarboven het primaat van verhuizing geldt in een keer aan de houder beschikbaar gesteld. Bij prijzen boven het grensbedrag is behalve een programma van eisen een aanvullend advies van een onafhankelijk deskundige noodzakelijk. Het PGB zal voor 75% beschikbaar worden gesteld bij de verleningsbeschikking. Na controle en verantwoording zal bij de verstrekkingsbeschikking het definitieve PGB worden vast- en betaalbaar gesteld.
Na aanschaf/realisatie van een individuele voorziening als bedoeld in artikel 6 lid 5van de verordening dient de verantwoording over het verstrekte budget plaats te vinden. Indien de voorziening onder 1.4 bestaat uit een bouwtechnische woningaanpassing waarvoor een bouwvergunning noodzakelijk is, is de looptijd 12 maanden. Voor voorzieningen genoemd onder 1.5 en 1.6 van de verordening geldt een looptijd van 3 maanden, welke bij ernstig vertraagde levering kan verlengd worden.
Namens de verstrekker, Namens de houder,
Burgemeester en wethouders van Onderbanken’
Bijlage IX Kosten van woningaanpassingen.
De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de kostprijs van de woonvoorziening c.q. de vaststelling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming:
Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.