Organisatie | West Maas en Waal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening West Maas en Waal 1994 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening West Maas en Waal 1994 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Verordening naar aanleiding van de inwerkingtreding van de WABO gewijzigd
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 03-05-2012 | Nieuwe regeling | 23-09-2010 Waalkanter, 20-10-2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien het van mening is dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
AFDELING 1 Orde en veiligheid op de weg
PARAGRAAF I BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
PARAGRAAF 5 BRUIKBAARHEID VAN DE WEG
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;
De voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg hiervan gereinigd is;
standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3.
Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel
een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b.indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet
voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c.in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de
nabijheid gelegen onroerende zaak.
7 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid onder j of k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2.1.5.2 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
PARAGRAAF 6 VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan
het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei
andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 2.1.6.11 Veiligheid op het ijs
of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b.bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a. bedoelde
ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik
daarvan te verijdelen of te belemmeren.
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijvingen
e.betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare
f.activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.4.2, 2.1.4.3 en 2.3.3.1 van
3.Onder evenement wordt mede verstaan:
AFDELING 3 Toezicht op openbare inrichtingen
PARAGRAAF I TOEZICHT OP HORECABEDRIJVEN
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1.Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rook waren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf
De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
Onverminderd het gestelde in het derde en vierde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
Artikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplicht
1.De burgemeester kan bepalen, dat het gestelde in artikel 2.3.1.2 niet geldt voor één of meer in dat besluit aangeduide soorten horecabedrijven in de gehele gemeente
dan wel in één of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.
2.De exploitatie van een horecabedrijf, waarop een besluit als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf
en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven, tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4. geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
PARAGRAAF 2 TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
PARAGRAAF 3 TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
1.Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid:
een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te
doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Artikel 2.3.3.2 Begripsomschrijvingen en Opstelplaatsenbeleid
Begripsomschrijvingen In dit artikel wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op de kansspelen; b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a van de Wet; c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet: d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de Wet:
Opstelplaatsenbeleid (zie het gemeentelijk Speelautomatenbeleid)a. In de hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten; b. In laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.
AFDELING 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid en ter bescherming van de eigendom
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
6 Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
7.De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2.4.7. Hinderlijk gedrag op of aan de weg
constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting,
verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b.zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij
de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt wordt.
2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek
van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik
Het is verboden op de weg, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben (zie besluit d.d. 28 juni 2005 waarbij de bebouwde kommen van de kernen van de gemeente als zodanig zijn aangewezen).
Artikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich
zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een
Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, galerij, tunnel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterreinen e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
2 Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.
3.De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met in achtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
Artikel 2.4.22 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1.De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij
verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester
gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 of 2.4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.
AFDELING 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
f exploitant: de natuurlijke persoon of personen, of rechtspersoon of rechtspersonen, die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
g beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
h bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
1 de exploitant; 2 de beheerder; 3 de prostituee; 4 het personeel dat in de inrichting werkzaam is; 5 toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a; 6 andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, raam- en straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven
a de persoonsgegevens van de exploitant; b de persoonsgegevens van de beheerder; c het aantal werkzame prostituees; d de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf; e de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een
f een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
g een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
h een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
1 De exploitant en de beheerder: a staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij; b zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en c hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.
2.Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet: a met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis
geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld; b binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot
een onvoorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van: 1º bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemde- lingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen; 2º de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater of 453 van het Wetboek van strafrecht; 3º de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jº artikel 8 of jº artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994; 4º de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen; 5º de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; 6º de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
3 Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld: a vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijks- belastingen, tenzij de geldsom minder dan zevenhonderd vijftig gulden bedraagt; b een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
4 De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
a bij de weigering van een vergunning gerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van
de vergunning; b bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van
5.De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde
natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
4 Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan: a tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste lid of tweede, geldende sluitingsuren
vaststellen; b van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
2.Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegde bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
XIV (misdrijven tegen de zeden), XVII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid),
XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling)
van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens
en munitie; b geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.6 Verbod van raam- en straatprostitutie
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,
1 Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslissingstermijn; weigeringgronden; nadere regels
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
1 De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien: a de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon
bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen; b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen)
zijn in strijd met artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde; d de aanvrager niet door het overleggen van een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven geschiktheidsverklaring kan aantonen dat het bedoelde pand voldoet aan
de ex artikel 3.1.3. gestelde nadere regels;
e het maximale aantal af te geven vergunningen voor seksinrichtingen of escortbedrijven is verleend.
2 De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid kan worden geweigerd: a. in het belang van de openbare orde; b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast; c in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat; d in het belang van de veiligheid van personen of goederen; e in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid; f in het belang van de gezondheid of zedelijkheid; g in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek Strafrecht, de Luchtvaartweg, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
(Geluid)hinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder (zie: Aanwijzing als bedoeld in artikel 4.1.5a, lid 3, APV West Maas en Waal, besluit van het college van 17 juni 1997).
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4.1.5c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.
Artikel 4.1.5d (Geluid)hinder door vrachtauto's
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 4.1.5d, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te rijden.
AFDELING 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3 Het bewaren van houtopstanden.
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
vijfde lid, van de Boswet; e iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.)
Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. (Moreau); f iepespintkever: het insect in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten
Scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.
2.In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de
houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die
aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.5.6;
Artikel 4.3.4 Fictieve weigering
De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, wanneer niet binnen de in artikel 1.2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.
Artikel 4.3.5 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan tevens behoren het voorschrift dat de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.3.7 Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2., artikel 4.3.5.
of artikel 4.3.6, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort
te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving te stellen termijn:
AFDELING 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen,
mest, ingekuilde landbouwprodukten e.d.
1.Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar
het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast
dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de
volgende daarbij nader aangeduide voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te
hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
a.onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of
loof of pulp of ingekuilde landbouwprodukten, afbraakmaterialen en oude metalen;
2.In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de
3.Het is verboden op een door het college krachtens het eerste lid aangewezen plaats
een door hen aangeduid voorwerp of stof:
Artikel 4.4.1a Stankoverlast door gebruik van meststoffen
de bij het Besluit gebruik meststoffen 1998 behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: "tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt";
Onverminderd het bepaalde in het Besluit dierlijke meststoffen 1998 is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op zaterdag na 18.00 uur, zondag, Nieuwjaarsdag, de eerste en tweede Paasdag, de eerste en tweede Pinksterdag, Hemelvaartsdag, de eerste en tweede Kerstdag en de dag, waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de dag voorafgaande aan genoemde feestdagen na 18.00 uur.
Artikel 4.4.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
b het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet
kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
b op een door het college aangewezen plaats parkeren, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing: a. op wegen, zoals bedoeld in artikel 5.1.1, onder a; b. op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid; c. op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
5.2.1 Inzameling van geld of goed
1 Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen, te verhuren of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid,
b.voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door - of door huisgenoten
of personeel van - hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van
c.voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het
houden van een markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt;
d.voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in
e.voor gronden en water die in eigendom en/of beheer aan het Recreatieschap Nederrijn, Lek en
Waal zijn overgedragen en gelegen zijn binnen de -door de bolletjeslijn op de
bestemmingsplankaart aangegeven- grenzen van het bestemmingsplan "De Gouden Ham 1983".
gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een
redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen: uitstallingen op de weg
of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te
verkopen, te verhuren of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;
b.anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden,
te verkopen, te verhuren of te verstrekken aan publiek.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor gronden en water, die in eigendom en/of beheer aan het Recreatieschap Nederrijn, Lek en Waal zijn overgedragen en gelegen zijn binnen de -door de bolletjeslijn op de bestemmingsplankaart aangegeven- grenzen van het bestemmingsplan "De Gouden Ham 1983".
der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning
een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Gelders wegenreglement;
b.De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder b, geldt niet voorzover in het daarin geregelde
onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer;
Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zevende lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden
b.toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met
enige beperking - voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of
enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te
bieden, te verkopen, te verhuren of te verstrekken.
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepsvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Gelderse vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Artikel 5.3.3. Aanwijzingen ligplaatsen
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiingen, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht
voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
AFDELING 3a Gebruik van het openbaar water in "De Gouden Ham"
Artikel 5.3a.2 (Motor)vaartuigen
andere gebruikers van het openbaar water kan worden veroorzaakt;
de motor(en) van motorvaartuigen te laten draaien met ingeschakelde schroef (schroeven), terwijl het vaartuig ligt afgemeerd, althans stil ligt aan een steiger of in een haven, zodanig, dat de afstand van de schroef tot de steiger of oeverlijn aanleiding kan geven tot beschadiging van oevers,
steigers en andere waterbouwkundige werken, alsmede van de oeverbeplanting;
motorvaartuigen tijdens het stilliggen onnodig in werking te hebben;
AFDELING 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1 Crosswedstrijden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
c.in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste
lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
en voor fietsers of berijders van paarden:
a.ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere
krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b.die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door
het college aangewezen plaatsen;
c.die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift
d.van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen
gelegen binnen de door het college aangewezen plaatsen;
e.voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d.
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
HOOFDSTUK 6 STRAF- OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
artikelen 4.1.5a, 4.1.5b, 4.1.5c, 4.1.5d, 4.1.5e en 4.1.5f;
b.de in de afdeling "bepalingen ter bestrijding van heling van goederen" opgenomen artikelen;
1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
De gemeentelijke buitengewone opsporingsambtenaren (voor de wettelijke regelingen als opgenomen in het collegebesluit tot aanstelling van buitengewone opsporingsambtenaar).
2.Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgmeester aangewezen personen.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening, van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Algemene Plaatselijke Verordening van West Maas en Waal 1994.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente West Maas en Waal in zijn vergadering van 9 december 1993, nr. 1993/12/5.6, in werking getreden met ingang van 21 januari 1994.
Laatstelijk gewijzigd door de raad van de gemeente West Maas en Waal in zijn vergadering van 7 december 2006, inwerking getreden met ingang van 21 december 2006.