Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De ingangsdatum van de heffing is 01-01-2011.
Gemeentewet, art. 228a
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2011 | 01-01-2011 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 09-12-2010 Gemeenteblad, 20-01-2011 | 2011/002 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
2.Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is,
als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij
het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij
blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b.ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4–
voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
3.Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water
dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar
het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is
aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar
tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor
4.Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn
wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
Van de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn vrijgesteld de percelen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag - andere dan kerkgenootschappen - die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, is verschuldigd bij de
aanvang van het belastingjaar.
2.De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, zijn verschuldigd bij het begin
van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender-
4.Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de vermindering minder dan € 5,00
5.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van
de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
2.In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag
daarvan, minder is dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen
worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen,
waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De 'Verordening rioolrechten 2010' van 10 december 2009, wordt ingetrokken met ingang
van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande
dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2010.