Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Peel en Maas

Toeslagenverordening WWB Peel en Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePeel en Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening WWB Peel en Maas
CiteertitelToeslagenverordening WWB Peel en Maas
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met de inwerkingtreding van deze verordening, zijn de volgende verordening ingetrokken:Verordening toeslagen Wet werk en bijstand Helden d.d. 21-4-2008Verordening toeslagen Wet werk en bijstand Kessel d.d. 21-4-2008Verordening toeslagen Wet werk en bijstand Maasbree d.d. 1-4-2008Verordening toeslagen Wet werk en bijstand Meijel d.d. 31-3-2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Gemeentewet, art. 149
  3. Wet werk en bijstand, art. 8 lid 1 onder c
  4. Wet werk en bijstand, art. 30

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-201102-05-2013Wijziging artikelen 2, eerste lid en 3, vierde lid. Artikel 4 geschrapt

22-02-2011

Op den Baum, Heldens Nieuws en Weekblad voor Meijel d.d. 02-03-2011

Geen.
14-01-201001-01-2010Nieuwe regeling

04-01-2010

Op den Baum, Heldens Nieuws en Weekblad voor Meijel d.d. 13-1-2010

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening WWB Peel en Maas

PEEL EN MAASGelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethoudersGezien de behandeling in de gezamenlijke raadsvergadering van 7 december 2009Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van de Wet werk en bijstandVast te stellen de volgende verordening:Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Peel en Maas

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: de wet : de Wet werk en bijstand;gehuwdennorm : de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de wet;verzorgingbehoevende : degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeghuis of verzorgingstehuis.

 

Artikel 2 Toepasselijkheid

  • 1

    De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

     

  • 2

    De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

     

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Toeslagen

  • 1

    De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

     

  • 2

    De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben.

     

  • 3

    De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 2 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder die geen woning bewoont, of een woning bewoont waaraan geen kosten verbonden zijn.

     

  • 4

    Voor de toepassing van het tweede lid van dit artikel worden de volgende personen niet aangemerkt als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    a. kinderen van 18 jaar en ouder met een inkomen (waarbij artikel 31 lid 2 WWB niet van toepassing is) dat minder is dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000;b. meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of;met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;c. verzorgingbehoevende die door belanghebbende wordt verzorgd. 

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

Artikel 4 Verlaging gehuwdennorm

  • 1

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt voor gehuwden die geen woning bewonen, of een woning bewonen waaraan geen kosten verbonden zijn, 18 procent van de gehuwdennorm. 

  • 3

    Het vierde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing op lid 1 van dit artikel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders. 

Artikel 6 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1

    De Verordening Toeslagen Wet werk en bijstand vastgesteld door:de raad van Helden op 21 april 2008de raad van Kessel op 21 april 2008de raad van Maasbree op 1 april 2008de raad van Meijel op 31 maart 2008 wordt ingetrokken.

     

  • 2

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

     

  • 3

    Deze verordening heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.

    Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 7 eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

     

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Peel en Maas.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 januari 2010 

De raad van de gemeente Peel en Maas, 

 

de griffier,                                                                                            de voorzitter,drs. A.G. Joosten                                                                               W.J.G. Delissen-van Tongerlo 

Toelichting 1  

Algemeen.Op grond van de WWB moet de gemeenteraad een verordening vast stellen met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm als bedoeld in artikel 30 WWB, de zogenaamde toeslagenverordening. Toelichting artikelsgewijs Artikel 1.Er is voor gekozen om begrippen die zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de Verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB ook de verordening moet worden gewijzigd.Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm in plaats van minimumloon is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c WWB. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon voor een 23 jarige of ouder. Om een persoon als verzorgingsbehoevende, genoemd in artikel 3 lid 2 WWB, in de zin van de Toeslagenverordening aan te kunnen merken, moet belanghebbende aannemelijk maken, dat de door hem verzorgde persoon bij afwezigheid van de verzorging zou zijn aangewezen op een verpleeghuis of verzorgingstehuis. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de behoefte aan verzorging kan worden aangenomen, bij voorkeur een verklaring die is afgegeven door een arts. “Het feit dat een belanghebbende als verzorger van een verzorgingsbehoevende is aan te merken is overigens strikt wettelijk genomen geen reden om haar/hem te ontheffen van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te zoeken en te aanvaarden. Het College van B&W zal in voorkomende gevallen echter steeds maatwerk toepassen en daarbij uitdrukkelijk rekening houden met het persoonlijke en maatschappelijke belang van de verzorgingsarbeid die in dergelijke situaties wordt verricht.”

Artikel 2.De normen van artikel 20 WWB zijn laag vastgesteld, vanwege de onderhoudsplicht van de ouders van belanghebbenden. Ouders kunnen bijvoorbeeld aan hun onderhoudsplicht voldoen door hun kind bij hen in te laten wonen of de huur voor hem te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware 'dubbel gekort' worden als hierdoor ook nog op grond van de Toeslagenverordening de uitkering verlaagd zou worden. Als het niet toepassen van de verordening op de jongerennorm van artikel 20 WWB onredelijke uitkomsten geeft, blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18 lid 1 WWB de bijstand lager vast te stellen. De gehuwdennorm van artikel 21 onder c WWB minus een verlaging op grond van art. 18 lid 1 WWB kan leiden tot een lager bedrag aan bijstand dan de norm van artikel 20 lid 2 onder c WWB. In dergelijke uitzonderlijke situaties moet het college gebruik maken van zijn bevoegdheid tot individualiseren.De in het tweede lid opgenomen verplichting voor het college om - zo nodig in afwijking van de uit de Toeslagenverordening voortvloeiende hoogte van de bijstand de bijstand anders vast stellen, als dat gelet op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende opportuun is, volgt uit artikel 30 lid 4 WWB. De individualiseringsplicht geldt evenzeer in situaties waarin de Toeslagenverordening niet voorziet. Om hierover bij de uitvoering van de Toeslagenverordening geen misverstand te laten bestaan is er voor gekozen om deze plicht expliciet in de Toeslagenverordening op te nemen.Artikel 3.De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, is verplicht op grond van artikel 30 lid 2 onder a WWB. Uit het systeem van normen, toeslagen en verlagingen volgt dat bij de alleenstaande ouder inwonende ten laste komende kind(eren) beneden 18 jaar niet aangemerkt worden als “een ander die in de woning zijn hoofdverblijf heeft”.Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat de noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf.Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm in het geval één of meer anderen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf hebben. Ook bij onderhuur en kamerhuur is er sprake van het (gedeeltelijk) kunnen delen van kosten met een ander.In het derde lid wordt de toeslag geregeld voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder die geen woning bewoont of een woning bewoont waaraan geen kosten verbonden zijn. De bijstandsuitkering (is norm + toeslag of verlaging) moet voldoende zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van wonen maken daar deel van uit. Als een belanghebbende geen woonkosten heeft omdat hij geen woning bewoont of een woning bewoont waar geen kosten aan verbonden zijn wordt de toeslag vastgesteld op 2 procent. Immers, voor het deel woonkosten is in de norm 18 procent van de gehuwdennorm inbegrepen. Zijn deze lasten er niet, dan is het redelijk om 18 procent af te trekken van de maximale toeslag van 20 procent. De individuele situatie bepaalt uiteindelijk de verlaging, waarbij gekeken wordt naar de daadwerkelijk te maken kosten.Het vierde lid bepaalt dat kinderen, die niet (meer) in de norm begrepen zijn, maar in omstandigheden verkeren waardoor het niet aannemelijk is, dat zij kunnen bijdragen in de kosten van het huishouden, niet meetellen als personen die in de woning hun hoofdverblijf hebben. Daarbij is nadrukkelijk overwogen dat in de WSF 2000 en Wtos aan thuiswonende studenten al een lager bedrag wordt verstrekt. Aangezien betreffende kinderen niet in de bijstand begrepen zijn, is het aan de alleenstaande ouder om zodanige inlichtingen te verstrekken dat kan worden vastgesteld of de onderdelen a of b van toepassing zijn.In onderdeel c van het vierde lid wordt geregeld dat mensen die zorg nodig hebben ook niet worden meegeteld als personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Het is niet gewenst belanghebbende vanwege een zorgtaak te confronteren met een lagere toeslag.Wanneer met toepassing van artikel 18 lid 1 WWB de bijstand verlaagd wordt, moeten aard en omvang van deze verlaging duidelijk gemotiveerd worden. De hoogte van een verlaging op grond van dit artikel heeft geen invloed op de vorm waarin de bijstand verleend wordt. Als bijstand verleend wordt aan daklozen, kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid om een budgetteringsplicht op te leggen of de bijstand in natura (in de vorm van opvang) te verlenen. De verlening van bijstand aan belanghebbenden zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op grond van artikel 40 lid 1 en 2 WWB vindt plaats door bij AMvB (Bijstandsbesluit adreslozen) aan te wijzen centrumgemeenten. Maar niet elke belanghebbende zonder woning is een adresloze in de zin van aangehaalde wet. Belanghebbende kan immers ook de beschikking hebben over een postadres bij familie of een instantie. Bij dak en/of thuislozen bepaalt de individuele situatie de toeslag, waarbij gekeken wordt naar de daadwerkelijk te maken kosten.Artikel 4.In de gehuwdennorm is rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Als in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zelf.Uit het systeem van normen, toeslagen en verlagingen volgt dat bij de echtgenoten inwonende ten laste komende kind(eren) beneden 18 jaar niet aangemerkt worden als “anderen” met wie de woning wordt gedeeld. Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van de gehuwdennorm, ongeacht het aantal anderen dat in de woning zijn hoofdverblijf heeft. Evenals bij alleenstaanden wordt vanaf de vierde persoon die in de woning zijn hoofdverblijf heeft geen noemenswaardige vermindering van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan aanwezig geacht. Daarbij moet ook bedacht worden dat in de praktijk bij meer bewoners van een woning, het ook vaak om een grotere en duurdere woning gaat, zodat de feitelijke kosten van het bestaan doorgaans niet lager uitvallen dan in gevallen waarin maar één ander zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.Artikel 4 lid 2 is een spiegel van artikel 3, lid 3. Daar waar de alleenstaande (ouder) die geen woning bewoont of een woning bewoont waar geen kosten aan verbonden zijn, een toeslag ontvangt van 2%, levert dezelfde systematiek bij gehuwden een verlaging op van 18 procent. Evenals in artikel 3 bepaalt bij dak en/of thuislozen de individuele situatie de verlaging, waarbij gekeken wordt naar de daadwerkelijk te maken kosten.Bij het gebruik maken van de verlaging bij het ontbreken van woonkosten is voor de toepassing daarvan doorslaggevend dat geen woonkosten verschuldigd zijn aan een derde.Op grond van artikel 4 lid 3 worden bepaalde personen niet aangemerkt als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft. Hier wordt verwezen naar de toelichting op artikel 3, vierde lid. Artikel 5.Evenals de uitvoering van de WWB ligt de uitvoering van de Verordening Toeslagen bij het college.Artikel 6. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 7. Dit artikel betreft de naamgeving van de verordening.