Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | voorzieningen maatschappelijke ondersteuning |
Geen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2011 | 01-01-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 14-12-2010 Groot Voorschoten, 27-01-2011 | 907 |
In dit besluit wordt verstaan onder:
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010;
Hulp bij het huishouden, zoals genoemd in artikel 1, eerste lid, sub h, van de Wet, een woonvoorziening, een vervoervoorziening of een rolstoelvoorziening;
Elke voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte een voorziening slechts dan als woonvoorziening wordt aangemerkt indien zij:
Een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een aanvrager bij het zich lokaal verplaatsen ondervindt;
Een bouwkundige of woontechnische belemmering, die aantoonbaar in de weg staat bij het normale gebruik van de woonruimte en die rechtstreeks ondervonden wordt als gevolg van lichamelijke functionele beperkingen van de belanghebbende. Eén en ander voor zover de belemmering niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen;
g. Gemeenschappelijke ruimte(n)
Gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woonruimten,
bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang van het
woongebouw te bereiken; h. Wet
De Wet maatschappelijke ondersteuning;
Een instelling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
Het tweede kalenderjaar, voorafgaande aan het jaar waarin de maatschappelijke
ondersteuning, het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming
k. Collectief Vraagafhankelijk Vervoer regio Leiden (CVV)
Het openbaar vervoerssysteem voor de regio Leiden dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur;
De gemeenten Kaag en Braassem, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude;
Het tarief per zone openbaar vervoer conform de nationale strippenkaart;
De auto die op naam staat van de aanvrager dan wel zijn of haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;
Vervoer per auto van de persoon met beperkingen door particulieren, niet zijnde de persoon met beperkingen zelf;
Verzorgenden die voor het eigen kind, aangehuwde kind of pleegkind kinderbijslag ontvangen op grond van de Algemene kinderbijslagwet;
Het aantal kilometers per kalenderjaar dat de aanvrager met de tegemoetkoming kan reizen en waarop de berekening van de hoogte van de vervoersvoorzieningen zoveel mogelijk is afgestemd;
Een echtgeno(o)t(e) zoals bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet;
Degene voor wie een voorziening is of wordt aangevraagd, hetzij door
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting vindt plaats op verzoek van de aanvrager, nadat deze uitdrukkelijk is geïnformeerd over de voor- en nadelen hiervan.
Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. Onder instandhoudingskosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten.
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.
Bij verstrekkingen van een woonvoorziening vanaf € 20.000,00 en voor hulp bij het huishouden vanaf € 7500,00, zoals genoemd in artikel 4.1, eerste en tweede lid, van dit Besluit, zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van hulp bij het huishouden bedraagt:
voor de gehuwde personen waarvan tenminste één van beiden jonger is dan 65 jaar: € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.904,- het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.904,00;
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,00 het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,00.
In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1816,00 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.
Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1816,00 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.
Artikel 3.6 Wijziging burgerlijke staat of leeftijd
Voor de toepassing van de artikelen 3.4 en 3.5 van dit Besluit wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.
Artikel 3.7 Niet opleggen van de eigen bijdrage
De eigen bijdrage wordt niet opgelegd voor zover:
Binnen een jaar nadat de aanbieder van de maatschappelijke ondersteuning de naam, het adres en de woonplaats alsmede de omvang van de maatschappelijke ondersteuning heeft aangeleverd bij de op grond van artikel 16 van de Wet aangewezen rechtspersoon, deze rechtspersoon de naam, het adres en de woonplaats niet heeft teruggevonden in de gemeentelijke basisadministratie.
Hulp bij het huishouden kan door het College worden verstrekt op grond van de volgende categorieën: Categorie A:
Op de woning gerichte huishoudelijke werkzaamheden, indien noodzakelijk aangevuld met werkzaamheden gericht op de persoonlijke eigendommen
Categorie A, aangevuld met organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking, indien noodzakelijk ook aangevuld met het verzorgen en opvangen van jonge kinderen en eventueel aangevuld met activiteiten bij “hulp bij een ontregelde huishouding”
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.”
Het in artikel 5.9, tweede lid, van de Verordening genoemde afschrijvingsschema voor terugbetaling luidt als volgt:
Bij verkoop in het eerste jaar: 100% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het tweede jaar: 85% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het derde jaar: 70% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het vierde jaar: 55% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het vijfde jaar: 40% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het zesde jaar: 25% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten;
Bij verkoop in het zevende jaar: 10% van de door de gemeente gesubsidieerde kosten.
Het College kan een vergoeding in de verhuis- en inrichtingskosten verstrekken van maximaal € 4000,00 aan een persoon die ten behoeve van een persoon met functiebeperkingen een aangepaste woonruimte ontruimt.
Een vergoeding in de kosten van woonruimteaanpassing als bedoeld in artikel 5.3, sub b, van de Verordening wordt slechts verstrekt indien de aanpassing leidt tot opheffing of aanzienlijke vermindering van de ergonomische belemmeringen die aanvrager bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt en
Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:
Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip wordt slechts verstrekt indien:
Een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip wordt slechts verstrekt indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit, van een binnenschip, dat:
Voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in verband met onderhoud, keuring en reparatie, als bedoeld in artikel 5.3, sub e1, van de Verordening gelden de volgende bepalingen:
De maximale vergoeding voor kosten van keuring en onderhoud van diverse soorten liften in woningen wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel:
De in de tabel genoemde maximale bijdragen voor onderhoud zijn één (1) maal per jaar declarabel. De bijdrage voor de woonhuislift is voor twee (2) maal onderhoud per jaar. De in de tweede kolom genoemde bedragen zijn door de verschillende gemeenten individueel overeengekomen met de Liftleverancier. Deze bedragen kunnen afwijken.
De maximale toeslagen op de bovenvermelde tarieven betreffende onderhoud zijn:
50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen;
50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.
De maximale vergoeding voor kosten van afzonderlijke keuring van diverse soorten liften in woningen wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel:
De huidige type liften voldoen aan de Europese kwaliteitsnormen en hoeven niet gekeurd te worden. Op individuele basis kan de lifteigenaar verzoeken om een afzonderlijke keuring. Het is aan de gemeente om te besluiten hiervoor een bijdrage te verstrekken. Hierna is een tabel opgenomen met de huidige tarieven voor keuring van liften. De bijdragen zijn gebaseerd op kosten per jaar.
Een financiële tegemoetkoming in de noodzakelijk geachte kosten van tijdelijke huisvesting die door de aanvrager worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte kan alleen worden verstrekt voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimteaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager dubbele woonlasten heeft.
Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verwijdering van een woonruimteaanpassing als bedoeld in artikel 5.3, sub e4, van de Verordening, kan worden verstrekt, indien de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is.
Een aanvrager kan voor een uitraasruimte, als bedoeld in artikel 5.3, sub f, van de Verordening in aanmerking worden gebracht indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin aanvrager tot rust kan komen.
Het college verstaat onder een algemene voorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 6.1, sub a, van de Verordening: het gebruik van een gemaximeerd aantal zones met het collectief vraagafhankelijk vervoer regio Leiden (CVV) tegen regulier strippentarief 65+ en 65-, met daarbij een vrij besteedbaar bedrag dat voor vervoer als genoemd onder artikel 6.3, eerste lid, sub a tot en met f, en voor het collectief vraagafhankelijk vervoer regio Leiden kan worden aangewend.
Het college verstaat onder een vervoersvoorziening in natura zoals bedoel in artikel 6.1, sub b, van de Verordening: een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van:
Het college verstaat onder een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening zoals bedoel in artikel 6.1, sub c en sub d, van de Verordening;
Voor de toepassing van artikel 6.4 van de Verordening wordt onder inkomen verstaan het bruto inkomen van de aanvrager van 18 jaar of ouder en, indien van toepassing, dat van diens echtgeno(o)t(e) dan wel het (gezamenlijk) bruto inkomen van de ouder(s) of pleegouder(s) van de aanvrager jonger 18 jaar na aftrek van:
De aanvrager kan slechts voor een voorziening als bedoeld in artikel 6.2, sub a in aanmerking komen als hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten als ook tot de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.
De vergoeding in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 6.1 en artikel 6.3, eerste lid, wordt gesteld op 50% van het maximumbedrag voor deze voorziening indien er tevens een verplaatsingsmiddel als genoemd in artikel 6.3, tweede lid, sub c, of artikel 6.2, sub a, b of d, of een financiële tegemoetkoming in de kosten hiervoor, wordt of is toegekend.
Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer en tenminste één van hen geen gebruik kan maken van het CVV, wordt aan elk van hen 50% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als hen 50% van het maximumbedrag voor een voorziening in de kosten van vervoer, als genoemd in artikel 6.3, eerste lid, toegekend als het vervoerspatroon samenvalt en 75 % indien dit niet of niet geheel het geval is.
De persoonsgebonden budgetten voor vervoervoorzieningen, als genoemd in artikel 6.3, bedragen op jaarbasis maximaal:
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 6.3, derde lid, sub b, c en d, wordt vastgesteld op basis van de prijs van de goedkoopste adequate voorziening in natura, waarin verrekend onderhoud en reparatie, zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.
Het persoonsgebonden budget voor een gekochte scootmobiel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:
Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel is toegekend, binnen 6 jaar verhuist, wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel gevorderd, tenzij het college van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt. De restwaarde van de scootmobiel wordt als volgt bepaald
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:
Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 7.1, sub d, van de Verordening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget bedraagt € 2.425,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
Het College verstaat onder een voorziening in natura zoals bedoeld in artikel 8.1. sub b van de Verordening, begeleiding die voorheen werd verstrekt op grond van de ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en die wordt aangeboden door organisaties die door de gemeente worden gesubsidieerd en/of met de gemeente een contract voor begeleiding hebben afgesloten.
Het College verstaat onder een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 8.1. sub c een tegemoetkoming in de kosten van begeleiding die voorheen werd verstrekt op grond van de ondersteunende begeleiding en activerende begeleiding in het kader van de AWBZ.
De toegang tot de voorziening zoals vermeld in artikel 8.1. lid b van de Verordening wordt verstrekt op basis van toeleiding via MEE en/of via het gemeentelijk loket “De Wegwijzer” zoals bedoeld in artikel 2.2. van de Verordening en/of via organisaties die een overeenkomst voor begeleiding met de gemeente hebben afgesloten en/of of door de gemeente worden gesubsidieerd.
De omvang van het persoonsgebonden budget voor een voorziening zoals bedoeld in artikel 8.1. lid c van de Verordening bedraagt maximaal het bedrag dat voor de betreffende voorziening wordt vergoed aan organisaties met wie de gemeente een contract voor begeleiding heeft afgesloten en/of door de gemeente wordt gesubsidieerd.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Naast de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 is er ook een gelijknamig Besluit. Hierin zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, evenals de nadere regels waarnaar in de Verordening reeds wordt vooruitgewezen.
Door het opnemen van alle bedragen in een Besluit is het niet nodig om bij wijziging van de bedragen, bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling daarvan plaatsvindt, de verordening te wijzigen. Een aanpassing van de betreffende bepalingen in het Besluit kan aanzienlijk sneller plaatsvinden via een collegebesluit.
Een omvattend onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit aangegeven hoe het bedrag daarvan wordt vastgesteld.
Hoewel het VNG-model geen begripsbepalingen biedt is het zinvol geacht om van een aantal begrippen toch een omschrijving op te nemen. De meeste hiervan zijn afkomstig uit de begripsbepalingen van de Verordening voorzieningen gehandicapten.
Artikel 1.1, sub b De Wet (artikel 1, eerste lid, sub h) geeft als omschrijving van ‘hulp bij het huishouden’: “het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort”.
Artikel 1.1, sub d De toepassing van een ‘uitraasruimte’ staat beschreven in artikel 5.6, derde lid, van de Verordening.
Artikel 1.1, sub t Ook in het Besluit wordt het begrip “aanvrager” omschreven. Het begrip staat weliswaar al in de Verordening omschreven, maar het is toch wenselijk geacht om dit nog eens te herhalen in het Besluit.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen
Deze bepaling sluit aan bij de omschrijving van het begrip ‘aanvrager’ in artikel 1.1, sub u, van de Verordening.
In dit hoofdstuk is geen bepaling opgenomen over een termijn voor het beschikken op een aanvraag. De algemene wettelijke termijn (Algemene wet bestuursrecht) bedraagt acht weken. Het verder preciseren van een termijn is niet zinvol, omdat de behandelingsduur van veel aanvragen mede afhankelijk is van een aantal door de gemeente niet te beïnvloeden factoren. Dat is met name het geval wanneer aan het CIZ om advies moet worden gevraagd. Wel zal de aanvrager, indien de aanvraag meer tijd vergt dan gebruikelijk, hiervan op de hoogte worden gesteld.
Het motiveringsbeginsel van de beschikking wordt hier ten overvloede opgenomen, voor de duidelijkheid.
Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
De strekking van deze bepaling is dat aan de aanvrager zal worden gevraagd om bij de hulp bij het huishouden een ex-pliciete keuze te maken tussen een verstrekking in natura of een verstrekking in de vorm van persoonsge-bonden budget waaronder een vergoeding voor het inhuren van een alphahulp. De recente wetswijziging schrijft voor dat in het geval van een persoonsgebonden budget voor een alfahulp er sprake moet zijn van “geïnformeerde toestemming” van de aanvrager.
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 3,1, eerste lid, van de Verordening. Het gaat hierbij om concrete aanwijzingen die leiden tot een ernstig vermoeden van onvermogen in het omgaan van betrokkene met een persoonsgebonden budget. Niet alleen de fysieke en mentale vermogens van de aanvrager zijn van belang, maar ook de omstandigheid of een andere persoon deze taak voor hem waarneemt of kan overnemen. Hierbij moet worden gedacht aan een wettelijke vertegenwoordiger (mentor of bewindvoerder) of een betrouwbare zaakwaarnemer.
De controle vindt dus plaats na afloop van de periode die met de verstrekking is gemoeid. Beslaat deze periode meerdere kalenderjaren, dan vindt bovendien een jaarlijkse controle plaats.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming betreft het hele budget inclusief de eigen betaling en exclusief het deel dat hieronder in het 5e lid is beschreven.
Deze bepaling omschrijft welk gedeelte van het persoonsgebonden budget als ‘vrij besteedbaar’ kan worden beschouwd. Ook in de informatie bij de individuele beschikking zal hierop worden gewezen.
Hoofdstuk 3a Bijzondere regels over de eigen bijdrage
Volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning mag de eigen bijdrage nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening. In dit artikel worden de kostprijzen vastgesteld. De bedoeling is dat de hoogte van de kostprijs voor hulp bij het huishouden gelijk aan de minimale tarieven die verwacht worden als uitkomst van het Dynamische Selectiemodel bij hulp in natura.
De hier gehanteerde bedragen zijn afkomstig uit de Algemene Maatregel van bestuur.
Het hier gehanteerde inkomensbegrip is eveneens afkomstig uit de Algemene maatregel van bestuur en sluit aan bij de bestaande praktijk met betrekking tot het verstrekken van hulp bij het huishouden.
Ook deze artikelen zijn overgenomen uit de Algemene maatregel van bestuur.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
De vraag ligt voor de hand of er geen anti-cumulatiebepaling gewenst is om stapeling van eigen bijdragen, denk bijv. aan ziektekosten, kosten van aangepast schoeisel en overige AWBZ-regelingen, tegen te gaan. De Wmo is echter preferent ten opzichte van andere regelgeving, zodat een dergelijke bepaling met betrekking tot eigen bij-dragen niet nodig is. In de toelichting bij de Algemene maatregel van bestuur is hier-over het volgende opgemerkt: “Anders dan bij de Wvg gaat de Wmo-bijdrage thans voor op de AWBZ. Dit betekent dat burgers die voor een bepaalde Wmo-voorziening reeds een eigen bijdrage betalen, maar daarvoor het maximum nog niet hebben be-reikt, voor de AWBZ slechts een eigen bijdrage betalen tot dat voor hen geldende maximum. Dit geldt ook voor de eigen bijdrage die in mindering wordt gebracht op het persoonsgebonden budget op grond van de AWBZ.” Door deze bepaling is ook het totaal van de eigen bijdrage die de gemeente zelf kan vragen aan aanvragers die verschillende voorzieningen tegelijk hebben, aan grenzen gebonden.
In het kader van de aanbesteding zijn de oorspronkelijke 4 categorieën naar zwaarte van hulp bij het huishouden vervangen door twee categorieën. Het besluit is daarom vorig jaar aangepast.
Het onderscheid in categorieën heeft implicaties voor de vraag welke hulpverlener zal worden ingezet. De situatie waarin het hulp vragende huishouden verkeert, inclusief de regie en het regelvermogen van de aanvrager, en het ‘profiel’ van de hulpverle-nende persoon moeten op elkaar aansluiten.
Tot ‘op de woning gerichte huishoudelijke werkzaamheden’ behoren de grovere werkzaamheden als stof afnemen, afwassen, opruimen, ramen zemen en het schoonmaken van het sanitair.
Onder ‘huishoudelijke werkzaamheden gericht op persoonlijke eigendommen’ vallen werkzaamheden die zich meer richten op persoonlijke eigendommen en lijfgoed. Denk hierbij aan taken als was of kleding opbergen, bed opmaken en het verzorgen van planten en huisdieren. Ook het incidenteel opwarmen van een maaltijd in de magnetron en het klaarzetten van de broodmaaltijd kan hieronder worden gerekend.
Voorbeelden van ‘activiteiten behorende bij de organisatie van het huishouden’ zijn het helpen bij het voorbereiden van de maaltijd, dagelijkse opvoedingsactiviteiten en administratieve werkzaamheden zoals het plannen en beheren van middelen met betrekking tot het huishouden. Bij ‘activiteiten behorende bij een situatie van een ontregelde huishouding’ moet worden gedacht aan zaken als het instrueren over het omgaan met hulpmiddelen, textielverzorging, omgaan met het huishoudenbudget of begeleiding bij opvoeding.
Het koken in de zin van het volledig bereiden van een volwaardige maaltijd behoort slechts in tijdelijke noodsituaties tot de voorziening ‘hulp bij het huishouden’, omdat hiervoor voorliggende voorzieningen (Tafeltje Dek Je, kant-en-klaarmaaltijden, etc.) bestaan. Dit moet worden onderscheiden van het simpel opwarmen van een maaltijd waarvan hierboven sprake is.
Is ingevoegd om het gehanteerde dynamisch selectiemodel voor hulp bij het huishouden op hoofdlijnen in het Wmo-besluit op te nemen en te bepalen dat de cliënt voorafgaand aan de selectie de keuze moet maken voor een pgb en niet nadat de selectie en toewijzing heeft plaatgevonden. Dat laatste zou namelijk de gemeenten in de onwenselijk situatie brengen dat zij op cliëntniveau contractbreuk pleegt richting aanbieders. De overeenkomst tussen de zorgaanbieder en de cliënt heeft een looptijd van een jaar. Beëindiging is alleen mogelijk in zeer bijzondere situaties en met goedkeuring van beide partijen.
De hier gehanteerde tarieven zijn getoetst aan de voorstellen van de landelijke belangenvereniging voor houders van een persoonsgebonden budget en landelijke bekende gemiddelden. Voor het toereikend en vergelijkbaar zijn van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden zijn niet zozeer de hulp in natura-tarieven overeengekomen met instellingen van belang, maar veel meer de particuliere markt van inkoop van hulp bij het huishouden. Een tarief van circa € 15,00 voor categorie A zou toereikend kunnen zijn. In 2009 is het persoonsgebonden budget voor categorie A op € 16,50 gezet. Dit tarief wordt niet verlaagd, maar wel bevroren op niveau van 2009.
Dit lid bepaalt dat bestaande cliënten tot aan de herindicatie via de van de AWBZ-afgeleide systematiek hun persoonsgebonden budget blijven ontvangen. De genoemde bedragen zijn licht naar boven bijgesteld, zodat ze deelbaar zijn door 12 (maanden).
De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in Voorschoten bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het bijbehorende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010, in dit hoofdstuk een plaats hebben gevonden.
Artikel 5.1 Hiermee wordt aangegeven, dat wordt uitgegaan van de daadwerkelijk gemaakte kosten, indien deze lager uitvallen dan die van de geaccepteerde offerte.
Het hier genoemde bedrag van € 1.950,00 is afgeleid van de vóór 1 januari 2007 bestaande ‘Wvg-praktijk’ en is in 2009 nog geïndexeerd
Artikel 5.4 Hetzelfde als bovenstaande geldt voor het hier genoemde bedrag van € 4.000,00.
De tekst van dit artikel is conform de regels van het landelijk Liftinstituut inzake het keuren en onderhouden van liften en met de Europese aanbesteding van de levering en het onderhoud van liften die in 2010 heeft plaatsgevonden en per 1 januari 2011 heeft geleid tot een nieuw raamcontract met de bestaande leverancier.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in Voorschoten bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het bijbehorende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010, in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
De meeste bedragen zijn aangepast aan de nieuwe zoneprijs en zijn voor 2011 licht naar boven bijgesteld zodat ze deelbaar zijn door 12 (maanden) zonder afrondingsproblemen. prijsindexering.
De bedragen in het eerste lid zijn gerelateerd aan de huurprijzen van de goedkoopste adequate voorzieningen in natura. De opgenomen bedragen zijn daar waar nodig per 1 januari 2010 aangepast in verband met de uitkomst van de nieuwe Europese aanbesteding voor Wmo hulpmiddelen.
De mogelijkheid om een scootermobiel aangeschaft via een pgb bij overlijden, verhuizing of niet adequaat zijn, terug te geven aan de gemeente is vanwege onuitvoerbaarheid per 2011 geschrapt. De tabel voor terugbetaling van de restwaarde in deze gevallen is aangepast.
Indien een scootmobielgebruiker verhuist naar een andere gemeente, neemt deze laatste gemeente in het algemeen het beheer/verantwoordelijkheid van de voorziening over. Dit artikel is toegevoegd voor het geval de ontvangende gemeente niet wil meewerken.
Hoofdstuk 7 Overige manieren van verplaatsen
De hier opgenomen bepalingen zijn een neerslag van de in Voorschoten bestaande praktijk. Dat betekent dat de relevante bepalingen uit hoofdstuk 4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en het bijbehorende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, voor zover niet reeds opgenomen in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010, in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Hoewel hier wordt gesproken van ‘verplaatsing binnen de woonruimte, dan wel voor verplaatsing in en rondom de woning’, laat dit onverlet dat de rolstoel ook in de wijde omgeving kan worden gebruikt.
Onder ‘een aanpassing aan de rolstoel’ vallen ook de handbike, beensteunen, etc. De handbike is dus geen aparte voorziening, maar een aanpassing aan een rolstoel. Hij kan worden verstrekt als er een duidelijke behoefte is voor sportbeoefening (m.n. bij georganiseerde sportbeoefening), dan wel op grond van een medische noodzaak.
De bedragen in het eerste lid zijn gerelateerd aan de prijzen van de goedkoopste ade-quate voorzieningen in natura. De opgenomen bedragen zijn per 1 januari 2010 aangepast in ver-band met prijsindexering. Artikel 7.2. 9 en 12 De mogelijkheid om een scootermobiel aangeschaft via een pgb bij overlijden, verhuizing of niet adequaat zijn, terug te geven aan de gemeente is vanwege onuitvoerbaarheid per 2011 geschrapt. De tabel voor terugbetaling van de restwaarde in deze gevallen is aangepast.
Hoofdstuk 8: Het ontmoeten van medemensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden
De hier opgenomen bepalingen zijn een nadere uitwerking van de in de Verordening opgenomen begrippen.
Met name wordt aangegeven wat wordt bedoeld met de in artikel 8.1. van de Verordening genoemde keuzemogelijkheden, onder welke voorwaarden men in aanmerking kan komen en wie in aanmerking kunnen komen (artikel 8.1. t/m 8.6).
Verder wordt de maximale hoogte van het persoongebonden budget aangegeven (artikel 8.7).
Tot slot wordt de financiering van de genoemde voorzieningen nader beschreven (artikel 8.8)
Deze artikelen zijn de voor regelgeving als deze gebruikelijke slotbepalingen.
Nadere regels kunnen worden vastgelegd onder meer in het Handboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.