Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Uitvoeringsregels stimuleringslening funderingsherstel (basislening en vangnetlening)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregels stimuleringslening funderingsherstel (basislening en vangnetlening)
CiteertitelUitvoeringsregels stimuleringslening funderingsherstel (basislening en vangnetlening)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpsubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening financiële stimulering funderingsherstel artikel 22

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-200101-01-2012nieuwe regeling

20-12-2001

Gemeenteblad 2001 nr. 44, dd. 24-12-2001

2001 nr. 155

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregels stimuleringslening funderingsherstel (basislening en vangnetlening)

 

Voor eigenaren die een door de gemeente goedgekeurd plan laten uitvoeren voor funderingsherstel stelt de gemeente een financiering beschikbaar ter dekking van de kosten van de investering.

Alle eigenaren kunnen gebruik maken van het aanbod voor een Basislening.

Voor eigenaren-bewoners met een beperkte financiele draagkracht is een Vangnetleningbeschikbaar.

De gemeente baseert haar besluit over de toekenning van deze Vangnetlening mede op een advies van SVn. SVn voert hiertoe een draagkrachttoetsing uit. In deze 'Uitvoeringsregels Stimuleringslening' worden beschreven:

  • x

    kenmerken van de Basislening;

  • x

    kenmerken van de Vangnetlening;

  • x

    inhoud van de draagkrachttoets voor Vangnetlening;

  • x

    wijze van vaststelling advies over hoogte en voorwaarden (rente, looptijd en aflossing) van de Vangnetlening op basis van de draagkrachttoets.

Kenmerken van de Basislening

 

Alle eigenaren van door de gemeente aan te wijzen woningen komen in aanmerking voor een Basislening Funderingsherstel, indien bij Bureau Krediet Registratie geen achterstanden gemeld zijn. De draagkracht van eigenaren die na 1 januari 2002 de eigendom van de woning hebben gekregen wordt getoetst. Hlerbij gelden de normen van de Nationale Hypotheekgarantie. De Basislening past binnen de door SVn gehanteerde productspeciflcatie van de Gemeentelijke Stimuleringslening, en heeft, mede op grond van de verordening, de volgende kenmerken:

  • x

    De hoogte van de lening wordt door de gemeente vastgesteld. De eigenaar kan uiteraard kiezen voor een lager bedrag.

  • x

    De looptijd bedraagt 20 jaar.

  • x

    De rente is vast gedurende de looptijd.

  • x

    De gemeente stelt een rentekorting vast op de door de gemeente gehanteerde marktrente. Als marktrente hanteert de gemeente in beginsel de bij SVn geldende rente voor leningen bij 15 jaar vast.

  • x

    De lening wordt afgelost volgens jaarannu'iteiten.

  • x

    De lening wordt verstrekt onder hypotheek, waarbij zonodig genoegen wordt genomen met een 2e of 3e hypotheek.

 

Kenmerken van de Vangnetlening

 

Indien de eigenaar-bewoner van mening is dat zijn financiele draagkracht onvoldoende is voor de lasten van de Basislening, kan hij een aanvraag indienen voor een Vangnetlening. De aanvrager komt conform de gemeentelijke verordening in aanmerking voor de Vangnetlening, wanneer en voor zover hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    De woning wordt gebruikt voor eigen bewoning door het huishouden van de aanvrager.

  • b.

    Het huishouden beschikt niet over eigen geld waarvan hij geacht mag worden het in te zetten voor de kosten van het funderingsherstel;

  • c.

    De bruto last van een Basislening is hoger dan de financieringsruimte van het huishouden.

De gemeente baseert haar oordeel over de laatste twee punten mede op een door SVn uit te voeren draagkrachttoets.

 

Uitgangspunten van de draagkrachttoets voor de Vangnetlening

 

 

Voor de draagkrachttoets wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de NHG-toetsing, waarin bepaald wordt of voor een lening Nationale Hypotheek Garantie mogelijk is met een bepaald inkomen. Het belang van de aanvrager bij een vangnettoets is echter anders dan bij een reguliere NHG-toets. Voor NHG bij aankoop streeft de aanvrager doorgaans naar een zo groot mogeiijke financieringsruimte, bij een vangnettoets heeft hi] er belang bij dat een zo gering mogeiijke financieringsruimte op de reguliere condities wordt vastgesteld, zodat hij een zo gunstig mogeiijke zachte lening aangeboden krijgt. Vanuit deze achtergrond is bij de opstelling van de toetsingsregels rekening gehouden met:

  • x

    Een objectieve vaststelling van de financieringsruimte van de aanvrager, waarbij het evenwicht gezocht wordt tussen een optimale financiele inspanning en beperking van de risico's als gevolg van toekomstige ontwikkelingen.

  • x

    Toetsbaarheid en uitvoerbaarheid.

 

Definities tb.v. de draagkrachttoets en de vaststelling hoogte en voorwaarden voor de Vangnetlening

 

1.

Peildatum

De datum van de toewijzingsbrief voor de Basislening.

2.

Aanvrager

Eigenaar van de woning. Bij twee of meer eigenaren gelden de gezamenlijke eigenaren als 'aanvrager'.

3.

Huishouden

Het huishouden van de aanvrager, bestaande uit een natuurlijk persoon en zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner, of degene(n) die met hem op de peildatum tenminste zes maanden een gezamenlijke huishouding voer(t)(en), niet zijnde kinderen of pleegkinderen.

4.

Partner

Een lid van het huishouden (3).

5.

Partner 1

De partner (4) met het hoogste individueel toetsinkomen op de peildatum.

6.

Partner 2

Indien het huishouden twee of meer leden telt: de partner(s) die niet het hoogste individueel toetsinkomen op de peildatum heeft/hebben.

7.

Individuee! toetsinkomen

Voor elke partner (4) wordt afzonderlijk het toetsinkomen vastgesteld, zoals dit geldt op de peildatum. Het toetsinkomen is de som van:

-brutoloon of -salaris, uit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

-vakantietoeslag;

-pensioen- of VUT-uitkering;

-sociale uitkering;

-onregelmatigheidstoeslag; 13e maand;

-provisie;

-onvoorwaardelijke eindejaars- of onvoorwaardelijke winstuitkering;

-inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep;

-alimentatie t.g.v. de aanvrager (niet t.b.v. kinderen);

-overwerk.

Zie voor een nadere omschrijving van deze posten: Nationale Hypotheek Garantie, Normen 2001 hoofdstuk 5.

8.

Toetsinkomen huishouden

100% van individueel toetsinkomen partner 1 (5) + 50% van individueel toetsinkomen partner 2 (6).

9.

Toetsrente

Rentepercentage van SVn bij 15 jaar rentevast, zoals geldt op de peildatum.

10.

Financieringslastpercentage

Het financieringslastpercentage conform de op de peildatum geldende Normen NHG par. 7.1, dat behoort bij het toetsinkomen van partner 1, en rekening houdend met de toetsrente (9).

11.

Normfinancieringslast

Toetsinkomen huishouden (8) x financieringslastpercentage(l0).

12.

Huidige hypothecate lening

Hypothecaire lening die gebruikt is voor de aankoop van de woning en voor eventuele eerder uitgevoerde verbouwingen en verbeteringen.

13.

Afgeronde restantlooptijd hypothecate lening

De werkelijke restantlooptijd van een huidige hypothecaire lening (12) op de peildatum, vastgesteld aan de hand van het meest recente saldobiljet, naar boven afgerond op een heel jaar. Bedraagt de werkelijke restantlooptijd minder dan 1 jaar, dan wordt de afgeronde restantlooptijd op 0 jaar gesteld.

14.

Fictieve restantlooptijd huidige hypothecaire lening

De werkelijke restantlooptijd van een huidige hypothecairelening (12), afgerond naar boven in periodes van 3 jaar.

15.

Last huidige hypothecaire lening

12 x maandannuiteiten over de restantschuld van de huidige hypothecaire lening (12), rekening houdend met de toetsrente (9) en met de afgeronde restantlooptijd (13).

16.

Overige financiele verplichtingen

De jaarlijkse rente en aflossing over een bij Bureau Krediet Registratie (BKR) geregistreerde geldleningen (niet zijnde een hypothecaire lening) of andere vormen van kredieten, tot een maximum van 25% van de normfinancieringslast (11). De overige financiele verplichtingen worden vastgesteld conform NHG-norm 7.2. Verplichtingen die zijn ontstaan na [datum raadsbesluit] blijven buiten beschouwing.

17.

Fictieve restantlooptijd overige financiele verplichting

De werkelijke restantlooptijd van de overige financiele verplichtingen, afgerond naar boven in periodes van 3 jaar, met een maximum van 6 jaar. Bedraagt de werkelijke restantlooptijd minder dan 1 jaar, dan wordt de flctieve restantlooptijd op 0 jaar gesteld.

18.

Beschikbare financieringsruimte

Normfinancieringslast( 11) -/- last huidige hypothecaire lening (15)-/- overige financiele verplichtingen (16)

19.

Peiljaar

Indien de peildatum in de eerste helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het jaar waarin de peildatum ligt;

indien de peildatum in de tweede helft van het kalenderjaar ligt: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de peildatum ligt.

20.

Beschikbaar eigen geld

25 x belastbaar inkomen in box 3 van de inkomstenbelasting in het peiljaar (19), van iedere partner afzonderlijk.

Indien de peildatum ligt voor 1 juli 2002: Het totaal van de in box 3 meetellende vermogensbestanddelen, per 1 januari 2001, volgens eigen opgave van de aanvrager, verminderd met de vrijstelling.

21.

Basislening funderingsherstel

Lening die beschikbaar is voor alle eigenaren (in door de gemeente aangewezen woningen c.q. gebieden).

22.

Bruto financieringsbehoefte

De hoogte van de door de gemeente in de toewijzingbrief Basislening Funderingsherstel (21) toegekende lening, inclusief de afsluitkosten en kosten ter vestiging van de hypotheek.

23.

Netto financieringsbehoefte

Bruto investeringsbehoefte (22) -/- beschikbaar eigen geld(20).

24.

Index inkomensontwikkeling

Index van gemiddeld besteedbaar inkomen voor de totale bevolking, in lopende prijzen, op basis van de meest recente reeks van het CBS over 10 jaar, (of langer indien geen reeks over exact 10 jaar beschikbaar is), afgerond naar beneden op 0,5% (zie: www.cbs.nl/nl/cijfers/kerncijfers/sivl 556e.htm). De index wordt jaariijks door SVn op of zo spoedig mogelijk na 1 januari vastgesteld, en geldt voor alle aanvragen waarvan de peildatum in het betreffende kalenderjaar ligt.

25.

Rente Basislening

Rente voor de Basislening zoals door de gemeente vastgelegd in de toewijzingsbrief).

26.

Looptijd Basislening

Voor funderingsherstel: 20 jaar. Voor nieuwbouw: 30 jaar.

27.

Bruto last Basislening

Jaarannuiteit over een Basislening funderingsherstel (21) met de bijbehorende rente (25) en looptijd (26).

28.

Betalingsschema

Als onderdeel van de toewijzing van een Vangnetlening vast te stellen schema met daarin een driejaariijkse aanpassing van het rentepercentage (tot ten hoogte het rentepercentage van de Basislening, 25) en de aflossing

 

Vaststelling gegevens tb.v. de draagkrachttoets

Toetsinkomen

Het actueie toetsinkomen van de partners wordt in beginsel vastgesteld aan de hand van de eigen opgave, zoals blijkt uit de als bijlagen bij het aanvraagformulier gevoegde werkgeversverklaring, een recente salarisstrook en/of andere bijlagen.

Ter controle op de vraag of ieder van de partners eigen inkomen heeft in box 1 maakt SVn gebruik van de aanslag Inkomstenbelasting of een IB-60-formulier over het peiljaar (19). Indien volgens de fiscale gegevens wel inkomen aanwezig is, maar van de betreffende partner geen opgave is bijgevoegd verzoekt SVn de aanvrager om een nadere toelichting, zomogelijk met schriftelijke bewijsstukken. Indien de verklaring van de aanvrager aannemelijk is, laat SVn voor de betreffende partner het inkomen buiten beschouwing. Indien SVn de verklaring niet aannemelijk acht, vermeldt zij dit in het advies aan de gemeente.

 

Vermogen

Het beschikbaar eigen geld (20) is gelijkgesteld aan het belaste vermogen in box 3, dus het vermogen boven de individuele vrijstelling. Het belaste vermogen kan worden afgeleid van de aanslag, waarop vermeld staat: 'belastbaar inkomen box 3'. Het aldaar vermelde bedrag bedraagt 4% van het belaste vermogen. Het belaste vermogen is dus 25 x het belastbaar inkomen.

Het belastbaar inkomen blijkt uit de aanslag IB over het peiljaar (19), of indien deze ontbreekt uit het IB-60-formulier.

Het beschikbaar eigen geld wordt per partner vastgesteld, en daarna opgeteld.

 

Huidige hypothecaire lening

De restantschuld en de restantiooptijd worden vastgesteld aan de hand van de eigen opgave, met als bijlage de meest recente saldo-opgave van de hypothecaire lening en zonodig van de polis die bestemd is voor aflossing van de lening.

 

Overige verplichtingen

De restantschuld en restantiooptijd en maandlasten worden vastgesteld aan de hand van de eigen opgave, met daarbij als bijlagen recente saldo-opgaven en zonodig andere bijlagen. Bij een doorlopend krediet wordt gerekend met een maandlast van 2% van de kredietlimiet, en wordt de restantlooptijd zodanig berekend dat het kredietsaldo met deze maandlast voliedig kan worden afgelost.

Voor het overige wordt zoveel mogelijk de werkwijze gevolgd zoals beschreven in NHG Norm 7.2

(Aftrek overige financiele verplichtingen).

Ter controle over de daadwerkelijke aanwezigheid van de verplichtingen voert SVn een BKR-toets uit. Verplichtingen die niet staan geregistreerd worden buiten beschouwing gelaten.

 

Kredietwaardigheid

SVn handelt bij de beoordeling van de kredietwaardigheid op dezelfde wijze als bij de Basislening beschreven is.

Hoogte en voorwaarden van de Vangnetlening

Aan de hand van de draagkrachttoets beoordeelt SVn of en in hoeverre de aanvrager voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • Het huishouden beschikt niet over eigen geld waarvan hij geacht mag worden het in te zetten voor de kosten van het funderingsherstel;

  • De bruto last van een Basislening is hoger dan de financieringsruimte van het huishouden.

Indien de bruto financieringsbehoefte groter is dan de netto financieringsbehoefte (de aanvrager dus geacht wordt eigen geld te gebruiken), komt hij voor dit deel in aanmerking voor een Basislening, maar niet voor een Vangnetlening.

Op grond van de draagkrachttoets wordt in het advies aan de gemeente vastgesteld wat de hoogte, de rente en de looptijd van de Vangnetlening kan zijn. Daarnaast wordt een Betalingsschema (28) opgesteld voor driejaarlijkse aanpassing van rente en aflossing.

Indien en voor zover de aanvrager voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden voor een Vangnetlening, vindt, met als startpunt de voorwaarden van de Basislening, de vaststelling van rente en looptijd bij aanvang als volgt stapsgewijs plaats:

  • a.

    De looptijd voor de annu'ftaire aflossing wordt verlengd van 20 jaar tot ten hoogste 30 jaar, met handhaving van de basisrente. De looptijd wordt berekend vanuit de beschikbare financieringsruimte, en naar boven afgerond op een heel jaar (geldt niet bij nieuwbouw, looptijd Basislening bedraagt dan 30 jaar). Levert verlenging van de looptijd onvoldoende ruimte op, dan wordt de lening vooralsnog aflossingsvrij gemaakt, met instandhouding van de basisrente. Is de last dan nog te hoog, dan wordt de rente verlaagd. De rente wordt berekend vanuit de exact beschikbare financieringsruimte, en naar beneden afgerond op eentiende procent. Zonodig wordt de lening renteloos.

     

Het Betalingsschema (28) voor de driejaarlijkse aanpassing wordt als volgt stapsgewijs vastgesteld:

  • a.

    Vaststelling beschikbare financieringsruimte.

    • a.1

      Het toetsinkomen huishouden (8) wordt gelndexeerd met de index inkomensontwikkeling (24). Indien een partner op de peildatum 51 jaar of ouder is (maar jonger dan 65 jaar), wordt in het eerste jaar van de driejaarsperiode waarin deze partner 65 jaar wordt individueel toetsinkomen (7) eenmalig verlaagd tot 70% van het inkomen van het voorafgaande jaar.

    • a.2

      Vanaf het jaar nadat de fictieve restantlooptijd van de huidige hypothecaire lening (14) is verstreken, wordt de last over de huidige hypothecaire lening (15) gesteld op 0.

    • a.3

      Vanaf het jaar nadat de fictieve restantlooptijd van de overige financiele verplichtingen (17) is verstreken, worden de overige financiele verplichtingen (15) gesteld op 0. De overige verplichtingen worden op deze wijze voor maximaal 6 jaar in aftrek gebracht.

    • a.4

      Voor iedere driejaarsperiode wordt een normfinancieringslast berekend op basis van:

      • -

        het gelndexeerde toetsinkomen in het eerste jaar van de periode (a. 1);

      • -

        de toetsrente (9) op het moment van de peildatum (1);

      • -

        het financieringslastpercentage conform de op de peildatum (1) geldende NHG norm 7.1 dat behoort bij het gelndexeerde individuele toetsinkomen van partner 1 (5);

    • a.5.

      Voor iedere driejaarsperiode wordt de beschikbare financieringsruimte berekend: Op de normfinancieringslast (a. 4) worden in mindering gebracht de last over de huidige hypothecaire lening (15) en de overige verplichtingen (16), voor zover deze niet op 0 zijn gesteld (zie a.2 en a.3).

  • b.

    Aanpassing rente en aflossing. Voor iedere driejaarsperiode wordt de beschikbare financieringsruimte (a. 5) in het eerste jaar van de periode als uitgangspunt genomen voor de vaststelling van de rente en looptijd. Per periode wordt de rente en looptijd, met als uitgangspunt de last van de vorige periode, als volgt aangepast:

    • b.1

      Indien de rente beneden de basisrente ligt, wordt deze verhoogd, zomogelijk tot de basisrente. De rente wordt berekend vanuit de exact beschikbare financieringsruimte, en naar beneden afgerond op eentiende procent.

    • b.2

      Indien de lening aflossingsvrij is, en de basisrente geldt, wordt zomogelijk een annultaire aflossing vastgesteld met een looptijd van 30 jaar vanaf de oorspronkelijke ingangsdatum van de lening.

    • b.3

      De looptijd van de annuitaire aflossing wordt vervolgens zomogelijk ingekort tot 20 jaar, vanaf de oorspronkelijke ingangsdatum van de lening. De looptijd wordt berekend vanuit de exact beschikbare financieringsruimte en de basisrente, en naar boven afgerond op een heel jaar. De restantlooptijd vanaf het moment waarop de jaarlast lager is dan de annu'fteit echter nooit minder dan 10 jaar. (geldt niet voor nieuwbouw: looptijd Basislening is bij nieuwbouw 30 jaar).

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 13 november 2001 en bekendgemaakt door het plaatsen in het Gemeenteblad nr. 44

dr. R.L. Vreeman, burgemeester

drs. W. van der Molen, secretaris