Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Planschadeverordening Voorschoten |
Citeertitel | Planschadeverordening Voorschoten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | aanwijzing en werkwijze onafhankelijk adviseur(s) |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2008 | nieuwe regeling | 25-09-2008 Groot Voorschoten, 27-11-2008 | 044 |
Artikel 2 Opdrachtverstrekking
Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan 1 of meerdere adviseurs gezamenlijk, om ter zake van een aanvraag advie uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3 adviseur of adviescommissie
Indien het college, na advies te hebben ingewonnen, van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving en er, gezien de complexiteit, de aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieel econimische bedrijfsvoering.
In het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde aviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, de aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en als waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering
Artikel 5 Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:
De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van 1 of meerder adviseurs bij het college indienen.
Artikel 6 Werkwijze adviseur of adviescommissie
De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert een of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidelijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen. dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventueel andere betrokken bestuursorganen, alsmede belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen van een daarbij aan te geven termijn met ten hoogte vier weken te verlengen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van der raad der gemeente Voorschoten,
gehouden op 25 september 2008.
de griffier, de voorzitter,
Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planalogische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.
Áfdeling 6.1 (tegemoetkoming in schade) van de Wro bevat bepalingen over de tijstip waarbinnen aanvragen moeten worden ingediend (artikel 6.1, vierde en vijfde lid, Wro), is uitgewerkt welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven (artikel 6.2 Wro) en wordt ingegaan op de zaken die het bestuursorgaan bij het nemen op beslissing op het aanvragen op tegemoetkoming in planschade dient te betrekken (artikel 6.3 Wro).
Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond van artike 6.7 Wro in het Bro zijn uitgewerkt. De regels van de Bro leiden tot een uniformering en standarisering van regels omtrent de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling in de aanvraag van tegemoetkoming in schade. Onder de Wet op de Ruimtelijke ordening (Wro) en het besluit en het besluit op de Ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) bestond de noodzaak dat iedere gemeente een regeling voor de behandeling van de planschadeverzoeken moest opstellen. De regeling met betrekking tot behandeling van de aanvraag is nu terug te vinden in het Bro.
In het Bro zijn in afdeling 6.1 (tegemoetkoming in schade) te vereisten voor het indienen van een aanvraag, alsmede een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur opgenomen. Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college een aviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing. In artikel 6.1.1.3, eerste lid, Bro wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt. In artikel 6.1.3.3, tweede lid, Bro wordt bepaalde dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op:
De voorgestelde verordening in verhouding tot de procedureregeling planschade Voorschoten
Met de inwerkingtreding van de verordening voor advisering voor tegemoetkoming van schade in uw gemeente kan de oude planschaderegling nog niet in zijn geheel door ons college worden ingetrokken, De procedureregeling planschade Voorschoten is nog van toepassing op de volgende situaties:
De voorgestelde verordening van toepassing op de volgende situaties:
Op een aanvraag ingediend op of na 1 juli 2008, maar voor 1 september 2010 in het geval dat de planologische maatregel onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005, maar voor 1 juli 2008 van kracht is geworden is de Wro van toepassing ( met inbegrip van de verjaringstermijn, maar er is geen sprake van het forfait normaal maatschappelijk risico);
bij definiering van begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht met de Wro en Bro en voorzover dit noodzakelijk werd geacht is een aanvulling gegeven. Voor de juiste interpretatie van de verordening is naast raapleging van artikel 1 kennisneming van de algemene bepalingen in de artikel 6.1.1.1 Bro van belang. Ten behoeve van de duidelijkheid van begrippen adviseur en adviescommissie is in deze verordening een van de Bro afwijkende omschrijving van het begrip adviseur opgenomen. Het begrip gemeente is afzonderlijk gedefinieerd om te verduidelijken dat indien de verordening het word gemeente gebruikt, het de gemeente betreft waar de aanvraag voor tegemoetkoming planschade is ingediend.
Artikel 2 Opdrachtverstrekking
Het college dient binnen twaalf weken een opdracht te verstrekken aan een of meerdere adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 6.1.3.1 , eerste lid, Bro geeft het college een bevoegdheid van een aanvraag binnen vier weken, dan wel acht weken indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro heeft betrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 van de Algemene wet Bestuursrecht waarbij een onvolledige aanvraag verder buiten behandeling moet worden gelaten. Volgens artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro moet het besluit tot een niet in behandeling nemen binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. Voorzover de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, krijgt het college acht weken de tijd na het tijdstip waarop de termijn om de aanvraag aan te vullen is verstreken, om het besluit tot niet verder behandeling van de aanvraag bekend te maken. De laatstgenoemde beslistermijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Indien de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard, of buiten behandeling wordt gelaten, is de verordening niet toepasselijk, tenzij de termijnen bedoeld in artikel 6.1.3.1 in Bro worden overschreden. In het laatste geval dienen niettemin een of meerdere adviseurs te worden aangewezen en dient een opdracht te worden verstrekt.
De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat het termin om te wraken is verstreken en er geen verzoeken tot wraken zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over een ingediend verzoek tot wraking.
Artikel 3 Adviseur of adviescommissie
Het college schakelt een of meerdere adviseurs gezamelijk in voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of een adviescommissie dient te worde ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te beschikken.
Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten zie Nota van toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p.63). Een adviesbureau gespecialiseerd in planschade kan derhalve worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als een van de adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.
Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van een of meerdere adviseurs noodzakelijk is, staat de verordening niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vaste adviseur/vaste adviescommissie).
In het eerste lid is bepaald dat een eerste adviseur wordt aangwezen die over voldoende deskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van de kennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede of een derde adviseur worden aangewezen, die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens inkomensderving oderscheidelijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van een planologische verslechtering beschikt.
Het is aan ons college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur, zelfstandig kan adviseren of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoeft is om een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over een speifieke deskundigheid. Het college zal de tweede of derde advsieur dan vervolgens moeten aanwijzen; bij aanwijzing van twee of meerdere adviseurs is er sprake van een adviescommissie (artikel 3, vijfde lid). De adviseurs dienen de in de artikel 6.1.3.4 genoemde zaken te betrekken.
Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid
Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten over de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de aviseur. Om de deskunidigheid van de adviseur te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot aanwijzing van een persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in atikel 3, tweede of derde lid, genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.
In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid van de wet Algemene bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1, onder c, Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts bepaald artikel 4, tweede lid, dat de adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskunigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. In het bijzonder kan worden gedacht aan personen behorende tot de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van planologische maatregelen.
Artikel 5 Betrokkenheid van aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie
Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op de hoogte moeten worden gebracht van de aanwijzing van de adviseur of de adviescommissie. De aanwijzing van een adviseur dient schriftelijk bekend te worden gemaakt.
In het geval meerdere adviseurs worden aangewezen, worden deze aanwijzingen gezamelijk schriftelijk bekend gemaakt. Indien de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de Wro zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van een of meerdere adviseurs is er de mogelijkheid om een of meerdere adviseurs te wraken. Op verzoek van de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede of derde lid, van de Wro kunnen een of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkhied schade zou lijden. Genoemde partijen worden gedurende twee weken in gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Ons college moet binnen twee weken na het verstrijken van het termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking beslissen.
Artikel 6 Werkwijze adviseur of adviescommissie
Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventuele andere bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.
In het tweede en derde lid is bepaald dat vanaf de gemeente bijstand wordt verleend aan de adviseur of adviescommissie, door alle voorhanden zijde informatie met betrekking tot de aanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden alle bescheiden die naar de oordeel van de adviseur of de adviescommissie nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag aan hen ter beschikking gesteld.
Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, de bezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd. Het is mogelijk de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of de taxatie. Volgens artikel 6.1.3.5, tweede lid, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.
Het conceptadvies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belannghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro te worden toegezonden. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd ( verlengd).
Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder e, Bro bepaalt dat de verordening aandacht moet schenken aan de wijze waaop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belannghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro bij de opstelling van het advies moet worden betrokken. De nota van toelichtingen bij het Bro noemt als voorbeeld dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde periode op het conceptadvies te reageren (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 66). In dit kader bepaald het achtste lid dat de gemeente, de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belannghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het concept advies te reageren. Het negende en het tiende lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van advies aan het college.
Uit praktische overwegingen is de door de in de modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten genoemde citeertitel ingekort. Omdat dit de eerste verordning is met deze naam is geen jaartal opgenomen in de voorgestelde citeertitel.