Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Verordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2011
CiteertitelVerordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2011
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpstedelijke vernieuwing, programmagemeente, notitiegemeente, ontwikkelingsprogramma, subsidie, investeringsbudget

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet stedelijke vernieuwing, art. 6, lid 4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-201401-01-2011art. 13, lid 1, art. 13, lid 5, art. 14

22-09-2014

Provinciaal Blad, 2014, 95

200364-453848
01-11-201308-10-2014art. , lid 2, art 17, lid 2

23-09-2013

Provinciaal Blad, 2013, 133

200364
19-04-201201-11-2013art.8, lid 2, art. 18, lid 2

08-04-2013

Provinciaal Blad, 2013, 56

113383-114630
21-03-201219-04-2013art. 2a, art. 13, art. 13a, art. 16a, art 20, art. 26, art. 26a

05-03-2012

Provinciaal Blad, 2012, 31

2012-3568
01-01-201119-04-2013Nieuwe regeling

15-11-2010

Provinciaal Blad, 2010, 155

2010-54779

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2011

Provinciale Staten van Noord-Holland;

 

  • gelezen de voordracht van gedeputeerde staten

  • gelet op het feit dat in 2009 het beleidskader ISV 2010-2014 is vastgesteld  en vanwege de intrekking van de Wet stedelijke vernieuwing er een nieuwe verordening voor stedelijke vernieuwing voor het tijdvak 2010-2014 dient te komen;

     

besluiten vast te stellen de navolgende Verordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2011.

1. Algemene Bepalingen
Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    stedelijke vernieuwing: op het stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, versterking van culturele kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsver­ hoging van dat stedelijk gebied;

  • b.

    programmagemeente: een door gedeputeerde staten aangewezen gemeente in Noord­ Holland waarvan gelet op de aard en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave een ontwikkelingsprogramma wordt verlangd om in aanmerking te komen voor een investeringsbudget;

  • c.

    notitiegemeente: een gemeente in Noord- Holland die niet door gedeputeerde staten is aangewezen als programmagemeente, met uitzondering van de gemeenten Haarlem, Amsterdam, Alkmaar en Zaanstad;

  • d.

    spoedlocatie: locatie als bedoeld in artikel 37 van de Wet bodembescherming;

Artikel 2

Gedeputeerde staten kunnen aan programmagemeenten en aan notitiegemeenten in Noord-Holland een investeringsbudget verstrekken ten behoeve van het gemeentelijk beleid in zake stedelijke vernieuwing

Artikel 2a

Bij investeringsbudgetten van minder dan € 10.000,- gaat geen verlening van een investeringsbudget aan de vaststelling van het investeringsbudget vooraf.

2. Verdeelsysteem
Artikel 3
  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen voor de verdeling van het totale budget voor stedelijke vernieuwing een verdeelsysteem vast.

  • 2.

    Op grond van het verdeelsysteem wordt berekend:

    • a.

      het investeringsbudget voor programmagemeenten;

    • b.

      de reservering van het totale investeringbudget voor notitiegemeenten.

3. Programmagemeenten
Artikel 4

Gedeputeerde staten wijzen programmagemeenten aan.

Artikel 5
  • 1.

    Een programmagemeente dient als aanvraag voor een investeringsbudget bij gedeputeerde staten een door de gemeenteraad vastgesteld ontwikkelingsprogramma in.

  • 2.

    Het ontwikkelingsprogramma bevat tenminste:

    • a.

      de doelstellingen van stedelijke vernieuwing, in de periode 2010 tot en met 2014 en de onderbouwing daarvan in termen van toetsbare resultaten;

    • b.

      de relatie met stedelijke vernieuwing die niet ziet op de fysieke leefomgeving;

    • c.

      een financiële paragraaf die inzicht geeft in de van stedelijke vernieuwing te verwachten kosten en opbrengsten;

    • d.

      het resultaat van de intergemeentelijke afstemming van de ontwikkelingsprogramma’s.

Artikel 6

Gedeputeerde staten beslissen binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 7
  • 1.

    Een investeringsbudget wordt niet verleend indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      het ontwikkelingsprogramma niet of niet geheel zal worden verwezenlijkt, of

    • b.

      de gemeente niet zal voldoen aan de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Een investeringsbudget wordt voorts niet verleend voor projecten die inhouden dat leningen worden verstrekt aan particulieren.

  • 3.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot weigering van het investeringsbudget dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld het ontwikkelingsprogramma aan te passen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

Artikel 8
  • 1.

    De besteding van het investeringsbudget bedraagt niet meer dan:

    • a.

      25% van de geraamde kosten voor onderzoek naar en uitvoering van bodemsanering;

    • b.

      95% van de geraamde kosten voor onderzoek en sanering van een spoedlocatie;

    • c.

      100% van de geraamde kosten voor historisch onderzoek en oriënterend onderzoek nieuwe stijl van mogelijke spoedlocaties;

    • d.

      50% van de geraamde kosten voor het aanpassen en het onderhouden van bodeminformatiesystemen;

    • e.

      100% van de geraamde kosten voor nazorg en beheer op basis van een overeenkomst met betrekking tot een bodemsaneringsproject, tussen de Provincie Noord­Holland en de gemeente, of op basis van een door gedeputeerde staten afgegeven beschikking;

    • f.

      100% van de geraamde kosten voor geluidssanering van woningen, die op 1 juli 1987 een geluidsbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(a), dan wel tenminste 60 dB(a) indien zij deel uitmaakten van een verzameling woningen waarvan ten minste één woning een geluidsbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(a), met uitzondering van locaties die zijn gelegen nabij Rijks­ of spoorwegen (A-lijst);

    • g.

      1/12e deel van de geraamde kosten voor overige stedelijke vernieuwing in de gemeenten Beverwijk, Den Helder, Enkhuizen, Heemskerk, Hoorn, Velsen;

    • h.

      1/15e deel van de geraamde kosten voor overige stedelijke vernieuwing in overige programmagemeenten.

  • 2.

    De kosten die op grond van de Wet bodembescherming te verhalen zijn worden op de in het eerste lid, onder a en b, genoemde percentages in mindering gebracht.

Artikel 9
  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen aan de verlening van het investeringsbudget verplichtingen verbinden, voor zover de verplichting strekt tot verwezenlijking van het doel van het investeringsbudget.

  • 2.

    Aan de verlening van het investeringsbudget is in elk geval de verplichting verbonden dat wijzigingen van de gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing gedurende het investeringstijdvlak de instemming van gedeputeerde staten behoeven.

     

Artikel 10
  • 1.

    Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld kunnen gedeputeerde staten éénmaal de verlening van het investeringsbudget intrekken of ten nadele van de gemeente wijzigen indien:

    • a.

      de doelstellingen waarvoor het investeringsbudget is verleend kennelijk niet of niet geheel zullen worden verwezenlijkt en dit de gemeente kan worden toegerekend, of

    • b.

      de gemeente niet heeft voldaan aan de aan de verlening van het investeringsbudget verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld kunnen gedeputeerde staten de verlening van het investeringsbudget intrekken of ten nadele van de gemeente wijzigen indien:

    • a.

      de verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan stedelijke vernieuwing,

    • b.

      de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van het investeringsbudget zou hebben geleid, of

    • c.

      de verlening van het investeringsbudget anderszins onjuist was en de gemeente dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop het investeringsbudget is verleend, tenzij in de beschikking tot intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 11

Op verzoek van gedeputeerde staten dient een programmagemeente bij gedeputeerde staten een voortgangsrapportage in.

Artikel 12

Gedeputeerde staten kunnen gedurende het investeringstijdvlak jaarlijks een voorschot verlenen.

Artikel 13
  • 1.

    Uiterlijk op 1 augustus 2018 dient een programma­ gemeente een aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget in.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen een formulier voor de aanvraag tot vaststelling vast.

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen binnen vier maanden na de dag waarop de aanvraag tot vaststelling is ontvangen het investeringsbudget vast.

  • 4.

    Het investeringsbudget wordt vastgesteld op de wqerkelijke besteding van de investeringsbudgetten.

  • 5.

    Indien na 1 augustusi 2018 geen aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget is ontvangen stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget ambtshalve vast.

  • 6.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot ambtshalve vaststelling dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld een aanvraag tot vaststelling in te dienen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

Artikel 13a
  • 1.

    Indien uit de aanvraag tot vaststelling blijkt dat niet alle activiteiten zijn voltooid stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget niet vast.

  • 2.

    In de in het vorige lid genoemde gevallen leggen gedeputeerde staten de gemeente de verplichting op dat voor een door gedeputeerde staten te bepalen datum de activiteiten moeten zijn voltooid en dat aanvraag tot vaststellinging ingediend moet zijn.

  • 3.

    Indien na de in het tweede lid bedoelde datum geen aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget is ontvangen stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget ambtshalve vast.

  • 4.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot ambtshalve vaststelling dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld een aanvraag tot vaststelling in te dienen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

Artikel 14

Vervallen.

4. Notitiegemeenten
Artikel 15
  • 1.

    Een notitiegemeente kan bij gedeputeerde staten een lijst met de voorgenomen stedelijke vernieuwingsactiviteiten indienen.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen op basis van de in het eerste lid genoemde lijst een investeringsbudget reserveren.

Artikel 16
  • 1.

    Een notitiegemeente kan per project bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen.

  • 2.

    De aanvraag bevat tenminste een onderbouwing van de voorgenomen stedelijke vernieuwing met de te behalen doelstellingen en een financiële paragraaf.

  • 3.

    Een investeringsbudget wordt geweigerd als de aanvraag is ingediend nadat met het project is gestart.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid dient een aanvraag die betrekking heeft op meerwerk voor een bodemsaneringsproject waarvoor reeds een investeringsbudget is verleend, te zijn ingediend voordat het project is uitgevoerd.

  • 5.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

Artikel 16a  

Gedeputeerde staten verstrekken geen investeringsbudgetten van minder dan € 5.000,- indien het project waarvoor een investeringsbudget wordt aangevraagd, niet op de lijst, bedoeld in artikel 15, eerste lid, staat.

Artikel 17
  • 1.

    Een investeringsbudget wordt in ieder geval geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      het project niet of niet geheel zal worden verwezenlijkt, of

    • b.

      de gemeente niet zal voldoen aan de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Een investeringsbudget wordt voorts niet verleend voor projecten dien inhouden dat leningen worden verstrekt aan particulieren.

     

  • 3.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot weigering van het investeringsbudget dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te passen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

Artikel 18
  • 1.

    Voor onderzoek naar en uitvoering van bodemsanering bedraagt het investeringsbudget 25% van de totale geraamde kosten.

  • 2.

    Voor onderzoek en sanering van een spoedlocatie bedraagt het investeringsbudget 95% van de totale geraamde kosten.

  • 3.

    De kosten die op grond van de Wet bodembescherming te verhalen zijn worden op de in het eerste en tweede lid genoemde investeringsbudgetten in mindering gebracht.

  • 4.

    Voor historisch onderzoek en oriënterend onderzoek nieuwe stijl van mogelijke spoedlocaties bedraagt het investeringsbudget 100% van de geraamde kosten.

  • 5.

    Voor het aanpassen en het onderhouden van bodeminformatiesystemen bedraagt het investeringsbudget 50% van de geraamde kosten.

  • 6.

    Voor nazorg en beheer op basis van een overeenkomst met betrekking tot een bodemsaneringsproject, tussen de Provincie Noord­ Holland en de gemeente, of op basis van een door gedeputeerde staten afgegeven beschikking bedraagt het investeringsbudget 100% van de geraamde kosten.

Artikel 19

Voor geluidssanering van woningen, die op 1 juli 1987 een geluidsbelasting vanwege een weg ondervonden van ten minste 65 dB(a), dan wel tenminste 60 dB(a) indien zij deel uitmaakten van een verzameling woningen waarvan ten minste één woning een geluidsbelasting vanwege een weg ondervond van ten minste 65 dB(a), met uitzondering van locaties die zijn gelegen nabij Rijks­ of spoorwegen (A­lijst), bedraagt het investeringsbudget 100% van de totale geraamde kosten.

Artikel 20
  • 1.

    Voor de gemeenten Drechterland, Harenkarspel, Hollands Kroon, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Texel, Uitgeest en Zijpe bedraagt het investeringsbudget voor overige stedelijke vernieuwing 1/12e deel van de totale geraamde projectkosten.

  • 2.

    Voor overige gemeenten bedraagt het investeringsbudget voor overige stedelijke vernieuwing 1/15e deel van de totale geraamde projectkosten.

Artikel 21
  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen aan de verlening van het investeringsbudget verplichtingen verbinden, voor zover de verplichting strekt tot verwezenlijking van het doel van het investeringsbudget.

  • 2.

    Aan de verlening van het investeringsbudget is in elk geval de verplichting verbonden dat wijzigingen van de gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing gedurende het investeringstijdvlak de instemming van gedeputeerde staten behoeven.

Artikel 22
  • 1.

    Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld kunnen gedeputeerde staten éénmaal de verlening van het investeringsbudget intrekken of ten nadele van de gemeente wijzigen indien:

    • a.

      de doelstellingen waarvoor het investeringsbudget is verleend kennelijk niet of niet geheel zullen worden verwezenlijkt en dit de gemeente kan worden toegerekend, of

    • b.

      de gemeente niet heeft voldaan aan de aan de verlening van het investeringsbudget verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Zolang het investeringsbudget niet is vastgesteld kunnen gedeputeerde staten de verlening van het investeringsbudget intrekken of ten nadele van de gemeente wijzigen indien:

    • a.

      de verleende voorschotten zijn besteed aan een ander doel dan stedelijke vernieuwing,

    • b.

      de gemeente onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van het investeringsbudget zou hebben geleid, of

    • c.

      de verlening van het investeringsbudget anderszins onjuist was en de gemeente dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop het investeringsbudget is verleend, tenzij in de beschikking tot intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 23

Gedeputeerde staten kunnen voorschotten verlenen.

Artikel 24

Een notitiegemeente is verplicht uiterlijk 31 december 2014 te starten met de uitvoering van de projecten waarvoor een investeringsbudget is verleend.

Artikel 25
  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen de reservering bedoeld in artikel 15, tweede lid, vanaf januari 2014 wijzigen en herverdelen over de notitiegemeenten, indien blijkt dat de voorgenomen activiteiten niet binnen het investeringstijdvak gerealiseerd kunnen worden.

  • 2.

    Alvorens tot herverdeling over te gaan geven gedeputeerde staten een notitiegemeente, bedoeld in het eerste lid de mogelijkheid om, binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn, aannemelijk te maken dat het resterende gereserveerde budget voor 31 december 2014 aangevraagd zal worden.

Artikel 26
  • 1.

    Uiterlijk op 1 augustus 2015 dient een notitiegemeente een aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget in.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen een formulier voor de aanvraag tot vaststeling vast.

  • 3.

    Gedeputeerde staten stellen binnen vier maanden na de dag waarop de aanvraag tot vaststelling is ontvangen het investeringsbudget vast.

  • 4.

    Het investeringsbudget wordt vastgesteld op de werkelijke besteding van de investeringsbudgetten.

  • 5.

    Indien na 1 augustus 2015 geen aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget is ontvangen stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget ambtshalve vast.

  • 6.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot ambtshalve vaststelling dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld een aanvraag tot vaststelling in te dienen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

Artikel 26a
  • 1.

    Indien uit de aanvraag tot vaststelling blijkt dat niet alle activiteiten zijn voltooid stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget niet vast.

  • 2.

    In de in het vorige lid genoemde gevallen leggen gedeputeerde staten de gemeente de verplichting op dat voor een door gedeputeerde staten te bepalen datum de activiteiten moeten zijn voltooid en dat aanvraag tot vaststellinging ingediend moet zijn.

  • 3.

    Indien na de in het tweede lid bedoelde datum geen aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget is ontvangen stellen gedeputeerde staten het investeringsbudget ambtshalve vast.

  • 4.

    Gedeputeerde staten gaan niet over tot ambtshalve vaststelling dan nadat de gemeente in de gelegenheid is gesteld een aanvraag tot vaststelling in te dienen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn.

5. Slotbepalingen
Artikel 27

In bijzondere omstandigheden kunnen gedeputeerde staten afwijken van één of meer bepalingen van deze verordening.

Artikel 28

De verordening stedelijke vernieuwing Noord-Holland 2010 wordt op 1 januari 2011 ingetrokken.

Artikel 29

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening stedelijke vernieuwing Noord- Holland 2011

Artikel 30

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Haarlem, 15 november 2010.

 

Provinciale Staten van Noord-Holland,

 

J.W. Remkes, voorzitter.

 

I.J.M. Speekenbrink, griffier.