Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen 2006 |
Citeertitel | Verordening onroerende-zaakbelastingen Westland 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | belastingen, retributies en heffingen |
De datum van ingang van de heffing is 1-1-2006.
De Verordening onroerende zaakbelastingen Westland 2004 is door deze verordening ingetrokken.
Deze verordening is ingetrokken in de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-12-2006 | 09-12-2006 | intrekking | 02-11-2006 Het Hele Westland d.d. 7-12-2006 | besluitenlijst b&w d.d. 19-9-2006, nr. 5.3.1 | |
31-12-2005 | 09-12-2006 | nieuwe regeling | 20-12-2005 Het Hele westland d.d. 29-12-2005 | Besluitenlijst b&w d.d. 22-11-2005, nr. 5.4.2 |
De raad van de gemeente Westland;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 november 2005, nr. 5.4.2;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220I, 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede lid, en artikel 255a van de Gemeentewet;
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN DE ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN 2006
Bij de gebruikersbelasting wordt:
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19, eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
Artikel 7 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 100,00 doch minder dan € 1200,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn drie maanden na de dagtekening.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
Artikel 9 Overgangsbepaling in verband met wetsvoorstel afschaffing OZB-gebruik woningen (kamerstuk 30 096)
Indien de wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerende-zaakbelasting (OZB) op woningen en het maximeren van de resterende OZB-tarieven (wetsvoorstel 30 096) met ingang van 1 januari 2006 van kracht wordt en aan deze wettelijke regeling door een onherroepelijke rechterlijke uitspraak niet de verbindende kracht wordt ontzegd, moeten in deze verordening de volgende artikelen of onderdelen daarvan als volgt worden gelezen:
a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;
Bij de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
1. Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.500,- van de heffingsmaatstaf
1° voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen € 2,21
2° voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 3,85
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening onroerende-zaakbelastingen Westland 2004 van 30 maart 2004, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 2005, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding van de verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari hebben voorgedaan.