Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Geertruidenberg

Afvalstoffenverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Geertruidenberg
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening
CiteertitelAfvalstoffenverordening Geertruidenberg 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit is de eerste wijziging van de Afvalstoffenverordening Geertruidenberg 2007. Hiermee is artikel 34 (Toezichthouders) gewijzigd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet milieubeheer, art. 10.23 lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-200804-10-2013Art. 34

28-02-2008

De Langstraat, 17 april 2008

28 februari 2008, nr. 8
21-09-2007Nieuwe regeling.

30-08-2007

De Langstraat, 13 september 2007

30-08-2007 nr. 14.

Tekst van de regeling

Afvalstoffenverordening gemeente Geertruidenberg 2007

De raad van de gemeente Geertuidenberg;  

Gelezen het voorstel van het college van 22 mei 2007;  

gelet op artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer; 

besluit vast te stellen de volgende Afvalstoffenverordening. 

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:a. wet: Wet milieubeheer;

    b. inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

    c. ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of Instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

    d. Inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag, ten behoeve van één huishouden;

    e. inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of –plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

    f. inzameldienst: de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;g. andere inzamelaars: de krachtens artikel 7, tweede Hd, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

    h. inzamelvergunning: de vergunning zoals bedoeld in artikel 11; gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

    j. straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

     

    k. wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

    l. motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders.

     

Artikel 2 Beslistermijn

  • 1 Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2 Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

     

Artikel 3 Indiening aanvraag

  • 1 Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2 Voor bepaalde, door het college aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

     

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 2 De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

     

Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens verordening anders is bepaald.

 

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige

    gegevens zijn verstrekt;b. indien op grond van verandering van de omstandigheden of

    inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of

    ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging

    moet worden gevorderd in het belang van de bescherming

    van het milieu; c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften

    en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt

    gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij

    gebreke van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;e. indien de houder dit verzoekt. 

Paragraaf 2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1 Het college wijst de inzameldienst aan. die belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 2 Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen,

     

Artikel 8 Afzonderlijke inzameling

  • 1 Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:a. groente-, fruit- en tuinafvalb. klein chemisch afval;c. glas;d. oud papier en karton;e. textiel;t. wit- en bruingoed;g. bouw- en sloopafval;h. verduurzaamd hout; grof tuinafval;j. asbest en asbesthoudend afval;k. grof huishoudelijk afval;l. huishoudelijk restafval;m. metalen.

  • 2 Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het college kan naast de in lid 1 genoemde categorieën ook andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen welke door een inzameldienst of andere inzamelaars afzonderlijk worden ingezameld, of welke ter inzameling op het brengdepot zoals genoemd in artikel 18, kunnen worden aangeboden. 

Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1 De inzameling kan plaatsvinden via:a. een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;b. een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;c. een inzamelvoorziening op wijkniveau;d. een brengdepot op lokaal of regionaal niveau, 

  • 2 Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

     

Artikel 10 Frequentie van inzamelen

  • 1 Huishoudelijk restafval wordt tenminste eenmaal per twee weken bij elk perceel ingezameld.

  • 2 Groente-, fruit- en tuinafval wordt tenminste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 3 In afwijking van het tweede lid wordt groente-, fruit- en tuinafval bij percelen, die gebruik maken van een ondergrondse container niet ingezameld.

  • 4 Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

  • 5 Het college kan een andere frequentie van inzameling van huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval vaststellen, als aangegeven in lid 1 en 2,

     

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

  • 1 Het is verboden zonder Inzamelvergunning van het college huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2 De inzamelvergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3 Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars,

  • 4 Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen. 

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars en aan de houders van een Inzamelvergunning.

  • 2 Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen,

     

Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1 Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de andere inzamelaars.

  • 2 Het college kan besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een inzamelvergunning.

     

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1 Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:a. groente-, fruit- en tuinafval;b. klein chemisch afval;c. glas;d. oud papier en karton;e. textiel;f. wit- en bruingoed;g. bouw- en sloopafval;h. verduurzaamd hout; grof tuinafval;j. asbest en asbesthoudend afval;k. grof huishoudelijk afval; huishoudelijk restafval;m. metalenn. kunststoffen;o. autobanden;p. tapijt;q. kadavers.

  • 2 Het college kan de inzameldienst en andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 3 Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

     

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

  • 1 Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.

  • 2 Het is voor de gebruiker van een perceel verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd, 

  • 3 Het college kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 4 Het college kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.

  • 5 Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan het college regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

  • 6 Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

  • 7 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

  • 8 Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is verstrekt of aangewezen, hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel. 

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

  • 1 Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.

  • 2 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd,

  • 3 Het college kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moet worden aangeboden.

  • 4 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens het derde lid is bepaald

  • 5 Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.

  • 6 Het college kan regels stellen over ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening.

Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

  • 1 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

  • 2 Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

  • 3 Het Is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4 Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.

     

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

  • 1 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorieën waarvoor het brengdepot krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

  • 2 Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 3 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

  • 4 Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen vïa een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.

     

Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

  • 1 Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2 Het college kan regels stellen over de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 3 Het college kan regels stellen over het maximale gewicht, de afmetingen en het volume waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 4 Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

     

Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1 Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden,

  • 2 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

     

Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke .

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter Inzameling aanbieden

van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

 

Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

Het college ken categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

 

Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1 Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst

  • 2 Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de gemeentelijke belastingverordening.

  • 3 Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 4 Het is verboden de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan te bieden in strijd met deze regels. 

Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1 Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2 Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

     

Paragraaf 5 Zwerfafval

Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1 Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2 Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3 Het verbod is niet van toepassing op:a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden

        van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;b. het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval;c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden

        gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren

        van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

     

Artikel 26 Achterlaten van straatafval

  • 1 Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2 Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

     

Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1 Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

  • 2 Het is verboden tegen afvalstoffen of Inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen of deze omver te werpen.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde verbod tot doorzoeking geldt niet voor toezichthoudende en opsporingsambtenaren of wanneer men op grond van deze verordening belast is met de inzameling van de in het eerste lid bedoelde afvalstoffen.

     

Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een Inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:a. een afvalbak. -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij

    de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig

    te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;b. zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk

    voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval

    daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of     voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van

    de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging

    van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit

    artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval,

    voorzover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

 

Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

 

Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1 Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2 Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen dezeweg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemdewerkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen ofte laten reinigen:a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien

        de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het

        verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien

        de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van

        het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren,

        elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

     

Paragraaf 6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1 Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3 Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning.

     

Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

 

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 33 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de artikelen 11 tot en met 20 en 23 tot en met 32 Is een strafbaar feit in de zin van artikel la, onder 30, Wet op de economische delicten.

 

Artikel 34 Toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:a. de algemene opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141

        van het Wetboek van Strafvordering, behorend tot de

        politieregio Midden en West Brabant;b. de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in

        artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering;c. de krachtens artikel 18.4, derde lid van de wet aangewezen

        ambtenaren.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

     

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na terinzagelegging.

  • 2 De afdeling 4.2 en de artikelen 4,4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg 2005 wordt ingetrokken.

     

Artikel 36 Overgangsbepaling

  • 1 Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2 Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - Indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3 De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzinqsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

     

Artikel 37 Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Geertruidenberg 2007,

 

Ondertekening

Geertruidenberg, 30 augustus 2007

de raad van de gemeente Geertruidenberg,

de griffier,                                                de voorzitter,

 

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere   M.J.A. Meijer 

Toelichting 1 Toelichting afvalstoffenverordening gemeente Geertruidenberg 2007

Algemene toelichtingDe afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen, Op grond van artikel 10,23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellen in het belang van de bescherming van het milieu, Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen,

 

Overige wetgevingMet betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).Bij de in artikel ii lid 4 bedoelde AMvB kan men denken aan de AMvB d.d. 24 maart 2005, Staatsblad 2005, nr 183 zijnde het Besluit beheer verpakkingen en papier en karton, Bij de ministeriële regeling kan men denken aan de ministeriële Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur d.d. 19 juli 2004, Staatscourant 28juli 2004, nr 142.

 

ZwerfafvalZwerfafval staat hoog op de politieke agenda. In het kader van het Convenant VerpakkingenIII hebben VNG, het ministerie van VROM en SVM-pact (bedrijfsleven) het deelconvenantZwerfafval ondertekend, Afgesproken is om de hoeveelheid zwerfafval terug te dringen. In hetconvenant is een aantal doelstellingen geformuleerd.- Het bedrijfsleven moet zorgen dat het aandeel blikjes en flesjes in het zwerfafval niet 80% is afgenomen (ten opzichte van de vastgestelde 50 miljoen blikjes en flesjes in 2001).- Het bedrijfsleven moet de hoeveelheid blikjes en flesjes in het zwerfafval reduceren met ten minste 2/3 (t.o.v. de 50 miljoen blikjes en flesjes in het zwerfafval in 2001). - De rijksoverheid, de VNG en het bedrijfsleven dragen er zorg voor dat door een gezamenlijke inspanning het overige zwerfafval met ten minste 45% ten opzichte van het jaar 2002 is verminderd.

 

De ergernis van de burger over zwerfafval is groot. Gemeenten spelen daarom een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van zwerfafval en daarmee het verbeteren van de directe leefomgeving van de burger. Gedacht kan worden aan het creëren van voldoende voorzieningen voor inzameling en verwijdering, communicatie met de burger en de controle van (on)gewenst aanbied- en wegwerpgedrag.

 

Op grond van artikel 10.25, onder a en b WM kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind, Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.

 

In met name hoofdstuk 6 van de Afvalstoffenverordening zijn een aantal artikelen over het voorkomen en beperken van zwerfafval opgenomen. Een aantal van deze bepalingen zijn overgenomen uit afdeling 4,4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging van de APV. De juridische basis van deze artikelen is echter veranderd. Voorheen waren deze artikelen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid op grond van de Gemeentewet. De artikelen vinden nu hun grondslag in de Wet milieubeheer.

 

Opbouw van de afvalstoffenverordening

Paragraaf 1: Algemene bepalingenParagraaf 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en houders van een inzamelvergunning en de inzamelstructuur; geen regels voor het ter Inzameling aanbieden van afvalstoffen door de burger)Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen Paragraaf 5: ZwerfafvalParagraaf 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan Paragraaf 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn).

§ 1 Algemene bepalingen

 

ARTIKEL 1. Begripsomschrljvlngen(Voormalig artikel 4.2.1.1 model-APV)

Definities uit de Wet rnliieubeheer (Wm)In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover hij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.

 

Afvalstoffen: Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage t bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen: Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wei de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid.

Huishoudelijke afvalstoffen: Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen: Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen: Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties,

Afvalbeheerplan: Het afvalbeheerplan, bedoeld in 10.3. (nb. LAP 2002-2012) Afvalstoffenverordening: De verordening, bedoeld in 10.23.

Beheer van afvalstoffen: Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing: De handelingen die zijn genoemd in bijlage II 6 bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering: De handelingen die zijn genoemd In bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

 

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Grof huishoudelijk afvalHet begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan “huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden”.

 

InzamelenHet begrip “inzamelen” is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haai- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen In een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (aan te bieden of over te dragen”, ‘achterlaten”, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden, Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

 

Straatafval, zwerfafval en illegale dumpingStraatafval wordt gedefinieerd als huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel’De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval, Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen:“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues”.Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).

 

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk ais bedrijfsafval zijn Veel voorkon,end illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping,

 

Gebruiker van een perceelDe omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).

 

Wegenverkeerswet 1994De omschrijvingen van de begrippen “wegen” en “motorrijtuigen” zijn ontleend aan deWegenverkeerswet 1994.

 

ARTIKEL 2De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.2 model-APV: Beslistermijn. Het artikel voldoet voorts aan de eisen die door artikel 4:13 en 4:14 Awb inzake beslistermijnen en de verlenging daarvan,

 

ARTIKEL 3De tekst van dit artikel sluit aan hij artikel 1.3 model-APV:Indiening aanvraag.In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat burgers met de aanvraag om een vergunning tot het laatste moment wachten. Als algemene richtlijn wordt daarom een termijn van drie weken aangehouden. De bewoordingen van het onderhavige artikel (“kan”) laten uitkomen, dat niet elke te laat ingediende aanvraag buiten behandeling hoeft te worden gelaten.

Onvolledige aanvraag/ vereenvoudigde wijze van afdoen (artikel 4:5 Awb)Bij onvolledigheid van de aanvraag geeft artikel 4:5 van de Awb een regeling en wordt de termijn waarbinnen beslist moet worden op grond van artikel 4:15 Awb.

 

ARTIKEL 4De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1,4 model-APV: Voorschriften en beperkingen.De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid WM in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van het milieu te beschermen.

De memorie van toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid WM nog het volgende. “De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu, Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Dok regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.”

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 6 is deze intrekkingbevoegdheid vastgelegd. De vraag of bij niet-nakoming van vergunningsvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen.Uiteraard is bestuursdwang niet mogelijk, wanneer alleen voorschriften zijn overtreden, die slechts beogen het toezicht op de naleving van de vergunning of ontheffing te vergemakkelijken, maar geen verband houden met de bescherming van het belang of de belangen met het oog waarop de vergunning of ontheffing is vereist.

In de in deze verordening opgenomen algemene strafbepaling (artikel 33) wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd.

 

ARTIKEL 5De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.5 model-APV:

Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing.De beantwoording van de vraag of een vergunning of ontheffing overgaat op een rechtsopvolger, hangt af van het persoonlijk of zakelijk karakter van die vergunning of ontheffing.Persoonlijk wordt de vergunning genoemd, indien de mogelijkheid van verkrijging uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager (diens persoonlijke kwaliteiten, zoals het bezit van een diploma of een bewijs van onbesproken levensgedrag). De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraaghaar, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleer•d hiertoe de mogelijkheid biedt.

Zakelijk daarentegen is de vergunning die afhangt van en gebonden Is aan het object waarop zij betrekking heeft en waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager geen rol spelen. Anders gezegd: de zakelijke vergunning is niet gebonden aan de persoon, maar aan de hoedanigheid van eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde. Het kan ook een andere hoedanigheid zijn, bijvoorbeeld die van gebruiker of ondernemer. De zakelijke vergunning gaat in beginsel over krachtens rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel op de opvolger in diens hoedanigheid van eigenaar, zakelijk gerechtigde, ondernemer enz.

Persoonlijke werking zal eerder aanwezig moeten worden geacht bij de ontheffing dan bij de vergunning. Indien in een regeling de ontheffingsfiguur gebruikt is, geeft dit aan dat het de bedoeling van de wetgever is geweest slechts voor bijzondere gevallen de mogelijkheid te creëren een uitzondering te maken op de algemene regel.

Zou een ontheffing bij rechtsopvolging zonder meer” mee overgaan” op de rechtsopvolger, dan zou daarmee aan de ontheffingsmogelijkheid het karakter van uitzonderingsbepaling ontnomen worden.

 

ARTIKEL 6De in het eerste lid genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter (“kan”). Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan.Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtzekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking. Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient

 

ARTIKEL 7Lid 1De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluitDe gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid onder a Wet milieubeheer (WM) verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van artikel 10.10 WM (oud). Op grond van artikel 10.24 lid 3. onder a kan de inzameldienst nu immers ook bij uitvoeringsbesluit door het college worden aangewezen in plaats van bij verordening door de gemeenteraad. Met het oog flexibiliteit in de bedrijfsuitvoering Is van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

 

Lid 2De aanwijzing van andere inzamelaarsDe nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10,24, tweede lid onder b WM. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de Inzameldienst.

Voorheen werd in de oude model-afvalstoffenverordening artikel 10.10 WM (oud) zodanig geïnterpreteerd dat alleen de inzameldienst bij verordening diende te worden aangewezen en dat andere personen en instanties bij besluit van het college konden worden aangewezen. Het commentaar in de oude model-afvalstoffenverordening luidde hierover: ‘Wanneer al deze inzamelaars bij de verordening zouden moeten worden aangewezen, zou iedere keer wanneer zich een wijziging voordoet in het bestand van inzamelaars, de verordening moeten worden gewijzigd door middel van een besluit van de gemeenteraad. Het lijkt gerechtvaardigd artikel 10,24, lid 1 onder a WM zo te interpreteren dat de verplichting om een inzameldienst aan te wijzen alleen geldt voor de Integraal ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, Voor de inzameling van de afzonderlijke componenten zou dan een bepaling kunnen worden opgenomen dat het college personen of instanties kan aanwijzen die hiermee belast worden.”

Naar aanleiding van deze interpretatie werd het tweede lid toegevoegd, op grond waarvan andere inzamelaars bij besluit van het college konden worden aangewezen. Op grond van artikel 10,24, tweede lid onder b WM Is deze interpretatie voortaan wettelijk verankerd.

 

Detaillisten/reparatiebedrijvenDe aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren Inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld In artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen Besluit verwijdering wit- en bruingoed).

 

ARTIKEL 8Landelijk afvalbeheerplan, Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel Is daarom grotendeels aangesloten bij het LAP. Ook wordt aangegeven dat asbest apart wordt ingezameld.

 

Lid 1Provinciale milieuverordeningGemeenten kunnen op grond van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen In de verordening. In de model-PMV van het WO betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en bruingoed. De in lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV, De PMV’s worden op termijn vervangen door Algemene maatregelen van Bestuur.

 

GFT-afvalArtikel 10.21 lid 2 van de Wet milieubeheer verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) gaat er in Ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROP4 houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.

Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid onder c kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen.

 

Besluit beheer wit- en bruingoedTen slotte verplicht het Besluit beheer wit- en bruingoed gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voor groot wit- en bruingoed geldt de inzamelplicht vanaf 1 januari 1999, voor klein wit- en bruingoed per 1 januari 2000. Het besluit heeft een bijlage waarin categorieën van producten zijn aangewezen. In de Regeling aanwijzing producten wit- en bruingoed van 16 mei 1998 worden deze categorieën omschreven en het onderscheid tussen groot en klein wit- en bruingoed aangegeven.

 

Aanvulling lijst met andere categorieënDe lijst genoemd in artikel 8 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21 lid 3 WM, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld, kunststof, ijzer of autobanden.

 

Afstemming met artikel 14 Afzonderlijk ter Inzameling aanbiedenIn artikel 14 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst.

 

Uitspraak Raad van State over textielTextiel is een afvalstof in de zin van artikel 1,1, eerste lid WM. Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1 intergemeentelijk Orgaan Rivierenland - Humana).De Raad van State oordeelde daarin dat het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) Is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar. De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgendeconsequentie. Het is niet aannemelijk Is dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden.Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt(hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.22 WM een zorgplicht heeft voorde inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze Inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7 lid 2 van deze afvalstoffenverordening besluiten andere Inzamelaars aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten een inzamelvergunning te verlenen.

 

Lid 2In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Voor oud papier en karton, glas en textiel kunnen bijvoorbeeld de volgende omschrijvingen worden gehanteerd:- oud papier en karton: droog en schoon oud papier en karton;- glas: eenmalige glasverpakkingen;- textiel: kleding en huishoudtextiel, zoals lakens, dekens, handdoeken en dergelijke, grote lappen stof en gordijnen.Een bredere omschrijving is mogelijk.

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen Is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fraaie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en In het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.In dat collegebesluit kan bijvoorbeeld een ‘welles-nietes’-lijst op worden genomen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren. Hierbij kan worden aangesloten bij bijvoorbeeld de welles-nietes-lijsten in de VNG-handreiking, Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen of het gft-boekje van het SenterNovem uitvoering Afvalbeheer, eventueel aangepast aan lokale eisen.

 

ARTIKEL 9

Lid 1In artikel 9 worden de niveaus van Inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.

Eerste lid, onder a: Inzameling hij elk perceel(haalsysteem)Op grond van artikel 1021, eerste lid, WM is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, WM wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit en tuinafval afzonderlijk ingezameld.De raad kan overigens afwijken van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie het commentaar op artikel 10 van deze verordening).De inzameling hij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem, De bewoners maken gebruik van individuele Inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.

 

Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouwVoor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of (ondergrondse) containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel.

 

Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel(brengsysteem)In afwijking van artikel 10,21 WM kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, WM bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel -. nabij elk perceel wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, WM.Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.

 

Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningenInzameling nabij elk perceel kan op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel.Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.Een clusterplaats is een plaats waarde burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.Voor beide vormen van collectieve Inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan, Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenaamde inzamelvoorzieningen) gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.

 

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveauGedacht kan worden aan zogenaamde wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas en oud papier en karton naar toe brengt.

 

Lid 2Het college kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft.Bij dit uitvoeringsbesluit ken worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan viel via Inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen.Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots ken eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container), Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en ‘voorzieningen tussen gebruikers groter is.In de artikelen 15 tot en met 18 wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.

 

ARTIKEL 10

Wekelijkse InzamelfrequentieDe gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, WM gesteld op tenminste eenmaal per week. Artikel 10.2.1 WM, eerste lid, luidt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Dit geldt niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.

 

De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grof huishoudelijk afval (zie ook artikel 1021, eerste lid, WM). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 1022, eerste lid, onder a en b, WM een zorgplicht.

 

Mogelijkheid tot Afwijking inzamelfrequentie bij verordeningArtikel 10.26, eerste lid onder b WM biedt echter de mogelijkheid om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie, Huishoudelijke afvalstoffen mogen - in het belang van een doelmatig beheer - worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat. indien de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid WM), Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid WM).

 

Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 W14 Indien de gemeente bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10,21 WM, is zij op grond van artikel 10.27 WM verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

 

Lid 1In het eerste lid Is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden ingezameld. Met het oog op het doelmatig beheer is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de frequentie van wekelijkse inzameling. Bijgevolg Is de Inspraakverordening van toepassing.

 

Lid 2Het tweede lid regelt hetzelfde als het eerste lid, maar dan voor groente-, fruit- en tuinafval.

 

Lid 4Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen. De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 20.

 

Lid 5Dit artikel biedt het college de ruimte om een andere frequentie van het inzamelen van huishoudelijk restafval en gft-afval dan in het eerste en tweede lid als minimum Is vastgelegd.

 

ARTIKEL 11De inzamelvergunningGemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu. De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24 lid 3 regels kunnen worden gesteld voor het Inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen, Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen Inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel 10.17.

 

Lid 3In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

 

Lid 4Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een Inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).

 

ARTIKEL 12

Lid 1Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens In het eerste lid van artikel7 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweedelid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning.

 

Lid 2Het tweede lid Is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een Inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij amvb In het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bijde artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld wit- en bruingoed, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

 

ARTIKEL 13

Lid 1Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen (of in aanmerking komen voor kwijtschelding), huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de Inzameldienst. Achtergrond van dit artikel Is de toename In het Illegaal aanbieden van afvalstoffen door Inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

 

Lid 2Het tweede lid is toegevoegd omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een vergunninghouder. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).

 

VakantiewoningenVoor de Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij vakantiewoningen zijn twee situaties mogelijk.In de eerste plaats kan een vakantiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de WM, Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een vakantiepark of als er voor de vakantiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij vakantiewoningen die vaak worden verhuurd is gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt In dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen.

Maken de vakantiewoningen geen onderdeel uit van een Inrichting in de zin van de WM, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval. Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid WM verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing Indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente In dat geval ook een afvalstoffenheffing Kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden geheven.

In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de vakantiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn. In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c WM beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid en artikel 10.27 WM), Zie hiervoor ook artikel 10.

 

ARTIKEL 14

Landelijk afvalbeheerplanHet Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP, In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom grotendeels aangesloten bij het LAP.

 

GFT-afvalAfwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 1026, eerste lid onder c kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de Inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43). Zie ook het commentaar op artikel 8.

 

Afstemming met artikel 8 Afzonderlijke inzamelingIn artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger. Afstemming van artikel S met artikel 14 is gewenst. Ook wordt verwezen naar het commentaar op artikel S en wel de lijst met mogelijke uitbreidingen.

 

ARTIKEL 15

Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of big bags waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt.

 

Al dan niet van gemeentewege verstrekte inzamelmiddelenDe inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt. Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. Het tweede lid betreft een verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. De burger dient dit aangewezen inzamelmiddel zelf aan te schaffen.

 

Uitvoeringsbesluiten lid 3 t/m 6Artikel 15 biedt tevens de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde inzamelmiddelen, In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke regels door het college kunnen worden gesteld.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van lid 3Plaats van aanbieden, Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de WM (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd. Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (in het bijzonder klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar, Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen;

 

Wijzen van aanbieden. Gedacht kan worden aan de volgende regels:- het inzamelmiddel dient goed gesloten te zijn;- er ma geen sprake zijn van uitsteeksels, die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak.- het al dan niet mogen gebruiken van zakken voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van lid 4Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer. Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per Inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in de belastingverordening.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van lid 5Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt, op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de Juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel.

 

Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel.

Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit kan in het bijzonder relevant zijn wanneer de gemeente ook met herkenningssystemen voor individuele containers werkt. Daarnaast ken bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel In het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.

 

Uitvoeringsbesluit op grond van lid 6Eisen aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het Inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

 

Lid 8De bepaling dat anderen dan de gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het Individuele inzamelmiddel mogen aanbieden is vooral van belang bij situaties waarin het tarief van de afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van de hoeveelheid aangeboden afval (Diftar). Overigens is hier natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders — bijvoorbeeld een gezinslid of een buurman -namens de gebruiker van het perceel (dat is degene die de afvalstoffenheffing betaald) het inzamelmiddel buiten zet.

 

ARTIKEL 16

Artikel 16 betreft inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor bijvoorbeeld huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval.

 

Lid 3UitvoeringsbesluitRegels die door het college kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelcontainers omtrent de wijzen van aanbieding zijn bijvoorbeeld:- de afvalstoffen dienen in een goed gesloten zak in de verzamelcontainer te worden gedeponeerd;- de verzamelcontainer dient na gebruik goed te worden gesloten;- het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen;- het al dan niet mogen gebruiken van zakken voor groente-, fruit- en tuinafval.

 

Lid 6UitvoeringsbesluitIn hoogbouw kan een inpandige inzamelvoorziening aanwezig zijn als bewaarmiddel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen voor meerdere huishoudens. Gedacht kan worden aan regels over dagen en tijden, de wijze van aanbieden en het afsluiten van de inpandige inzamelvoorziening.

 

ARTIKEL 17

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en afvaleilanden die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zouden zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen Is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. Volgens de model-Provinciale Milieuverordening kan de gemeente in het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.

 

ARTIKEL 18

BrengdepotMet de term ‘brengdepots’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht.

 

Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallenOp grond van artikel 10,27 WM is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren. Het gaat om de gevallen waarin de raad afwijkt van artikel 10.21 WM: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente. De onderhavige verordening voorziet in die mogelijkheid.

 

ARTIKEL 19

Lid 1uitvoeringsbesluitDe mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of-voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huishoudelijk afval.

 

Lid 2UitvoeringsbesluitTen aanzien van die componenten kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.

 

Lid 3UitvoeringsbesluitOp grond van dit lid kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht of afmetingen.

 

ARTIKEL 20

Lid 1UitvoeringsbesluitBij het vaststellen van de dagen en tijden kan In het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:- plaatsing op de weg mag niet geschieden voor een bepaald tijdstip op de vastgestelde Inzameldag of de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;- bij vaste inzamelmiddelen; het inzamelmiddel dient zo spoedig mogelijk na lediging, doch uiterlijk voor een bepaald tijdstip op de vastgestelde inzameldag van de weg verwijderd te zijn.

 

Ten slotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd,

 

ARTIKEL 21.

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn In geval van stakingen, langdurige slechte weersomstandigheden (ijzel) etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

 

ARTIKEL 22

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) Inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). De gemeente heeft hiervoor geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is. Thans zamelt onze gemeente geen bedrijfsafvalstoffen in.

 

ARTIKEL 23

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 18 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de Inzameldienst, Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.

 

ARTIKEL 24

Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienstDe basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden In artikel 10.23, derde lid WM. De Memorie van Toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel Inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: WM) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt,”

 

Afbakening met artikel 22 en 23Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Op grond van dit artikel kunnen regels wordengesteld over het ter Inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

 

Lid 1De WM geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de Inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter Inzameling moeten worden aangeboden.

 

Vergunningstelsel inzameling bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijkIn artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, de mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De Memorie van Toelichting bij de WM is hier over duidelijk. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) keert daarom niet terug in de afvalstoffenverordening.

 

Lid 2UitvoeringsbesluitOp grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden. Het Is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden aangeboden. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan vooral van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het centrum, Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen inzamelen.

 

ARTIKEL 25

Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale stortingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing Is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Aangezien het artikel breder van toepassing kan zijn dan alleen bij zwerfafval is het niet geplaatst in het hoofdstuk over zwerfafval. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een wettelijk regiem, zoals dat van de Wet bodembescherming of de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften toepasselijk is.Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstor, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

 

Nieuwe wettelijke grondslagDit artikel was voorheen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente, In artikel 10.25, onder a WM wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer Is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a WM. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: ‘De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval, Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval, Regels hieromtrent kunnen op diverse wijzen worden gesteld.”

 

ARTIKEL 26

StraatafvalIn artikel 1 wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (In dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

 

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).

 

ARTIKEL 27

Nieuwe wettelijke grondslagDit artikel was voorheen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de WM wordt echter in artikel 10,25, onder a de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de MvT, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijzen worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken (“morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd.

 

Lid 1MorgensterrenDit artikel heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het afval over de hele straat verspreid ligt en de Inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

 

Lid 2Voorkomen van zwerfafvalIn artikel 10.25, onder a, WM wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: 0e onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval, Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

 

ARTIKEL 28

Nieuwe wettelijke grondslagOok voor dit artikel geldt dat er evenals bij artikel 27 een nieuwe grondslag is gegeven door artikel 10,25, onder a WM. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: ‘De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Bij het onderhavige artikel 28 zal het gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven.” Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam.Het afval dat kan vrijkomen bij dergelijke inrichtingen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

 

Wet milieubeheerOpgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

 

ARTIKEL 29

Nieuwe wettelijke grondslagOok voor artikel 29 biedt de WM in artikel 10.25, onder b een nieuwe grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel In de afvalstoffenverordening. Artikel 10,25 onder b WM betreft het opruimen van zwerfafval. Artikel 29 van de verordening Is daarvan een uitwerking In de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclame- of strooibiljetten, Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).

 

PromotiemateriaalNiet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Geacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product In een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt worden verplicht het promotiematerlaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

 

ARTIKEL 30

In artikel 10,25, onder a en b WM is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer Is gebaseerd op de Gemeentewet.

 

Lid 1Het eerste lid Is gebaseerd op art 10.25 onder a WM en beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

 

Lid 2Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b Wil. Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b Wil in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opneming van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

 

ARTIKEL 31.

Artikel 10.17 WM (oud)In artikel 10.17 Wil (oud) was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen. In artikel 10.25, onder c, Wil is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan In ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c, WM strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wil (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wil Is ook hier sprake van facultatief medebewind.

 

Definitie autowrakOp 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen BBA, zie Staatsblad 2002, 259) in werking getreden.Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de WM”, De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten ,.,. waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”, Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

 

Artikel 5.1 4 APVArtikel 31 beoogt het belang van het milieu te beschermen, Ten aanzien van autowrakken die op de weg zijn geplaatst , zie ook artikel 5.1.4 APV. Dit artikel heeft een aanvullend motief op grond van de verkeersveiligheid.

 

ARTIKEL 32

Nieuw wettelijk regiem autowrakkenDe regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten. In artikel 1 onder b BBA wordt autowrak namelijk als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1,1 eerste lid van de Wet milieubeheer.”

 

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudensDit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA, Hierin is de afgifte van autowrakken van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

 

Definitie autowrakin artikel 1.1. lid 1 WM (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1 onder b BBA als: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid l van de WM,”

 

De WM definieert het begrip afvalstof als volgt: “alle stoffen, preparaten of andore producten waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’. Zievoor de volledige definitie het commentaar op artikel 1 van deze verordening.

 

In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak. “De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert, in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelhedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden .... De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

 

ARTIKEL 33

Aanduiding strafbare feitenIn dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar Feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden.De strafbaarstelling van artikel 10.23 WM over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.Artikel la, aanhef, onder 30 Wed luidt:”Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens de Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten – en in de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel La, onder 30 Wed.

 

StrafmaatIn de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie, Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van Justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.Het openbaar ministerie heeft landelijke richtlijnen opgesteld voor boetes. De boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval is op dit moment (december 2003) gesteld op een standaardbedrag van 46 euro. Dit tarief is voor de gemeente niet kostendekkend.

 

ARTIKEL 34

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.2 APV: Toezichthouders.In dit artikel worden de toezichthouders aangewezen overeenkomstig modelbepaling 90.M vande Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving (Adr). De basis voor deze bevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 van de Awb. In dit hoofdstuk zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften. Afdeling 1 van dit hoofdstuk geeft regels voor het toezicht. Het oude artikel 6.2 (opsporingsambtenaren) is bij lbr. 98/192 vervallen verklaard. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen is een nadere regeling in de verordening niet (meer) nodig.

 

Aanwijzen toezichthoudersToezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb). De aanwijzing van toezichthouders kan derhalve in de afvalstoffenverordening plaatsvinden. Een deel van de toezichthouders wordt in de afvalstoffenverordening zelf aangewezen (dit is noodzakelijk indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Zie de toelichting hierna onder opsporingsambtenaren). Hiernaast kunnen toezichthouders door het college dan wel de burgemeester worden aangewezen. Deze bevoegdheid vloeit voort uit de artikelen 160 (nieuw) en 174 van de Gemeentewet waarin het college respectievelijk de burgemeester belast is met de uitvoering van gemeentelijke verordeningen.

 

Politieambtenaren zijn alleen te beschouwen als toezichthouders voor zover zij bij of krachtens een bijzondere wet als zodanig zijn aangewezen. Artikel 2 van de Politiewet, dat een algemeneomschrijving van de politietaak bevat, kan niet worden beschouwd als een wettelijk voorschrift in de zin van het artikel.

 

Toezichthouders kunnen zowel Individueel als categoraal worden aangewezen. Bij een individuele aanwijzing worden personen met toezicht belast door hen met name te noemen of door aanduiding van hun functie. Bij een categorale aanwijzing wordt in het aanwijzingsbesluit veelal de dienst genoemd waartoe de met toezicht belaste personen behoren.

 

Een toezichthouder dient zich, indien gevraagd, te kunnen legitimeren (artikel 5:12 Awb). Het legitimatiebewijs wordt uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is. Het in artikel 5:12, derde lid, van de Awb genoemde model van het legitimatiebewijs is vastgesteld bij de Regeling model legitimatiebewijs toezichthouders Awb (Stcrt. 2000, 131). Deze regeling bevat geen echt model, maar een opsomming van alle elementen die in ieder geval op het legitimatiebewijs moeten zijn opgenomen en een voorbeeld van een legitimatiebewijs.

 

Bijzondere wettenBijzondere wetten die de raad bevoegd verklaren of verplichten tot het maken van verordeningen, kunnen op het punt van de aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren een eigen regeling bevatten. Die aanwijzing heeft doorgaans tot gevolg dat de aangewezen ambtenaar bepaalde (toezicht)bevoegdheden krijgt.Zo heeft de aanwijzing als bedoeld In artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer (WM) tot gevolg dat de aangewezen ambtenaar de bevoegdheid van artikel 18.5 van de Wil - het binnentreden In een woning zonder toestemming van de bewoner met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen - verkrijgt.

 

De meeste bepalingen van de verordening bevatten ge- en verboden. Op de naleving hiervan dient te worden toegezien en bij overtreding dient te worden opgetreden. Dit kan op twee manieren gebeuren: bestuursrechtelijk — door onder andere het toepassen van bestuursdwang dan wel het opleggen van een dwangsom — en strafrechtelijk. Voor beide vormen van handhaving dienen personen te worden aangewezen met toezichthoudende respectievelijk opsporingsbevoegdheden. Alleen voor de aanwijzing van de toezichthouders Is een bepaling opgenomen in de verordening De opsporingsambtenaren worden aangewezen in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv).

 

Het onderscheid tussen toezicht en opsporing Is van belang, aangezien er een onderscheid bestaat, zowel naar inhoud als naar de voorwaarden waaronder zij op grond van de wet kunnen worden uitgeoefend. Het kenmerkende onderscheid tussen beide is dat hij toezicht op de naleving geen sprake hoeft te zijn van enig vermoeden van overtreding van een wettelijk voorschrift en bij opsporing wel. Ook zonder dat vermoeden heeft het bestuur de taak na te gaan of bijvoorbeeld de voorschriften van een vergunning in acht worden genomen. Indien mocht blijken dat in strijd met het voorschrift wordt gehandeld, hoeft dit ook niet automatisch te leiden tot een strafrechtelijke vervolging. Het hanteren van bestuursrechtelijke middelen zoals het intrekken van de vergunning of het toepassen van bestuursdwang vormen in veel gevallen een meer passende reactie.

 

Ook al is de uitoefening van het toezicht niet gebonden aan het bestaan van vermoeden dat een wettelijk voorschrift is overtreden, toch kan hiervan wel blijken bij het toezicht. Op dat moment wordt de vraag naar de verhouding tussen de toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden van belang, in het bijzonder wanneer beide bevoegdheden in dezelfde persoon zijn verenigd. Beide bevoegdheden kunnen naast elkaar worden toegepast, zolang gezorgd wordt dat de bevoegdheden die samenhangen met het toezicht en de bevoegdheden die samenhangen met de opsporing worden gebruikt waarvoor ze zijn toegekend. Op het moment dat toezicht overgaat In opsporing is het derhalve zaak er voor te zorgen dat de waarborgen die aan de verdachte toekomen in het kader van de opsporing in acht worden genomen.De voornaamste verschillen tussen toezicht en opsporing zijn de volgende.— Toezicht heeft betrekking op de naleving van de voorschriften die tot burgers en bedrijven zijn gericht en heeft vaak preventieve werking. Opsporing dient gericht te zijn op strafrechtelijke afdoening.— Toezicht is een bestuurlijke activiteit en wordt derhalve genormeerd door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opsporing wordt geregeld in het WvSv.

 

OpsporingsambtenarenIn de artikelen 141 en 142 WvSv worden de met de opsporing van strafbare feiten belaste ambtenaren genoemd. De in artikel 141 genoemde ambtenaren hebben een opsporingsbevoegdheid die in principe voor alle strafbare feiten geldt (algemene opsporingsbevoegdheid). Dit geldt onder andere voor de ambtenaren van de regiopolitie. Artikel 142 betreft de buitengewone opsporingsambtenaren die in de regel een opsporingsbevoegdheid hebben voor een beperkt aantal strafbare feiten (beperkte opsporingsbevoegdheid).Op basis van artikel 142, lid 1, onder c, WvSv hebben de - volgende voor de verordening relevante personen opsporingsbevoegdheid:- personen die bij bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast en- personen die hij verordening zijn belast met het toezicht op de naleving van die verordening, een en ander voor zover het die feiten betreft en die personen zijn beëdigd.

 

De tweede groep betreft de toezichthouders die in de gemeentelijke verordeningen als zodanig worden aangewezen, zoals bijvoorbeeld milieu en parkeercontroleurs.

Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het WvSv ontlenen, is een nadere regeling in een verordening niet mogelijk. De aanwijzing als toezichthouders in de verordening is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. De personen die op grond van dit artikel worden aangewezen, dienen op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar aan de volgende voorwaarden te voldoen:1. zij dienen te voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid;2. zij dienen te zijn beëdigd door het College van Procureurs-generaal (volgens art. 18, eerste lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar),

 

De akte van beëdiging bevat een aantal gegevens met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaar, waaronder in ieder geval de feiten tot de opsporing waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt. De akte wordt op naam van de desbetreffende ambtenaar gesteld en na de beëdiging aan hem uitgereikt. De akte wordt voor vijf jaar afgegeven. Hierna kan hij worden verlengd, mits de ambtenaar nog voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid.

 

Toezichthoudende ambtenaren belasten met opsporing?Gezien het voorgaande zijn toezichthoudende ambtenaren vanuit hun aanstelling in hun functie niet automatisch belast met opsporing. Dit zal in veel gevallen ook niet nodig zijn. Veelal kan volstaan worden met toezichthoudende bevoegdheden. De aanwijzing hoeft dan niet direct in de verordening te geschieden, maar kan aan het college worden gedelegeerd. Indien namelijk de handhaving van bepaalde wettelijke voorschriften voornamelijk bestuursrechtelijk geschiedt (bestuursdwang, dwangsom), is het niet nodig om te beschikken over opsporingsbevoegdheden. Dit is pas vereist indien men strafrechtelijk wil gaan handhaven. In die situatie is het vaak ook niet noodzakelijk om alle toezichthouders opsporingsbevoegdheden te geven. Veelal kan worden volstaan met één of enkele opsporingsambtenaren. Ook kan soms de hulp ingeroepen worden van een algemeen opsporingsambtenaar (ambtenaar van politie).

 

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

 

Aanvulling met autonome bepalingenOmdat de grondslag van de afvalstoffenverordening is verbreed, vindt de afvalstoffenverordening in deze vorm geheel zijn grondslag in de Wet milieubeheer. Zie hiervoor de memorie van toelichting: “De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.... Artikel 10.23 impliceert niet dat de gemeenten in het geheel geen autonome regels meer mogen stellen met betrekking tot afvalstoffen. Wel zal daarvoor een bijzondere motivering vereist zijn. Naar verwachting zal de ruime grondslag van het artikel de behoefte aan autonome regels overigens zeer gering doen zijn.”

 

ARTIKEL 35

De tekst van dit artikel sluit deels aan bij artikel 6.4 -APV: Inwerkingtreding. Voor het commentaar wordt verwezen naar de APV.

 

ARTIKEL 36

De tekst van dit artikel sluit deels aan bij artikel 6.5 APV: Overgangsbepaling. Voor het commentaar wordt verwezen naar de APV.

 

ARTIKEL 37

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.6 APV: Overgangsregeling. Voor het commentaar wordt verwezen naar de APV.