Overheidsorganisatie | Gemeente Vianen |
---|---|
Officiële naam regeling | Handhavingverordening 2010 |
Citeertitel | Handhavingverordening 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Vervangt de Handhavingverordening 2004
Nee
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2010 | 01-01-2012 | Onbekend | 23-11-2010 Het Kontakt, 30 november 2010 | Onbekend |
De raad van de gemeente Vianen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2010; gelet op artikel 8a van de Wet werk en bijstand, artikel 12, lid 1, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren, artikel 35, lid 1, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35, lid 1, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte zelfstandigen en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, inkomensvoorziening of uitkering alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen bij verordeningen te regelen;
B E S L U I T :
vast te stellen de Handhavingverordening 2010.
1. Alle begrippen die in de verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vianen;
WWB: Wet werk en bijstand;
WIJ: Wet investeren in jongeren;
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
Bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, lid 1 WWB;
Algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;
Bijstand: algemene en bijzondere bijstand als bedoeld in de WWB;
Inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 5 van de WIJ;
Belanghebbende: de persoon die bijstand, inkomensvoorziening of een grondslag heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen; indien het een gehuwde betreft, wordt onder de belanghebbende elk van de echtgenoten verstaan.
Voorlichting en communicatie Het College stelt beleidsregels vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het College belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Deze regels staan omschreven in het communicatieplan en handhavingplan WWB. Deze zijn mede van toepassing op de WIJ, IOAW en IOAZ.
1. Het College vordert de kosten van bijstand boven een nader door het College te bepalen bedrag terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB zijn aangegeven, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
2. Het College vordert de kosten van de inkomensvoorziening boven een nader door het College te bepalen bedrag terug conform de artikelen 54, 55 en 56 van de WIJ, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
3. Het College vordert de kosten van de grondslag boven een nader door het College te bepalen bedrag terug conform de artikelen 25, 26, 27 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
4. Het College vordert de kosten van de grondslag boven een nader door het College te bepalen bedrag terug conform de artikelen 25, 26, 27 en 28 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
5. Van terugvordering kan worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
6. Het College stelt in de beleidsregels terugvordering WWB nadere regels vast ten aanzien van terugvordering alsmede omtrent de brutokosten van bijstand, kosten van invoering en wettelijke rente. Deze beleidsregels zijn mede van toepassing voor de WIJ, IOAW en IOAZ.
1. Het College stelt zich tot doel om de teruggevorderde en de op derden verhaalde bijstand in te vorderen conform de beleidsregels terugvordering WWB voorzover zich hier geen andere regeling tegen verzet.
2. Het College kan besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien en tot kwijtschelding van een vordering over te gaan. De voorwaarden voor kwijtschelding worden in de beleidsregels nader uitgewerkt.
3. Het College stelt criteria vast voor categorieën van vorderingen, personen en termijnen voor het verrichten van heronderzoek op vorderingen.
4. Deze beleidsregels zijn ook van toepassing voor de WIJ, IOAW en IOAZ.
Het College onderzoekt tijdens de bijstandsverlening de rechtmatigheid van de uitkering en doet tevens onderzoek bij beëindiging van de uitkering. De wijze waarop de controle plaatsvindt wordt vastgelegd in een handhavingplan. Het College maakt daarbij gebruik van geautomatiseerde bestandsvergelijkingen.
Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de bijstand, inkomensvoorziening of grondslag verlaagt het College de bijstand, inkomensvoorziening of grondslag conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening WWB, Afstemmingsverordening WIJ of Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ. Dit laat onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand, inkomensvoorziening of grondslag.
Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 6 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het College, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering en afstemming ,aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.
1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het College.
2. Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2010.
2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de handhavingverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 mei 2004, ingetrokken.
De handhavingverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld op 13 mei 2004, blijft van toepassing op handhavingszaken, die betrekking hebben op een periode vóór de inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als Handhavingverordening 2010.
In het oorspronkelijke wetsvoorstel van de Wet werk en bijstand (WWB) was geen bepaling opgenomen over de plicht tot het vaststellen van een verordening gericht op fraudebestrijding. Via een amendement is hierover een bepaling in artikel 8a WWB opgenomen waarin de gemeenteraad regels dient te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand. Bij de invoering van de Wet investeren in jongeren (WIJ) per 1 oktober 2009 is in artikel 12 ook de verplichting opgenomen om regels te stellen inzake handhaving. Door de invoering van de wet tot bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) per 1 januari 2010 is de gemeente met ingang van 1 juli 2010 ook verplicht bij de IOAW en IOAZ dergelijke nadere regels te stellen. Hiermee krijgt de gemeente de verplichting om eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De gemeenteraad stelt op hoofdlijnen het beleid rondom handhaving vast door middel van de Handhavingverordening 2010 en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels. Handhaving betreft alle activiteiten van de gemeente die er op gericht zijn dat de door haar gestelde regels worden nageleefd. Op het terrein van de sociale zekerheid gaat het er dan om dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB, WIJ en IOAW en IOAZ zoveel mogelijk wordt voorkomen. In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingverordening 2010.
HOOFDSTUK 2 PREVENTIE
Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie. In het verleden stond handhaving vaak gelijk aan fraudebestrijding. Fraudebestrijding op zich appelleert echter te eenzijdig aan repressie terwijl handhaving meer uit gaat van het bevorderen van de spontane naleving van de wet en regelgeving. Door middel van goede voorlichting over rechten, plichten en handhaving alsmede een optimale dienstverlening wordt ernaar gestreefd cliënten te bewegen de regels na te leven. Een en ander geschiedt conform het concept hoogwaardig handhaven (zie nader onder hoofdstuk 4).
HOOFDSTUK 3 TERUGVORDERING
De mogelijkheden tot terugvordering van bijstand, inkomensvoorziening en de grondslag zijn een bevoegdheid van de gemeente. De regels wanneer wel of niet tot terugvordering wordt overgegaan, ter bepaling van de hoogte van de vordering, de regels ten aanzien van afzien van verdere terugvordering, de wijze van incasso, wettelijke rente en invorderingskosten zijn in deze verordening vastgelegd en verder uitgewerkt in beleidsregels.
Dit hoofdstuk bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand, inkomensvoorziening of grondslag terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. De toevoeging van artikel 3 lid 1, 2, 3 en 4 is opgenomen omdat het principe, daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te voorkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de betreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan bepalingen omtrent verjaringen in het Burgerlijk Wetboek of de bepalingen rond het wettelijk traject Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is niet limitatief. Toekomstige wetswijzigingen kunnen nog bepalingen toevoegen, daarom is gekozen voor een algemene formulering.
Van terugvordering kan worden afgezien op grond van een dringende reden. Hiervan kan sprake zijn als de vordering bijvoorbeeld is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende. Nadere uitwerking hiervan wordt gegeven in de beleidsregels terugvordering WWB.
Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Onderdeel daarvan is het beleid met betrekking tot kwijtschelding van (delen van) vorderingen. In de beleidsregels worden de voorwaarden voor kwijtschelding aangegeven.
Dit hoofdstuk regelt verder de mogelijkheid de vordering te verhogen met de kosten van invordering als ook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. In de beleidsregels wordt hier nadere invulling aan gegeven.
HOOFDSTUK 4 CONTROLE
Handhaven is voor gemeenten niet nieuw. Bij inwerkingtreding van de WWB is de verplichting om periodiek door middel van heronderzoeken, debiteurenonderzoeken of beëindigingsonderzoeken het recht op uitkering te beoordelen komen te vervallen. Doel hiervan is gemeenten in staat te stellen om in hun uitvoering meer maatwerk te kunnen leveren: controle op maat. De handhavingsactiviteiten die momenteel worden ingezet (conform het interim heronderzoekplan WWB) zijn: elektronische gegevensuitwisseling via het Inlichtingenbureau (IB), het raadplegen recent arbeidsverleden door middel van Suwinet-inkijk en het maandelijks controleren van de mutatieformulieren.
Vanaf 1 oktober 2004 is er een controlesystematiek ingevoerd volgens het principe van hoogwaardig handhaven.
Het hoogwaardig handhaven omvat 4 elementen:
elementen gericht op voorkoming van fraude (preventie)
goede voorlichting over rechten, plichten en handhaving aan alle uitkeringsgerechtigden en in gesprekken met de cliënt voorlichting op maat
optimale dienstverlening zonder belemmeringen hetgeen draagvlak creëert voor de uitvoering van repressieve elementen
elementen gericht op aanpak van fraude (repressie)
invoering van signaalgestuurde aanpak van fraude
daadwerkelijke sanctionering in geval van geconstateerde fraude, met een zo kort mogelijke doorlooptijd.
HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN BIJ FRAUDE
Dit hoofdstuk regelt de verlaging van de uitkering conform de Afstemmingsverordening WWB, de Afstemmingsverordening WIJ en de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ als belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand, inkomensvoorziening of een grondslag heeft ontvangen. Tevens regelt het de aangifte van fraude bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte zullen jaarlijks worden afgestemd met het Openbaar Ministerie.