Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afvalstoffenverordening gemeente Landerd 2010 |
Citeertitel | Afvalstoffenverordening 2010 gemeente Landerd |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | vrom |
Deze verordening vervangt de Afvalstoffenverordening 2005 gemeente Landerd
Wet milieubeheer, art. 10.23, eerste lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-10-2011 | wijziging artikel 25 van de Afvalstoffenverordening gemeente Landerd 2010 | 29-09-2011 Arena, 21-10-2011 | -1.777.31 | ||
29-10-2011 | 23-12-2014 | wijziging artikel 25 van de Afvalstoffenverordening gemeente Landerd 2010 | 29-09-2011 Arena, 21-10-2011 | -1.777.31 | |
29-10-2011 | 24-01-2012 | wijziging artikel 25 van de Afvalstoffenverordening gemeente Landerd 2010 | 29-09-2011 Arena, 21-10-2011 | -1.777.31 | |
22-01-2000 | Onbekend | 16-12-2010 Arena, 14-01-2011 | -1.777.31 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 5
§2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN 5
Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars 5
Artikel 3 Afzonderlijke inzameling 5
Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen 6
Artikel 5 Frequentie van inzamelen 6
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing 6
§3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN 6
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen 6
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen 6
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden 7
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen 7
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden 7
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen 7
§4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN 7
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst 7
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst 7
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst 8
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging 8
Artikel 17 Achterlaten van straatafval 8
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen 8
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 8
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal 9
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden 9
§6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN 9
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen 9
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden 9
Artikel 26 Inwerkingtreding 10
Artikel 27 Overgangsbepaling 10
Toelichting Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Landerd 11
HOOFDSTUK 1: DE AFVALSTOFFENVERORDENING (toelichting) 11
§ 1.2 Geschiedenis: de afvalstoffenverordening uit de model-APV 11
HOOFDSTUK 2: DE WET MILIEUBEHEER (toelichting) 12
§ 2.2 Titel 10.4 Wet milieubeheer en de parlementaire geschiedenis 12
HOOFDSTUK 3: DE DIENSTENRICHTLIJN (toelichting) 13
HOOFDSTUK 4: DE MODEL-AFVALSTOFFENVERORDENING (toelichting) 14
§1 ALGEMENE BEPALINGEN (toelichting) 15
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 15
§2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN (toelichting) 16
Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars 16
Artikel 3 Afzonderlijke inzameling 17
Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen 18
Artikel 5 Frequentie van inzamelen 19
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing 19
§3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN (toelichting) 20
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen 20
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen 20
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden 21
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen 21
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden 22
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen 22
§4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN (toelichting) 22
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst 22
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst 22
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst 22
§5 ZWERFAFVAL (toelichting) 23
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging 23
Artikel 17 Achterlaten van straatafval 23
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen 23
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 24
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal 24
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden 24
§6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN (toelichting) 25
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen 25
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden 25
§7 SLOTBEPALINGEN (toelichting) 25
Artikel 26 Inwerkingtreding 26
§ 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
1.Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.
Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.
§ 4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg en/of andere openbare ruimte wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg en/of andere openbare ruimte te reinigen of te laten reinigen:
§ 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.
Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 17 Achterlaten van straatafval
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Vergunningen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, blijven - voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing als bedoeld in deze verordening.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 26, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Landerd.
Toelichting Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Landerd
Deze toelichting is gebaseerd op de model afvalstoffenverordening 2008 vna het VNG met bijbehorende toelichting.
HOOFDSTUK 1: DE AFVALSTOFFENVERORDENING (toelichting)
De VNG is al enige tijd actief bezig met vereenvoudiging en vermindering van regelgeving. In mei 2007 is het project ‘Deregulering modelverordeningen’ gestart. In dit kader zijn alle VNG modelverordeningen beoordeeld op nut en noodzaak, administratieve lasten en gebruiksvriendelijkheid. Tevens is bezien of er strijdigheid bestaat met de Europese Dienstenrichtlijn, die op 28 december 2006 in werking is getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen.
Bij de beoordeling van de afvalstoffenverordening is gebleken dat het vergunningstelsel onnodig administratieve en bestuurlijke lasten veroorzaakt en dat herziening van het model daarom wenselijk is.
§ 1.2 Geschiedenis: de afvalstoffenverordening uit de model-APV
In 2003 is in overleg met de sector BJZ, de coördinator van de model-APV, van de VNG besloten om de afdeling 4.2 (de afvalstoffenverordening) uit de model-APV te halen. Hiervoor zijn de volgende redenen aangevoerd.
De model-APV is in het algemeen gebaseerd op de bevoegdheid van de gemeente om onderwerpen die de gemeentelijke huishouding aangaan aanvullend te reguleren op grond van artikel 149 Gemeentewet. Het opstellen van een afvalstoffenverordening vloeit echter voort uit de wettelijke plicht voor gemeenten gebaseerd op artikel 10.23 Wm.
In afdeling 4.2 waren naast zogenaamde medebewindbepalingen ook een aantal autonome bepalingen opgenomen. Door de verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening in het huidige artikel 10.23 Wm is de behoefte om autonome bepalingen op te nemen in de afvalstoffenverordening nagenoeg beperkt. Op de verbreding van de grondslag van de afvalstoffenverordening wordt nog teruggekomen.
2. Beheer van de afvalstoffenverordening
De model-APV wordt in het algemeen beheerd door de afdeling algemene of juridische zaken bij gemeenten. De afvalstoffenverordening echter wordt doorgaans beheerd door de afdeling milieu of openbare werken. Bovendien werken veel gemeenten al met een aparte afvalstoffenverordening.
3. De omvang van afdeling 4.2. model-APV
De afvalstoffenverordening past - ook qua omvang - niet meer in de opzet van de model-APV. De meeste onderwerpen zijn - in het kader van de aanvullende bevoegdheid op grond van artikel 149 Gemeentewet - kort en bondig van aard. Een onderwerp wordt doorgaans gereguleerd in één of soms enkele bepalingen. Afdeling 4.2 model-APV bestond uit 19 bepalingen.
Benadrukt moet worden dat het de gemeente vrij staat om de afvalstoffenverordening onderdeel van de model-APV te laten uitmaken. Het vaststellen van een aparte afvalstoffenverordening is niet wettelijk verplicht. In dit geval dient wel rekening te worden gehouden met de aanhef (grondslag van de afvalstoffenverordening, artikel 10.23 Wm) en de strafbaarstelling. Ook is het om praktische redenen aan te bevelen om de zogenaamde hotelnummering aan te houden (4.2. en volgende).
HOOFDSTUK 2: DE WET MILIEUBEHEER (toelichting)
De verordening berust op medebewind: de afvalstoffenverordening moet op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wet milieubeheer verplicht door de raad worden vastgesteld. De Wet milieubeheer bepaalt tevens de inhoud van de verordening.
§ 2.2 Titel 10.4 Wet milieubeheer en de parlementaire geschiedenis
Artikel 10.21 Wet milieubeheer
Elke gemeente draagt er, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, zorg voor dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen met uitzondering van grove huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
Artikel 10.22 Wet milieubeheer
In het belang van een doelmatig beheer van grove huishoudelijke afvalstoffen kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat het eerste lid geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft met betrekking tot bij de maatregel aangewezen categorieën van grove huishoudelijke afvalstoffen, al dan niet voor zover deze vrijkomen in een hoeveelheid of een omvang die, of een gewicht dat groter is dan bij de maatregel is aangegeven.
afvalstoffen kunnen worden achtergelaten, buiten werking worden gesteld. Voorts is het stellen van een hoeveelheids-, gewichts- of omvangsgrens facultatief gesteld.”
Artikel 10.23 Wet milieubeheer
Artikel 10.24 Wet milieubeheer
Artikel 10.25 Wet milieubeheer
Bij de afvalstoffenverordening kunnen in ieder geval regels worden gesteld:
Artikel 10.26 Wet milieubeheer
Onze Minister stelt regels inhoudende de voorwaarden waaronder ingevolge het eerste lid kan worden bepaald dat huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel worden ingezameld. Hiertoe behoren in ieder geval regels omtrent de loopafstand van het perceel naar het inzamelpunt en de beschikbaarheid van het inzamelpunt.
Artikel 10.27 Wet milieubeheer
In gevallen als bedoeld in artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm draagt de gemeente er zorg voor dat op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.
Artikel 10.28 Wet milieubeheer
HOOFDSTUK 3: DE DIENSTENRICHTLIJN (toelichting)
De Europese Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden met als doel de nog bestaande belemmeringen van het vrije verkeer van diensten op te heffen. Zo is over de vrijheid van vestiging (hoofdstuk 3) bepaald dat lidstaten de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in beginsel niet afhankelijk mag stellen van een vergunningstelsel (artikel 9). In hoofdstuk 4 van de richtlijn is bepaald dat het vrij verrichten van diensten niet mag worden beperkt door het stellen van een vergunning- of inschrijvingseis (artikel 16 en verder).
Ook voor gemeenten zal dit gevolgen hebben: zij moeten binnen 3 jaar door middel van een screening nagaan of hun regelgeving in overeenstemming is met de bepaling van de richtlijn en deze zonodig aanpassen.
Voor de afvalstoffenverordening heeft de VNG de screening gedaan. Daarbij is in beginsel uitgegaan van de model-Afvalstoffenverordening 2003. Allereerst is gekeken of het inzamelen van afval een dienst betreft, die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn valt. Vervolgens is gekeken of het hanteren van een vergunningstelsel strijdig is en ten slotte is beoordeeld of de vergunningvereisten in overeenstemming zijn met de Dienstenrichtlijn. De uitkomst van de screening is dat de model-Afvalstoffenverordening in overeenstemming is met de bepalingen van de richtlijn.
HOOFDSTUK 4: DE MODEL-AFVALSTOFFENVERORDENING (toelichting)
De afvalstoffenverordening heeft betrekking op die bepalingen die worden gesteld voor het beheer van huishoudelijke en andere afvalstoffen. Op grond van artikel 10.23 Wm zijn gemeenten verplicht een afvalstoffenverordening vast te stellenin het belang van de bescherming van het milieu. Artikel 10.24 Wm schrijft de verplichte inhoud van de afvalstoffenverordening voor. Artikel 10.25 Wm somt een aantal onderwerpen op die facultatief in de afvalstoffenverordening kunnen worden opgenomen.
Met betrekking tot de inzameling van afvalstoffen zijn - voor de gemeente en derden - ook andere wetten en verordeningen van belang. Wij noemen de Wet milieubeheer (milieuvergunning), de bouwverordening (bouwvergunning) en de APV (plaatsen voorwerpen op of aan de openbare weg).
Opbouw van de afvalstoffenverordening
Paragraaf 1: Algemene bepalingen
Paragraaf 2: Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen (regels over inzameldienst, andere inzamelaars en de inzamelstructuur;)
Paragraaf 3: Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)
Paragraaf 4: Inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Paragraaf 6: Overige onderwerpen die de afvalstoffenverordening aangaan
Paragraaf 7: Slotbepalingen (strafbaarstelling, toezicht en overgangstermijn)
§1 ALGEMENE BEPALINGEN (toelichting)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Definities uit de Wet milieubeheer (Wm)
In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die al in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.
Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan ‘huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden’.
Straatafval, zwerfafval en illegale dumping
De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen:
“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues.”
Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.
Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.
Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.
De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelstructuur (zie de toelichting bij artikel 8) en de aangewezen inzameldienst.
§2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN (toelichting)
Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars
Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit
De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Hoewel de inzameldienst ook direct in de verordening kan worden aangewezen, is er in de modelverordening voor gekozen de aanwijzing in het uitvoeringsbesluit op te nemen. Indien de inzameldienst wordt gewijzigd hoeft slechts het besluit te worden aangepast en niet de hele verordening.
Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars
De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.
Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven
De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.
Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een AMvB, of ministeriële regeling zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Derde lid: Voorschriften en beperkingen
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 1.4 model-APV: Voorschriften en beperkingen. Deze voorschriften en beperkingen worden vervolgens nader gespecificeerd in het uitvoeringsbesluit. De voorschriften en beperkingen kunnen voortvloeien uit het gemeentelijk afvalbeleidsplan.
Belang van de bescherming van het milieu
De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die krachtens de afvalstoffenverordening aan de inzameling kunnen worden verbonden, beogen dus het belang van het milieu te beschermen.
Vierde lid: lex silencio positivo.
Het gaat hier om de aanwijzing van inzamelaars van diverse soorten afval. Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, met name de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Daarnaast is een deugdelijk en goed geordenende afvoer van huis- en ander afval meer in het algemeen van groot maatschappelijk belang. Tenslotte zou een aanwijzing van rechtswege botsen met de belangen van andere inzamelaars. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3 Afzonderlijke inzameling
Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan
Artikel 10.14 Wm bepaalt dat bestuursorganen, bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen, rekening dienen te houden met het geldende afvalbeheersplan. Hieruit volgt dat bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening rekening dient te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het Landelijk afvalbeheersplan (LAP).
Het LAP benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).
Als gevolg van de raamovereenkomst verpakkingen zal in het LAP-2 een zorgplicht voor gemeenten voor de inzameling van kunststofverpakkingen worden opgenomen. Deze modelverordening houdt met deze wijziging van het LAP al rekening.
Eerste lid: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en Besluit Beheer Batterijen
Ten slotte verplichten de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit Beheer Batterijen gemeenten tot de gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur respectievelijk batterijen, afkomstig van huishoudens.
Eerste lid: Afstemming met artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
In artikel 9 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.
Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheersplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.
Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.
Tweede lid: Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.
Het verdient in dat verband aanbeveling om in het besluit ook een ‘welles-nietes’-lijst op te nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de welles-nietes-lijsten in de VNG-handreiking Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen en in het GFT-boekje van het voormalige Afval Overleg Orgaan).
Derde lid: Aanvulling lijst met andere categorieën
De lijst genoemd in artikel 3 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen
In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)
Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld, tenzij daar in het kader van doelmatig beheer van mag worden afgeweken (zie de toelichting op artikel 3 van deze verordening).
De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.
Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw
Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelvoorzieningen bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel.
Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)
In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder a, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld.
Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.
Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen
Inzameling nabij elk perceel plaatsvinden via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn.
Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.
Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau
Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. In het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel kan de gemeente bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst.
Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld plastic huishoudelijk verpakkingsafval en asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.
Artikel 5 Frequentie van inzamelen
De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op ten minste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.
Het betreffende artikel legt vast met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij of nabij elk perceel worden ingezameld.
Indien de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Ook kan het artikel worden gebruikt om een afwijking van de inzamelfrequentie in een deel van de gemeente vast te leggen of voor een bepaald deel van het jaar (bijvoor voor de inzameling van GFT-afval in de zomer). In dit artikel wordt tevens hetzelfde bepaald voor FDT-afval. Indien wordt besloten GFT-afval in een deel van de gemeente niet gescheiden in te zamelen, dient dit het uitvoeringsbesluit behorende bij het achtste lid geregeld te worden.
Het college kan op basis van het negende lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.
De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 11 van deze verordening.
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing
Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.
In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 2, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.
Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.
§3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN (toelichting)
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 2 en artikel 6). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.
De keuze voor de formulering ‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening Afvalstoffenheffing. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.
Geldt er een zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk.
In de eerste plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd is gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in het Activiteitenbesluit.
Maken de recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval. Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.21, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden geheven.
In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn. In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en artikel 10.27 Wm).
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie ook de toelichting op artikel 3.
Afstemming met artikel 3: Afzonderlijke inzameling
In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 9 houdt een verbod in voor de burger.
Het vierde lid is nodig, omdat het verbod op het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst of andere inzamelaars niet mag gelden voor het aanbieden van afval aan personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.
Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.
Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening.
Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.
Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.
De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.
Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijv. betrekking hebben op:
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid
Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen.
Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.
Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.
§4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN (toelichting)
Artikel 13 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst
De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 13 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”
De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid
Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden.
Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Afbakening met artikel 13 en artikel 14
Op grond van de artikel 13 en artikel 14 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 15 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, Wm kunnen gemeenten in hun afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.
Artikel 17 Achterlaten van straatafval
In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken (“morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd”.
Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.
Eerste lid: Inzameldiensten, andere inzamelaars en toezichthouders
Het moet vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat toezichthouders en handhavers in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken.
Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval
In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid.Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
In artikel 10.25, onder a, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
In artikel 10.25, onder b, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.”
Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal.
Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”
Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.
Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).
§6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN (toelichting)
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
In artikel 10.25, onder c, Wm is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.
Artikel 10.25, onder c, Wm geldt voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.
Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”.
De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.
Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.
§7 SLOTBEPALINGEN (toelichting)
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.1 model-APV: Strafbepaling.
In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.
Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt: “Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten - en …….” In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.
Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de model-Afvalstoffenverordening
Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de model-Afvalstoffenverordening kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed:
Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing
Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen
Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen
Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden
Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst
Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging
Artikel 17 Achterlaten van straatafval
Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden
Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen
Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.2 model-APV: Toezichthouders.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.4 model-APV: Inwerkingtreding.
Tweede lid: Intrekking Afvalstoffenverordening.
De te vervangen afvalstoffenverordening dient te worden ingetrokken.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.5 model-APV: Overgangsbepaling. Omdat echter de oude verordening een vergunningstelsel kende en de nieuwe verordening dit niet kent zijn de bepalingen iets aangepast.
Het bepaalde in het tweede lid moet geregeld worden in het uitvoeringsbesluit dat hoort bij deze nieuwe verordening door het intrekken van het oude uitvoeringsbesluit.
De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.6 model-APV: Citeerbepaling.