Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Bouwverordening Gemeente Hulst

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBouwverordening Gemeente Hulst
CiteertitelBouwverordening 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpBouwen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1) De historie bij "Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet; overgangsrecht; zoals in de verordening is omschreven;

2) Bouwverordening gemeente Hulst (14de serie wijzigingen) laatstelijk vastgesteld op 11 november 2011 treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, zijnde 1 april 2012; overgangsrecht: Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om een omgevingvergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. Dit geldt niet voor de van rechtswege vervallen artikelen van de bouwverordening, omdat voor deze artikelen in de plaats komende rijksregelgeving een dergelijke mogelijkheid niet kent.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Woningwet, art. 8
  2. Woningwet, art. 11
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201214e serie wijzigingen i.v.m. inwerkingtreding Bouwbesluit 2012

10-11-2011

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 16-11-2011

Rb2011/73
01-10-201001-04-20124e wijziging i.v.m. inwerkingtreding Wabo

23-09-2010

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 29-09-2010

Rb2010/49
01-12-1992Nieuwe regeling

24-09-1992

Gemeenteblad, Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 27-11-1992

158a

Tekst van de regeling

Intitulé

Bouwverordening gemeente Hulst

                                            

De raad der gemeente Hulst;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelezen de circulaire van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dd. 20 juli 1992, nr. VHB/206285B, circ. 92/130B;

 

gelet op artikel 8 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

BOUWVERORDENING

 

Lijst van vervallen artikelen en vindplaats van de betreffende voorschriften:

  

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.
    • In deze verordening wordt verstaan onder:

      • -

        asbest: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

      • -

        bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;

      • -

        bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

      • -

        bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouwen woningtoezicht;

      • -

        bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

      • -

        deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

      • -

        gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

      • -

        hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld;

      • -

        NEN: een door de Stichting Nederlands NormalisatieInstituut uitgegeven norm;

      • -

        NVN: een door de Stichting Nederlands NormalisatieInstituut uitgegeven voornorm;

      • -

        Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

      • -

        Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

      • -

        straatpeil:

        • a.

          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

        • b.

          voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

      • -

        weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

  • 2.

    In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    • -

      bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk

    • -

      gebouw: een gedeelte van een gebouw

Artikel 1.2 Termijnen

(vervallen)

Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:

    • a.

      het gebied binnen de bebouwde kom;

    • b.

      het gebied buiten de bebouwde kom.

  • 2.

    Als gebied binnen de bebouwde kom geldt de grens, zoals deze door de gemeenteraad is aangewezen op grond van de wegenverkeerswet 1994.

Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden

Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning

(vervallen)

         

Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens

(vervallen)

Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

(vervallen)

Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen

(vervallen)

 

                                   

Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek

  • 5.

    Bodemonderzoeken dienen geheel overeenkomstig vastgestelde protocollen en NEN normen en overeenkomstig het hoofdstuk KWALIBO uit het Besluit bodemkwaliteit te worden uitgevoerd. De onderzoeksbureaus moeten erkend zijn en in de lijst van erkende bedrijven op internet staan. Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid voor onderzoeken van voor juli 2007.

    De rapportage moet als volgt ingediend worden: een ondertekende papieren rapportage in tweevoud een digitaal exemplaar in pdf-bestand een digitaal exemplaar in Sikb0101 xml-bestand (recentste versie).

Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning

(vervallen)  

Artikel 2.1.7 Bouwregistratie

(vervallen)

Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen

(vervallen)

Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning      

Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag  

(vervallen)

Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening

(vervallen)

Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen

(vervallen)

Artikel 2.2.4 In behandeling name en fasering bouwvergunningverlening

(vervallen)

Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek

(vervallen)

Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning

(vervallen)

Paragraaf 3 Welstandstoetsing

Artikel 2.3.1 Welstandscriteria

(vervallen)

Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem

Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

  • a.

    waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

  • b.

    voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

  • c.

    1. dat de grond raakt, of

    • 2.

      waarvan het bestaande, nietwederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen

Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen

(vervallen)

Artikel 2.5.2 Anticumulatiebepaling

Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.

Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen

 

  • 1.

    Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.

  • 2.

    Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de gemeenteraad voor de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins voorschriften heeft vastgesteld:

     

    • a.

      een breedte hebben van ten minste 4,5 m, over een breedte van ten minste 3,25 m zijn verhard en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m;

    • b.

      zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en

    • c.

      op doeltreffende wijze kunnen afwateren.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.

    Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.

  • 5.

    Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het vierde lid, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich daarvoor lenen.

Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

 

  • 1.

    Tussen de toegang van enerzijds:

  • en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn.

  • 2.

    Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij:

    • a.

      ten minste 1,10 m breed moeten zijn;

    • b.

      geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m; en

    • c.

      ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit.

Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.8 Ontheffing voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg

(vervallen)

Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken

(vervallen)

Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.14 Ontheffing voor overschrijdingen van de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen

(vervallen)

Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen

(vervallen)

Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken

  • 1.

    De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

    • a.

      vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;

    • b.

      niet toegankelijk zijn.

  • Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen

Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen

  • 1.

    Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.

  • 2.

    Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, worden gebouwd.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

    • a.

      het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert;

    • b.

      het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daartegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.

Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn

(vervallen)

Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen

(vervallen)

Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken

(vervallen)

Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen

(vervallen)

Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken

(vervallen)

Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

Artikel 2.5.28 Ontheffing voor overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen)

Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van een bestemmingsplan

(vervallen)

Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  • 1.

    Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

    • a.

      indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;

    • b.

      indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.

  • 3.

    Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:

    • a.

      indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

    • b.

      voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Paragraaf 5  

 

Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallatie

(vervallen)

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties

 

(vervallen)

Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsinstallaties

(vervallen)

Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid

(vervallen)

Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen

Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

Hoofdstuk 3 De melding

Artikel 3.1 De wijze van melden

(vervallen)

Artikel 3.2 Welstandscriteria

(vervallen)

Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk

Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie 

(vervallen)

Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw

(vervallen)

Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen

(vervallen)

Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten

(vervallen)

Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein

(vervallen)

Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein

(vervallen)

Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder

(vervallen)

Artikel 4.11 Bouwafval

(vervallen)

Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen)

Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen

(vervallen)

Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming

(vervallen)

Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheidsinstallaties, aansluiting op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en hinderlijk gedierte

Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen

Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer.

(vervallen)

Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen)

Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtoruteaanduidingen

(vervallen)

Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in gebouwen niet zijnde woningen, woongebouwen, logies verblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen

(vervallen)

Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard

(vervallen)

Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen

(vervallen)

Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen

(vervallen)

Paragraaf 3 Aansluiting op de nutsvoorzieningen

Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen)

Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen)

Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen)

Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen)

Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen)

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid

Artikel 5.4.1 Preventie

(vervallen)

Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik

Paragraaf 1 Gebruiksvergunning

Artikel 6.1.1 Vergunning gebruik bouwwerk

(vervallen)

Artikel 6.1.2 Aanvraag gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen)

Artikel 6.1.5 Weigeren gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.6 Intrekken gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar

Artikel 6.2.1 Gebruikseisen voor bouwwerken

(vervallen)

Artikel 6.2.2 Verbod stoffen aanwezig te hebben

(vervallen)

Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen

(vervallen)

Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand

Artikel 6.3.1 Gebruiksgereed houden bluswaterwinplaatsen

(vervallen)

Artikel 6.3.2 Gebruik middelen en voorzieningen

(vervallen)

Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen

Paragraaf 1 Overbevolking

Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen

(vervallen)

Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens

(vervallen)

Paragraaf 2 Staken van het gebruik

Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid

(vervallen)

Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne

(vervallen)

Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen

(vervallen)

Paragraaf 3 Gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen

Artikel 7.3.2 Hinder

(vervallen)

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid

Artikel 7.4.1 Preventie

(vervallen)

Paragraaf 5 Watergebruik

Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water

(vervallen)

Paragraaf 6 Installaties

Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties

(vervallen)

Hoofdstuk 8 Slopen

Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning

(vervallen)

Artikel 8.1.3 In behandeling nemen

(vervallen)

Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen)

Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen

(vervallen)

Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Paragraaf 2 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 8.2.1 Sloopmelding

(vervallen)

Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Paragraaf 3 Verplichtingen tijdens het slopen

Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein

(vervallen)

Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen)

Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen)

Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt

(vervallen)

Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest

(vervallen)

Paragraaf 4 Vrij slopen

Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen

(vervallen)

Hoofdstuk 9 Welstand

Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie

  • 1.

    De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan de Stichting Dorp Stad en Land die uit haar midden twee personen voordraagt als lid van de welstandscommissie, hierna gezamenlijk te noemen: de welstandscommissie.

  • 2.

    De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen.

  • 3.

    De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie

  • 1.

    De welstandscommissie bestaat ten minste twee leden. De leden dienen deskundig te zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.

  • 2.

    Voor de leden worden door de Stichting Dorp Stad en Land plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 3.

    De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste twee leden aanwezig zijn.

  • 4.

    De leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk van het gemeentebestuur.

  • 5.

    De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger.

Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur

(vervallen)

Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording

De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:

  • -

    op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

  • -

    de werkwijze van de welstandscommissie;

  • -

    op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

  • -

    de aard van de beoordeelde plannen;

  • -

    de bijzondere projecten.

De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

Artikel 9.5 Termijn van advisering

  • 1.

    De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 2.

    De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van project of een gefaseerde aanvraag betreft, uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .

Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag, nieuwsof huisaanhuisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2.

    Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verzocht, wordt deze door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.

  • 3.

    In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.

  • 4.

    Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht. Het reglement van orde van de welstandscommissie dat als bijlage 9 bij deze verordening is vastgesteld, geeft aan hoe de plantoelichting is bedoeld.

Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid

  • 1.

    De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een meer of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.

  • 2.

    In elk geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.

Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1.

    De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

    Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken

(vervallen)

Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen

Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning

(vervallen)

Artikel 10.2 De aanvraag om een vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning en woonwagen

(vervallen)

Artikel 10.3 Overdragen vergunningen

(vervallen)

Artikel 10.4 Overdragen mededeling

(vervallen)

Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen

(vervallen)

Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

Hoofdstuk 11 Handhaving

Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw

(vervallen)

Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming

(vervallen)

Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen

(vervallen)

Artikel 11.4 Onderzoek naar een gebrek

(vervallen)

Hoofdstuk 12 Straf, overgangs en slotbepalingen

Artikel 12.1 Strafbare feiten

(vervallen)

Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek

(vervallen)

Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen

(vervallen)

Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning

(vervallen)

Artikel 12.5 Overgangsbepaling (aanvragen om) sloopvergunning, sloopmelding

(vervallen)

Artikel 12.6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de tweede dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervallen:

    • a.

      de bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 3 juli 1997 en alle daarin aangebrachte wijzigingen;

    • b.

      de brandbeveiligingsverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 februari 2005 en alle daarin aangebrachte wijzigingen, voor zover deze brandbeveiligingsverordening eisen aan het brandveilig gebruik van bouwwerken stelt.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'bouwverordening 2008'.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 november 2008.

De voorzitter, De griffier,

Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning

 

Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1

Artikel 1 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.3 van de bouwverordening

(vervallen)

Artikel 2 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.6 van de bouwverordening

(vervallen)

Artikel 3 Funderingsplan

(vervallen)

Artikel 4 Constructieve en aanverwante gegevens

(vervallen)

Artikel 5 Bouwveiligheidsplan

(vervallen)

Artikel 6 Eisen ten aanzien van tekeningen

(vervallen)

Artikel 7 Eisen ten aanzien van berekeningen (vervallen) Bijlagen 2 t/m 6

(vervallen)

Bijlage 2 t/m 6

(vervallen)

Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen)

Bijlage 8

(vervallen)

Bijlage 9 Reglement van orde op de welstandcommissie

Hoofdstuk 1. Advisering door de welstandscommissie

Artikel 1 Onafhankelijkheid

1 De welstandscommissie is een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan de Burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats,waarvoor een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van de welstand.

2 De welstandscommissie voert haar taken uit in onafhankelijkheid.

3 De welstandscommissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid en baseert haar advies uitsluitend op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

Artikel 2 Taakomschrijving

1 De welstandscommissie is belast met wettelijk verplichte en niet–wettelijk verplichte taken. De wettelijk verplichte taken worden uitgevoerd op grond van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2 De welstandscommissie adviseert Burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van de aanvragen voor vergunningplichtige bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

3 De welstandscommissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden.

Hoofdstuk 2. Samenstelling van het welstandscommissie

Artikel 3 Samenstelling

1 De welstandscommissie bestaat uit tenminste twee leden.

2 De leden van de welstandscommissie worden voorgedragen door de stichting Dorp, Stad en Land.

3 Stichting Dorp, Stad en Land draagt een plaatsvervanger voor die deze leden bij afwezigheid kan vervangen.

Artikel 4 Profielschets van alle commissieleden

1 De leden van de welstandscommissie moeten geïnteresseerd zijn in Veere en de gemeente kennen of willen leren kennen.

2 De leden van de welstandscommissie zijn bereid zich te verdiepen in het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in de brede zin van de gemeente en baseren zich bij de beoordeling van bouwplannen uitsluitend op welstandscriteria zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.

3 De leden van de welstandscommissie moeten in staat zijn bouwplantekeningen te lezen en cultureel besef en kennis hebben van de (geschiedenis van de) bouwkunst.

4 De leden van de welstandscommissie zijn onpartijdig, dat betekent dat zij geen persoonlijk belang mogen hebben bij de door Burgemeester en wethouders te nemen beslissingen en dat zij hun taak niet met vooringenomenheid mogen vervullen.

5 De leden van de welstandscommissie mogen geen professionele opdrachten aanvaarden en uitvoeren binnen de gemeente.

6 De leden van de welstandscommissie moeten in staat zijn hun oordeel begrijpelijk te verwoorden, met respect voor allen die bij de advisering een rol spelen. Dit vraagt van alle commissieleden zekere communicatie vaardigheden.

7 De leden van de welstandscommissie hebben een geheimhoudingsplicht inzake aan hen voorgelegde plannen en beleidsdocumenten.

Artikel 5 Profielschets van de voorzitter

1 De voorzitter is verantwoordelijk voor het functioneren van de welstandscommissie en bewaakt de deugdelijkheid van de welstandsadvisering in de brede zin.

2 De voorzitter geeft leiding aan de vergadering en bewaakt de voortgang van de agenda. In de discussies draagt hij of zij er zorg voor dat alle commissieleden hun mening voldoende naar voren te kunnen brengen. Na de discussie geeft de voorzitter een korte, heldere samenvatting van het te brengen advies, als basis voor de schriftelijke uitwerking.

3 De voorzitter organiseert met de commissie een jaarlijkse, inhoudelijke evaluatie van de werkzaamheden. De uitkomsten van het evaluatiegesprek wordt opgenomen in het jaarverslag van de welstandscommissie.

Artikel 6 Profielschets van het architectlid

1 Het architectlid is verantwoordelijk voor de inhoudelijke kwaliteit van de welstandsadviezen.

2 Het architectlid is een geregistreerd architect die zich door opleiding en ervaring kwalificeert om zitting te nemen in de welstandscommissie.

3 Het architectlid heeft een eigen, actieve beroepspraktijk en heeft ervaring met het beoordelen van ontwerpen van (aanstaande) collega’s in bijvoorbeeld onderwijssituaties of jury’s.

Hoofdstuk 3. Benoeming en zittingduur

Artikel 7 Benoemingsprocedure

1.De leden van de welstandscommissie worden op voorstel van Burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen door de gemeenteraad.

Artikel 8 Zittingsduur

1 Benoemingen gelden voor een periode van drie jaar met een mogelijkheid tot herbenoeming voor een periode van nog eens drie jaar. Omwille van de continuïteit van de welstandsadvisering worden de leden van de welstandscommissie in beginsel benoemd en herbenoemd in een alternerend systeem.

2 Stichting Dorp, Stad en Land draagt om de drie jaar aan de Raad een nieuw lid (of verzoek tot herbenoeming) voor om in de welstandscommissie zitting te nemen.

Artikel 9 Voortijdige beëindiging van de benoeming van commissieleden

1 De leden van de welstandscommissie kunnen ten allen tijde kenbaar maken hun benoeming te willen beëindigen. Zij geven hiervan schriftelijk drie maanden tevoren kennis aan de gemeenteraad.

2 De gemeenteraad kan in voorkomende gevallen de benoeming van een lid of van alle leden van de welstandscommissie voortijdig beëindigen, wanneer het betreffende commissielid of de betreffende commissieleden naar zijn oordeel niet naar behoren functioneert of functioneren. Dit oordeel wordt met argumenten omkleed.

Hoofdstuk 4. Jaarlijkse verantwoording

Artikel 10 Jaarverslag

1 De welstandscommissie stelt ter uitvoering van artikel 12b, lid 3, Woningwet jaarlijks voor de gemeenteraad een verslag op van haar werkzaamheden, genoemd het ‘jaarverslag’.

2 In dit jaarverslag komt ten minste aan de orde op welke wijze de welstandscommissie

toepassing heeft gegeven aan de in de gemeentelijke welstandsnota opgenomen welstandscriteria. Het jaarverslag signaleert waar de welstandsnota als beleidskader voldoende dan wel onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de

welstandsbeoordeling en geeft aan waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid.

3 Voorts kan de welstandscommissie in haar jaarverslag aandacht besteden aan de werkwijze van de commissie, op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, de aard van de beoordeelde plannen en bijzondere projecten. De welstandscommissie kan in haar verslag aanbevelingen doen ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en het welstandsbeleid in het bijzonder.

4 Het verslagjaar loopt van januari tot en met december. Het vastgestelde jaarverslag

wordt jaarlijks aangeboden aan de gemeenteraad.

5 Bespreking van het jaarverslag in de gemeenteraad wordt gecombineerd met de

jaarlijkse op te stellen rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht door

Burgmeester en wethouders.

Hoofdstuk 5. Termijn van advisering van vooroverleg

Artikel 11 Termijn van advisering bij de bouwaanvraag

1 De welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid is bij de beoordelingen van aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen gebonden aan de in de Bouwverordening genoemde termijn voor het uitbrengen van advies.

2 Binnen de in de Bouwverordening genoemde termijnen voor het uitbrengen van advies kan de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid het welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is.

Artikel 12 Overschrijding van de termijn

1.Indien de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid niet binnen de Bouwverordening gestelde termijn tot een advies komt, beoordelen Burgemeester en wethouders zelf of een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet in strijd is met de redelijke eisen van de welstand. Daarbij nemen zij de in de welstandsnota opgenomen criteria in acht. De welstandscommissie wordt van deze van beoordeling in kennis gesteld.

Artikel 13 Vooroverleg over principeaanvraag

1 De gemeente biedt de mogelijkheid om, voorafgaand aan het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen door middel van het indienen van principeaanvraag vooroverleg te plegen met de welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid, over interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van het bouwplan.

2 De welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerd lid draagt uiterste zorg voor consistente beoordelingen in verschillende planfasen.

3 Het vooroverleg vindt in principe niet plaats in het openbaar, tenzij de planindieners, het bevoegd gezag en de welstandscommissie van mening zijn dat openbare behandeling geen belangen schaadt en de transparantie van het welstandstoezicht ten goede komt.

4 Van het vooroverleg wordt altijd verslag gemaakt, dat men de besproken bescheiden wordt opgenomen in dossier. De welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid geeft aan in welke fase het plan werd beoordeeld en op welke wijze de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen uiteindelijk zal worden beoordeeld.

Artikel 14 Beëindiging vooroverleg

1.Als een principeaanvraag tijdens de vooroverlegfase drie keer negatief wordt beoordeeld door de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid en er tijdens het proces geen noemenswaardige vooruitgang wordt geconstateerd, kan de welstandscommissie het vooroverleg beëindigen en via de ambtelijk secretaris contact opnemen met de portefeuillehouder om de (politieke) consequenties hiervan te bespreken.

Artikel 15 Geldigheidstermijn welstandsadvies principeaanvraag

1.Een welstandsadvies over principeaanvraag blijft zes maanden van kracht. Deze termijn geldt niet indien de welstandscommissie en de planindiener schriftelijk een andere termijn overeenkomen.

Hoofdstuk 6. Openbaarheid van vergaderen en plantoelichting

Artikel 16 Openbare behandelingen van bouwaanvragen

1 De behandeling van aanvragen omgevingsvergunningen voor het bouwen door de welstandscommissie dan wel door een gemandateerd lid van de commissie is openbaar tenzij de planindiener, het bevoegd gezag of de welstandscommissie van mening zijn dat er op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur klemmende redenen zijn voor geheimhouding. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen als voor het formuleren van de conclusie c.q. het welstandsadvies.

2 Belangstellenden en belanghebbenden kunnen de vergadering van de welstandscommissie bijwonen.

3 Belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen voor het begin van de vergadering spreektijd aanvragen bij de voorzitter. De voorzitter stelt, mede afhankelijk van de agenda, de maximale spreektijd van een ieder vast. Spreektijd kan slechts worden gebruikt voor het geven van visie op de welstandsaspecten van het plan. Een belangenafweging of beoordeling, anders dan op basis van de vastgestelde welstandscriteria vindt niet plaats tijdens de welstandsbeoordeling.

4 Goedgekeurde notulen van de behandeling van bouwaanvragen zijn openbaar.

Artikel 17 Bekendmaking van de agenda

1 De data, het tijdstip en de locatie van de welstandsvergaderingen worden door de ambtelijke secretaris ter kennis gesteld.

2 Uiterlijk één dag voorafgaand aan de vergaderingen van de welstandscommissie wordt bekend gemaakt dat de agenda ter inzage ligt.

Artikel 18 Plantoelichting door indiener en/of ontwerper

1 Als een planindiener en/of ontwerper hierom bij het indienen van het plan heeft verzocht, wordt deze door de ambtelijk secretaris uitgenodigd voor het geven van een toelichting tijdens de vergadering waarin het plan wordt behandeld.

2 Indien de welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid een nadere toelichting gewenst acht dan wordt de planindiener en/of ontwerper door de ambtelijk secretaris uitgenodigd voor het geven van een toelichting tijdens de vergadering waarin het plan wordt behandeld.

3 Een plantoelichting is bedoeld voor een korte toelichting op de planfilosofie en de gemaakte keuzes in relatie tot de welstandscriteria, door de planindiener en/of ontwerper.

Hoofdstuk 7. Afdoening bij mandaat

Artikel 19 Mandaat namens de welstandscommissie

1 De welstandscommissie kan een lid schriftelijk mandateren om bepaalde taken uit te voeren. De gemandateerde voert de taak uit onder verantwoordelijkheid en namens de commissie, wat moet blijken uit bijvoorbeeld de ondertekening.

2 Eén van de taken die door de welstandscommissie aan één of meer leden kunnen worden gemandateerd is het uitbrengen van het welstandsadvies voor bouwplannen van relatief geringe ruimtelijke betekenis of van bouwplannen waar de mening van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. De gemandateerde heeft hierbij een volledig mandaat, dat wil zeggen dat zowel positieve als negatieve adviezen kunnen worden gegeven.

3 Eén van de taken die door de welstandscommissie aan één of meer van haar leden kunnen worden gemandateerd is het voeren van vooroverleg met de planindieners en/of ontwerpers. Dit kan zelfstandig gebeuren dan wel door deelname in een ‘kwaliteitsteam’. Bij het gemandateerd vooroverleg moet altijd minstens eenmaal een welstandsbeoordeling door de commissie plaatsvinden. Daarbij doet de gemandateerde verslag van wat er tijdens het vooroverleg (namens de commissie) is besproken en besloten. De commissie geeft daarna, binnen dit kader haar oordeel.

4 Bij enige vorm van twijfel legt de gemandateerde het betreffende bouwplan alsnog voor aan de commissie.

5 Voor behandeling van bouwplannen onder mandaat gelden verder dezelfde reglementen als voor behandeling van bouwplannen door de commissie.

Hoofdstuk 8. Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

Artikel 20 Inhoud van het advies

1 Het welstandsadvies wordt opgesteld door de welstandscommissie, dan wel door een gemandateerd lid van deze commissie.

2 Het welstandsadvies geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, al dan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, uitsluitend te beoordelen aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota.

3 Het welstandsadvies is niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht.

4 Het welstandsadvies kan worden gecombineerd met suggesties voor beleid of procedurele zaken die naar mening van de commissie in acht genomen zouden moeten worden. Deze suggesties zijn vrijblijvend en staan duidelijk los van de conclusie van het welstandsadvies zelf.

5 Het welstandsadvies mag nooit zodanig zijn geformuleerd dat één der betrokkenen zich daardoor beledigd of in goede naam of eer aangetast kan voelen.

Artikel 21 Conclusie van het advies

1.Het welstandsadvies kan de volgende conclusies hebben:

1. Niet strijdig: het plan voldoet naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria aan redelijke eisen van welstand. Dit advies kan worden gecombineerd met suggesties om het plan op een (nog) hoger niveau te tillen. Deze suggesties zijn vrijblijvend en staan duidelijk los van de conclusie van het welstandadvies zelf.

1. Strijdig tenzij wordt voldaan aan de opmerkingen: het plan voldoet naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan de redelijke eisen van welstand, tenzij het op ondergeschikte punten wordt aangepast. Deze punten worden ondubbelzinnig genotuleerd of op de tekening aangegeven. De ambtelijk secretaris nodigt daarna de planindiener uit om binnen de wettelijke afhandelingtermijn een aangepast plan in te dienen dat vervolgens door een gemandateerd lid van de welstandscommissie wordt beoordeeld.

1. Strijdig: het plan voldoet naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan de redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen in het planconcept of de uitwerking van het onderwerp noodzakelijk zijn.

Artikel 22 Schriftelijk motivering

1 De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

2 Het welstandsadvies wordt door de ambtelijk secretaris opgemaakt aan de hand van de bevindingen van de welstandscommissie.

3 Bij positieve advisering kan een expliciete motivering achterweg blijven, tenzij het bevoegd gezag daarom verzoekt of er bezwaar tegen het bouwplan wordt ingediend.

4 Een positief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd als er sprake is van een bijzondere situatie waarbij wordt geadviseerd om een plan, in afwijking van de van toepassing zijnde gebiedsgerichte c.q. objectgerichte welstandscriteria, goed te keuren.

Artikel 23 Toelichting op het welstandsadvies

1 De planindiener en/of de ontwerper kan verzoeken om een mondelinge toelichting op het welstandsadvies.

2 Deze toelichting wordt in eerste instantie gegeven door de ambtelijk secretaris.

3 Indien de planindiener en/of ontwerper vervolgens een nadere toelichting wenst wordt een afspraak gemaakt met de welstandscommissie dan wel met een namens haar gemandateerd lid.

Hoofdstuk 9. Welstandsoordeel van B & W

Artikel 24 Welstandsoordeel van Burgemeester en Wethouders

1 De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen ligt bij het bevoegd gezag. Burgemeester en wethouders hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen welstandscriteria.

2 Burgemeester en wethouders vragen bij elke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de omgevingsvergunning voor het bouwen reeds op een andere grond moet worden geweigerd.

3 Burgemeester en wethouder vergewissen zich ervan dat het welstandsadvies waarop zij hun welstandsadvies baseren, naar inhoud en wijze van totstandkoming deugdelijk is.

Artikel 25 Afwijken op inhoudelijke grond

1 Het bevoegd gezag kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het welstandsadvies met inachtneming van artikel 2.10 lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd,of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast.

2 Indien Burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan kunnen zij voordat het besluit op de vergunningsaanvraag wordt genomen een second opinion vragen.

3 Indien het bevoegd gezag op inhoudelijke grond afwijken van het welstandsadvies wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 26 Afwijken van de welstandscriteria

1 Burgemeester en wethouders kunnen, op basis van artikel 4:84 van de Algemene wetbestuursrecht en op advies van de welstandscommissie, afwijken van de in de gemeentelijke welstandsnota opgenomen gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan ofwel de gebiedsgerichte, ofwel de objectgerichte welstandscriteria. Voorwaarde is wel dat er voor het overige wel aan de redelijke eisen van welstand wordt voldaan. Burgemeester en wethouders zullen uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat plannen in principe moet passen in hun omgeving. De regeling is nadrukkelijk bedoeld voor afwijkende plannen van uitzonderlijke kwaliteit.

2 Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd.

Artikel 27 Afwijken om andere redenen

1 Het bevoegd gezag kan, op basis van artikel 2.10, lid 1, sub d. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen ondanks strijdigheid van dat plan met redelijke eisen van welstand, indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard.

2 Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd.

3.Het bevoegd gezag zal uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit ook van algemeen belang is.

Artikel 28 Bezwaar en beroep

1 Belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van het bevoegd gezag op de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

2 In de bezwaarschriftenprocedure heroverweegt het bevoegd gezag het besluit nadat belanghebbenden tijdens een hoorzitting hun standpunten nader hebben kunnen toelichten.

3 In de bezwaarschriftenprocedure kan het bevoegd gezag een second opinion vragen.

4 Belanghebbenden die het met de heroverweging van het bevoegd gezag niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan.

Artikel 29 Jaarlijkse rapportage door B&W

1 Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12c van de Woningwet jaarlijks een rapportage op voor de gemeenteraad over de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan.

2 In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:de wijze waarop Burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen; op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria; in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (in de zin van artikel 13a van de Woningwet) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot bestuursdwang.

3 Het verslagjaar loopt van januari tot en met december. De rapportage wordt jaarlijks aangeboden aan de gemeenteraad

4 Bespreking van de rapportage in de gemeenteraad wordt gecombineerd met het jaarverslag van de welstandscommissie.

5 De ambtelijk secretaris is redacteur van de rapportage. De ambtelijk secretaris verzamelt de gegevens, schrijft de teksten, selecteert de afbeeldingen en biedt de conceptrapportage aan ter vaststelling door Burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 10. Advisering over bijzondere plannen

Artikel 30 Advisering over plannen betreffende een beschermd monument

1 Indien voor een bouwactiviteit een omgevingsvergunning voor zowel het bouwen als voor het slopen, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument benodigd is, vindt advisering op grond van artikel 11 van de Monumentenwet geïntegreerd plaats met advisering op grond van artikel 12 van de Woningwet.

2 De gemeente heeft de welstandscommissie en de monumentencommissie juridisch geïntegreerd zodat deze commissie de bevoegdheid heeft te adviseren op grond van de Monumentenwet en de Woningwet. De commissie brengt een integraal advies uit, waarin echter een duidelijke scheiding is aangebracht tussen het welstandsadvies en het advies ten aanzien van het monument.

Artikel 31 Advisering bij plannen onder supervisie

1 De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en planindieners en ontwerpers in de vroege fasen van het planvorming reeds te informeren te begeleiden.

2.Bij het aanstellen van een supervisor zal de afdeling Vergunningen en Handhaving zorg dragen voor een heldere taakomschrijving en een goede afstemming tussen supervisie en welstandsbeoordeling.

2. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten: de supervisor formuleert de welstandscriteria voor het gebied; de welstandscriteria gelden na vaststelling door de gemeenteraad als leidraad voor de planbegeleiding door de supervisor én als kader voor de welstandsbeoordeling; tijdens het planvormingsproces is de supervisor verantwoordelijk voor tijdige rapportage aan de welstandscommissie.

2. Controversiële kwesties kunnen leiden tot vooroverleg van de welstandscommissie met de ontwerper, de planindiener en/of de supervisor.

3 Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen vindt de definitieve welstandsbeoordeling door de welstandscommissie plaats waarbij de commissie rekening houdt met wat er tijdens het begeleidingsproces is besproken en besloten.

Artikel 32 Advisering over ruimtelijke plannen en Beleidsnota’s

1 De welstandscommissie brengt op verzoek van Burgemeester en wethouders advies uit over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken.

2 De welstandscommissie brengt binnen drie maanden schriftelijk advies uit aan Burgemeester en wethouders over de aan haar voorgelegde ruimtelijke plannen en beleidsnota’s.

3 In haar advies beperkt de welstandscommissie zich tot de raakvlakken van het betreffende plan of nota met het welstandstoezicht. De welstandscommissie onderzoekt de consequenties van het plan of de nota voor het welstandstoezicht, signaleert eventuele tegenstrijdigheden of hiaten in relatie tot het welstandsbeleid.

4 Na vaststelling van het plan of de nota ontvangt de welstandscommissie een definitief exemplaar en een reactie op haar eerder uitgebrachte advies.

Hoofdstuk 11. Ondersteuning van de welstandscommissie

Artikel 33 Ondersteuning vanuit de gemeentelijke organisatie

1 Burgemeester en wethouders wijzen een ambtelijk secretaris aan.

2 De ambtelijk secretaris ondersteunt de welstandscommissie op zodanige wijze dat deze optimaal kan functioneren bij de uitoefening van haar taken als onafhankelijk adviesorgaan van het gemeentebestuur.

3 De ambtelijk secretaris is op geen enkele wijze betrokken bij of verantwoordelijk voor de inhoud van de beraadslagingen en de advisering door de welstandscommissie.

4 De ambtelijk secretaris legt over de inhoud van het werk uitsluitend verantwoording af aan welstandscommissie.

5 De ambtelijk secretaris legt wat betreft de organisatorische en budgettaire aspecten verantwoording af aan de Burgemeester en wethouders.

6 De ambtelijk secretaris is aanwezig bij alle vergaderingen van de welstandscommissie en fungeert als dagelijks aanspreekpunt van de commissie.

7 De ambtelijk secretaris onderhoudt de contacten met de ambtelijke diensten (met name afdeling Vergunningen en Handhaving), neemt de advies aanvragen voor bouwplannen in en bereidt de behandeling van de bouwplannen in de welstandscommissie voor. Hij of zij controleert of de bouwplannen (inclusief de bouwplannen die worden aangeboden voor vooroverleg) zijn voorzien van de voor de welstandstoets benodigde bescheiden, zoals omschreven in de Ministeriële Regeling Omgevingsrecht als bedoeld in § 4.2 van het Besluit Omgevingsrecht.

8 De ambtelijk secretaris verzorgt de agendering en draagt zorg voor dat de welstandscommissie kan adviseren binnen de voorgeschreven beslistermijn.

9 Tijdens de vergadering introduceert de ambtelijk secretaris de bouwplannen. Hij of zij neemt geen deel aan de beoordeling maar informeert de commissie over alle relevante aspecten van het bouwplan.

10 De ambtelijk secretaris stelt het schriftelijk welstandsadvies op aan de hand van de bevindingen van de welstandscommissie. Hij heeft geen enkele invloed op de inhoud van geschreven advies.

11 De ambtelijk secretaris stelt de vergadernotulen op en zorgt voor de administratieve verwerking van de welstandsadviezen.

12 De ambtelijk secretaris maakt de afspraken tussen planindieners en/of ontwerpers en de welstandscommissie.

13 De ambtelijk secretaris treed op als gastheer of –vrouw voor planindieners, ontwerpers of andere bezoekers.

14 De ambtelijk secretaris verzamelt de kwantitatieve gegevens voor de rapportage van

Artikel 34 Adviseur

1 Indien de aard van een te beoordelen plan dan wel het beleid daartoe aanleiding geeft kunnen Burgemeester en wethouders en de welstandscommissie in overleg treden over de mogelijkheid om op ad hoc of permanente basis specifieke deskundigen als adviseur van de commissie te raadplegen.

2 De adviseur is geen lid van de commissie maar wordt voorafgaand aan de beraadslaging in de gelegenheid gesteld zijn of haar visie op het plan te geven. De adviseur neemt geen deel aan de beraadslaging en heeft geen stem in de eindbeoordeling.

3 De aanwezigheid van een adviseur wordt altijd vermeld in de vergadernotulen.

Hoofdstuk 12. vergaderorde

Artikel 35 Vergadering

1 De welstandcommissie vergadert tenminste om de twee weken volgens een jaarlijks vast te stellen vergaderrooster waarin ook de vergaderlocatie wordt vastgelegd.

2 De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien twee leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn.

Artikel 36 Stemming

1 Alle aanwezige commissieleden brengen één stem uit omtrent het uit te brengen advies.

2 De commissie beslist omtrent het uit te brengen advies bij meerderheid van stemmen.

3 Bij staking van de stemmen wordt de zienswijzen van de voor– en tegenstanders schriftelijk aan Burgemeester en wethouders meegedeeld.

Artikel 37 Vervanging

1 Bij verhindering van de voorzitter kiest de commissie uit de aanwezige leden een voorzitter.

2 Bij verhindering van de ambtelijk secretaris wordt deze vervangen door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsvervanger.

Artikel 38 Onderzoek ter plaatse

1.De welstandscommissie stelt een onderzoek ter plaatse in, indien zij bij beoordeling van een bouwplan van oordeel is dat dit onderzoek redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 39 Notulen

1 De ambtelijk secretaris maakt notulen van de vergadering van de commissie.

2 De notulen bevatten de samengevatte welstandsadviezen over aan de commissie voorgelegde bouwplannen (zowel de aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen als de principeaanvragen).

3 De notulen bevatten tevens een verslag van alle andere gespreksonderwerpen van de welstandscommissie.

4 De notulen worden gesplitst in het gedeelte betreffende de behandeling van aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen en het gedeelte betreffende de overige behandelingen en gespreksonderwerpen.

Bijlage 10, 11 en 12

(vervallen)