Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening Gemeente Hulst |
Citeertitel | Bouwverordening 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Bouwen |
1) De historie bij "Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet; overgangsrecht; zoals in de verordening is omschreven;
2) Bouwverordening gemeente Hulst (14de serie wijzigingen) laatstelijk vastgesteld op 11 november 2011 treedt in werking op het moment van inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012, zijnde 1 april 2012; overgangsrecht: Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om een omgevingvergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop op dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast. Dit geldt niet voor de van rechtswege vervallen artikelen van de bouwverordening, omdat voor deze artikelen in de plaats komende rijksregelgeving een dergelijke mogelijkheid niet kent.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2012 | 14e serie wijzigingen i.v.m. inwerkingtreding Bouwbesluit 2012 | 10-11-2011 | Rb2011/73 | ||
01-10-2010 | 01-04-2012 | 4e wijziging i.v.m. inwerkingtreding Wabo | 23-09-2010 | Rb2010/49 | |
01-12-1992 | Nieuwe regeling | 24-09-1992 Gemeenteblad, Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 27-11-1992 | 158a |
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelezen de circulaire van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dd. 20 juli 1992, nr. VHB/206285B, circ. 92/130B;
gelet op artikel 8 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);
vast te stellen de volgende verordening:
Lijst van vervallen artikelen en vindplaats van de betreffende voorschriften:
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
asbest: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;
bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;
bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;
bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouwen woningtoezicht;
deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;
gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;
NVN: een door de Stichting Nederlands NormalisatieInstituut uitgegeven voornorm;
Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente
Als gebied binnen de bebouwde kom geldt de grens, zoals deze door de gemeenteraad is aangewezen op grond van de wegenverkeerswet 1994.
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat uit:
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
Bodemonderzoeken dienen geheel overeenkomstig vastgestelde protocollen en NEN normen en overeenkomstig het hoofdstuk KWALIBO uit het Besluit bodemkwaliteit te worden uitgevoerd. De onderzoeksbureaus moeten erkend zijn en in de lijst van erkende bedrijven op internet staan. Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid voor onderzoeken van voor juli 2007.
De rapportage moet als volgt ingediend worden: een ondertekende papieren rapportage in tweevoud een digitaal exemplaar in pdf-bestand een digitaal exemplaar in Sikb0101 xml-bestand (recentste versie).
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.2 Anticumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen
Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
Tussen de toegang van enerzijds:
een woning of een woongebouw, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;
Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij:
ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 12 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegelaten.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1000 volt of meer.
Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van een bestemmingsplan
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheidsinstallaties, aansluiting op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen
Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in gebouwen niet zijnde woningen, woongebouwen, logies verblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen
Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie
De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
Artikel 9.5 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag, nieuwsof huisaanhuisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een meer of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.2 De aanvraag om een vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning en woonwagen
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1
Artikel 1 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.3 van de bouwverordening
Artikel 2 De bij de aanvraag om bouwvergunning behorende gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2.1.6 van de bouwverordening
Artikel 4 Constructieve en aanverwante gegevens
Artikel 6 Eisen ten aanzien van tekeningen
Artikel 7 Eisen ten aanzien van berekeningen (vervallen) Bijlagen 2 t/m 6
Hoofdstuk 1. Advisering door de welstandscommissie
1 De welstandscommissie is een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan de Burgemeester en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats,waarvoor een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van de welstand.
2 De welstandscommissie voert haar taken uit in onafhankelijkheid.
3 De welstandscommissie is beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid en baseert haar advies uitsluitend op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.
1 De welstandscommissie is belast met wettelijk verplichte en niet–wettelijk verplichte taken. De wettelijk verplichte taken worden uitgevoerd op grond van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2 De welstandscommissie adviseert Burgemeester en wethouders over de welstandsaspecten van de aanvragen voor vergunningplichtige bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3 De welstandscommissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden.
Hoofdstuk 2. Samenstelling van het welstandscommissie
1 De welstandscommissie bestaat uit tenminste twee leden.
2 De leden van de welstandscommissie worden voorgedragen door de stichting Dorp, Stad en Land.
3 Stichting Dorp, Stad en Land draagt een plaatsvervanger voor die deze leden bij afwezigheid kan vervangen.
Artikel 4 Profielschets van alle commissieleden
1 De leden van de welstandscommissie moeten geïnteresseerd zijn in Veere en de gemeente kennen of willen leren kennen.
2 De leden van de welstandscommissie zijn bereid zich te verdiepen in het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in de brede zin van de gemeente en baseren zich bij de beoordeling van bouwplannen uitsluitend op welstandscriteria zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
3 De leden van de welstandscommissie moeten in staat zijn bouwplantekeningen te lezen en cultureel besef en kennis hebben van de (geschiedenis van de) bouwkunst.
4 De leden van de welstandscommissie zijn onpartijdig, dat betekent dat zij geen persoonlijk belang mogen hebben bij de door Burgemeester en wethouders te nemen beslissingen en dat zij hun taak niet met vooringenomenheid mogen vervullen.
5 De leden van de welstandscommissie mogen geen professionele opdrachten aanvaarden en uitvoeren binnen de gemeente.
6 De leden van de welstandscommissie moeten in staat zijn hun oordeel begrijpelijk te verwoorden, met respect voor allen die bij de advisering een rol spelen. Dit vraagt van alle commissieleden zekere communicatie vaardigheden.
7 De leden van de welstandscommissie hebben een geheimhoudingsplicht inzake aan hen voorgelegde plannen en beleidsdocumenten.
Artikel 5 Profielschets van de voorzitter
1 De voorzitter is verantwoordelijk voor het functioneren van de welstandscommissie en bewaakt de deugdelijkheid van de welstandsadvisering in de brede zin.
2 De voorzitter geeft leiding aan de vergadering en bewaakt de voortgang van de agenda. In de discussies draagt hij of zij er zorg voor dat alle commissieleden hun mening voldoende naar voren te kunnen brengen. Na de discussie geeft de voorzitter een korte, heldere samenvatting van het te brengen advies, als basis voor de schriftelijke uitwerking.
3 De voorzitter organiseert met de commissie een jaarlijkse, inhoudelijke evaluatie van de werkzaamheden. De uitkomsten van het evaluatiegesprek wordt opgenomen in het jaarverslag van de welstandscommissie.
Artikel 6 Profielschets van het architectlid
1 Het architectlid is verantwoordelijk voor de inhoudelijke kwaliteit van de welstandsadviezen.
2 Het architectlid is een geregistreerd architect die zich door opleiding en ervaring kwalificeert om zitting te nemen in de welstandscommissie.
3 Het architectlid heeft een eigen, actieve beroepspraktijk en heeft ervaring met het beoordelen van ontwerpen van (aanstaande) collega’s in bijvoorbeeld onderwijssituaties of jury’s.
Hoofdstuk 3. Benoeming en zittingduur
1.De leden van de welstandscommissie worden op voorstel van Burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen door de gemeenteraad.
1 Benoemingen gelden voor een periode van drie jaar met een mogelijkheid tot herbenoeming voor een periode van nog eens drie jaar. Omwille van de continuïteit van de welstandsadvisering worden de leden van de welstandscommissie in beginsel benoemd en herbenoemd in een alternerend systeem.
2 Stichting Dorp, Stad en Land draagt om de drie jaar aan de Raad een nieuw lid (of verzoek tot herbenoeming) voor om in de welstandscommissie zitting te nemen.
Artikel 9 Voortijdige beëindiging van de benoeming van commissieleden
1 De leden van de welstandscommissie kunnen ten allen tijde kenbaar maken hun benoeming te willen beëindigen. Zij geven hiervan schriftelijk drie maanden tevoren kennis aan de gemeenteraad.
2 De gemeenteraad kan in voorkomende gevallen de benoeming van een lid of van alle leden van de welstandscommissie voortijdig beëindigen, wanneer het betreffende commissielid of de betreffende commissieleden naar zijn oordeel niet naar behoren functioneert of functioneren. Dit oordeel wordt met argumenten omkleed.
Hoofdstuk 4. Jaarlijkse verantwoording
1 De welstandscommissie stelt ter uitvoering van artikel 12b, lid 3, Woningwet jaarlijks voor de gemeenteraad een verslag op van haar werkzaamheden, genoemd het ‘jaarverslag’.
2 In dit jaarverslag komt ten minste aan de orde op welke wijze de welstandscommissie
toepassing heeft gegeven aan de in de gemeentelijke welstandsnota opgenomen welstandscriteria. Het jaarverslag signaleert waar de welstandsnota als beleidskader voldoende dan wel onvoldoende houvast heeft kunnen bieden bij de
welstandsbeoordeling en geeft aan waarom in specifieke gevallen is afgeweken van het vastgestelde beleid.
3 Voorts kan de welstandscommissie in haar jaarverslag aandacht besteden aan de werkwijze van de commissie, op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, de aard van de beoordeelde plannen en bijzondere projecten. De welstandscommissie kan in haar verslag aanbevelingen doen ten aanzien van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en het welstandsbeleid in het bijzonder.
4 Het verslagjaar loopt van januari tot en met december. Het vastgestelde jaarverslag
wordt jaarlijks aangeboden aan de gemeenteraad.
5 Bespreking van het jaarverslag in de gemeenteraad wordt gecombineerd met de
jaarlijkse op te stellen rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht door
Hoofdstuk 5. Termijn van advisering van vooroverleg
Artikel 11 Termijn van advisering bij de bouwaanvraag
1 De welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid is bij de beoordelingen van aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen gebonden aan de in de Bouwverordening genoemde termijn voor het uitbrengen van advies.
2 Binnen de in de Bouwverordening genoemde termijnen voor het uitbrengen van advies kan de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid het welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is.
Artikel 12 Overschrijding van de termijn
1.Indien de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid niet binnen de Bouwverordening gestelde termijn tot een advies komt, beoordelen Burgemeester en wethouders zelf of een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet in strijd is met de redelijke eisen van de welstand. Daarbij nemen zij de in de welstandsnota opgenomen criteria in acht. De welstandscommissie wordt van deze van beoordeling in kennis gesteld.
Artikel 13 Vooroverleg over principeaanvraag
1 De gemeente biedt de mogelijkheid om, voorafgaand aan het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen door middel van het indienen van principeaanvraag vooroverleg te plegen met de welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid, over interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van het bouwplan.
2 De welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerd lid draagt uiterste zorg voor consistente beoordelingen in verschillende planfasen.
3 Het vooroverleg vindt in principe niet plaats in het openbaar, tenzij de planindieners, het bevoegd gezag en de welstandscommissie van mening zijn dat openbare behandeling geen belangen schaadt en de transparantie van het welstandstoezicht ten goede komt.
4 Van het vooroverleg wordt altijd verslag gemaakt, dat men de besproken bescheiden wordt opgenomen in dossier. De welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid geeft aan in welke fase het plan werd beoordeeld en op welke wijze de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen uiteindelijk zal worden beoordeeld.
Artikel 14 Beëindiging vooroverleg
1.Als een principeaanvraag tijdens de vooroverlegfase drie keer negatief wordt beoordeeld door de welstandscommissie dan wel het namens haar gemandateerde lid en er tijdens het proces geen noemenswaardige vooruitgang wordt geconstateerd, kan de welstandscommissie het vooroverleg beëindigen en via de ambtelijk secretaris contact opnemen met de portefeuillehouder om de (politieke) consequenties hiervan te bespreken.
Artikel 15 Geldigheidstermijn welstandsadvies principeaanvraag
1.Een welstandsadvies over principeaanvraag blijft zes maanden van kracht. Deze termijn geldt niet indien de welstandscommissie en de planindiener schriftelijk een andere termijn overeenkomen.
Hoofdstuk 6. Openbaarheid van vergaderen en plantoelichting
Artikel 16 Openbare behandelingen van bouwaanvragen
1 De behandeling van aanvragen omgevingsvergunningen voor het bouwen door de welstandscommissie dan wel door een gemandateerd lid van de commissie is openbaar tenzij de planindiener, het bevoegd gezag of de welstandscommissie van mening zijn dat er op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur klemmende redenen zijn voor geheimhouding. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen als voor het formuleren van de conclusie c.q. het welstandsadvies.
2 Belangstellenden en belanghebbenden kunnen de vergadering van de welstandscommissie bijwonen.
3 Belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen voor het begin van de vergadering spreektijd aanvragen bij de voorzitter. De voorzitter stelt, mede afhankelijk van de agenda, de maximale spreektijd van een ieder vast. Spreektijd kan slechts worden gebruikt voor het geven van visie op de welstandsaspecten van het plan. Een belangenafweging of beoordeling, anders dan op basis van de vastgestelde welstandscriteria vindt niet plaats tijdens de welstandsbeoordeling.
4 Goedgekeurde notulen van de behandeling van bouwaanvragen zijn openbaar.
Artikel 17 Bekendmaking van de agenda
1 De data, het tijdstip en de locatie van de welstandsvergaderingen worden door de ambtelijke secretaris ter kennis gesteld.
2 Uiterlijk één dag voorafgaand aan de vergaderingen van de welstandscommissie wordt bekend gemaakt dat de agenda ter inzage ligt.
Artikel 18 Plantoelichting door indiener en/of ontwerper
1 Als een planindiener en/of ontwerper hierom bij het indienen van het plan heeft verzocht, wordt deze door de ambtelijk secretaris uitgenodigd voor het geven van een toelichting tijdens de vergadering waarin het plan wordt behandeld.
2 Indien de welstandscommissie dan wel een namens haar gemandateerd lid een nadere toelichting gewenst acht dan wordt de planindiener en/of ontwerper door de ambtelijk secretaris uitgenodigd voor het geven van een toelichting tijdens de vergadering waarin het plan wordt behandeld.
3 Een plantoelichting is bedoeld voor een korte toelichting op de planfilosofie en de gemaakte keuzes in relatie tot de welstandscriteria, door de planindiener en/of ontwerper.
Hoofdstuk 7. Afdoening bij mandaat
Artikel 19 Mandaat namens de welstandscommissie
1 De welstandscommissie kan een lid schriftelijk mandateren om bepaalde taken uit te voeren. De gemandateerde voert de taak uit onder verantwoordelijkheid en namens de commissie, wat moet blijken uit bijvoorbeeld de ondertekening.
2 Eén van de taken die door de welstandscommissie aan één of meer leden kunnen worden gemandateerd is het uitbrengen van het welstandsadvies voor bouwplannen van relatief geringe ruimtelijke betekenis of van bouwplannen waar de mening van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld. De gemandateerde heeft hierbij een volledig mandaat, dat wil zeggen dat zowel positieve als negatieve adviezen kunnen worden gegeven.
3 Eén van de taken die door de welstandscommissie aan één of meer van haar leden kunnen worden gemandateerd is het voeren van vooroverleg met de planindieners en/of ontwerpers. Dit kan zelfstandig gebeuren dan wel door deelname in een ‘kwaliteitsteam’. Bij het gemandateerd vooroverleg moet altijd minstens eenmaal een welstandsbeoordeling door de commissie plaatsvinden. Daarbij doet de gemandateerde verslag van wat er tijdens het vooroverleg (namens de commissie) is besproken en besloten. De commissie geeft daarna, binnen dit kader haar oordeel.
4 Bij enige vorm van twijfel legt de gemandateerde het betreffende bouwplan alsnog voor aan de commissie.
5 Voor behandeling van bouwplannen onder mandaat gelden verder dezelfde reglementen als voor behandeling van bouwplannen door de commissie.
Hoofdstuk 8. Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
Artikel 20 Inhoud van het advies
1 Het welstandsadvies wordt opgesteld door de welstandscommissie, dan wel door een gemandateerd lid van deze commissie.
2 Het welstandsadvies geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, al dan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, uitsluitend te beoordelen aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota.
3 Het welstandsadvies is niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht.
4 Het welstandsadvies kan worden gecombineerd met suggesties voor beleid of procedurele zaken die naar mening van de commissie in acht genomen zouden moeten worden. Deze suggesties zijn vrijblijvend en staan duidelijk los van de conclusie van het welstandsadvies zelf.
5 Het welstandsadvies mag nooit zodanig zijn geformuleerd dat één der betrokkenen zich daardoor beledigd of in goede naam of eer aangetast kan voelen.
Artikel 21 Conclusie van het advies
1.Het welstandsadvies kan de volgende conclusies hebben:
1. Niet strijdig: het plan voldoet naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria aan redelijke eisen van welstand. Dit advies kan worden gecombineerd met suggesties om het plan op een (nog) hoger niveau te tillen. Deze suggesties zijn vrijblijvend en staan duidelijk los van de conclusie van het welstandadvies zelf.
1. Strijdig tenzij wordt voldaan aan de opmerkingen: het plan voldoet naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan de redelijke eisen van welstand, tenzij het op ondergeschikte punten wordt aangepast. Deze punten worden ondubbelzinnig genotuleerd of op de tekening aangegeven. De ambtelijk secretaris nodigt daarna de planindiener uit om binnen de wettelijke afhandelingtermijn een aangepast plan in te dienen dat vervolgens door een gemandateerd lid van de welstandscommissie wordt beoordeeld.
1. Strijdig: het plan voldoet naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan de redelijke eisen van welstand. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen in het planconcept of de uitwerking van het onderwerp noodzakelijk zijn.
Artikel 22 Schriftelijk motivering
1 De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.
2 Het welstandsadvies wordt door de ambtelijk secretaris opgemaakt aan de hand van de bevindingen van de welstandscommissie.
3 Bij positieve advisering kan een expliciete motivering achterweg blijven, tenzij het bevoegd gezag daarom verzoekt of er bezwaar tegen het bouwplan wordt ingediend.
4 Een positief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd als er sprake is van een bijzondere situatie waarbij wordt geadviseerd om een plan, in afwijking van de van toepassing zijnde gebiedsgerichte c.q. objectgerichte welstandscriteria, goed te keuren.
Artikel 23 Toelichting op het welstandsadvies
1 De planindiener en/of de ontwerper kan verzoeken om een mondelinge toelichting op het welstandsadvies.
2 Deze toelichting wordt in eerste instantie gegeven door de ambtelijk secretaris.
3 Indien de planindiener en/of ontwerper vervolgens een nadere toelichting wenst wordt een afspraak gemaakt met de welstandscommissie dan wel met een namens haar gemandateerd lid.
Hoofdstuk 9. Welstandsoordeel van B & W
Artikel 24 Welstandsoordeel van Burgemeester en Wethouders
1 De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de omgevingsvergunning voor het bouwen ligt bij het bevoegd gezag. Burgemeester en wethouders hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen welstandscriteria.
2 Burgemeester en wethouders vragen bij elke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de omgevingsvergunning voor het bouwen reeds op een andere grond moet worden geweigerd.
3 Burgemeester en wethouder vergewissen zich ervan dat het welstandsadvies waarop zij hun welstandsadvies baseren, naar inhoud en wijze van totstandkoming deugdelijk is.
Artikel 25 Afwijken op inhoudelijke grond
1 Het bevoegd gezag kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het welstandsadvies met inachtneming van artikel 2.10 lid 1, sub d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd,of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast.
2 Indien Burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie, dan kunnen zij voordat het besluit op de vergunningsaanvraag wordt genomen een second opinion vragen.
3 Indien het bevoegd gezag op inhoudelijke grond afwijken van het welstandsadvies wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel 26 Afwijken van de welstandscriteria
1 Burgemeester en wethouders kunnen, op basis van artikel 4:84 van de Algemene wetbestuursrecht en op advies van de welstandscommissie, afwijken van de in de gemeentelijke welstandsnota opgenomen gebiedsgerichte of objectgerichte welstandscriteria. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan ofwel de gebiedsgerichte, ofwel de objectgerichte welstandscriteria. Voorwaarde is wel dat er voor het overige wel aan de redelijke eisen van welstand wordt voldaan. Burgemeester en wethouders zullen uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat plannen in principe moet passen in hun omgeving. De regeling is nadrukkelijk bedoeld voor afwijkende plannen van uitzonderlijke kwaliteit.
2 Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd.
Artikel 27 Afwijken om andere redenen
1 Het bevoegd gezag kan, op basis van artikel 2.10, lid 1, sub d. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen ondanks strijdigheid van dat plan met redelijke eisen van welstand, indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard.
2 Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd.
3.Het bevoegd gezag zal uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit ook van algemeen belang is.
1 Belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van het bevoegd gezag op de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
2 In de bezwaarschriftenprocedure heroverweegt het bevoegd gezag het besluit nadat belanghebbenden tijdens een hoorzitting hun standpunten nader hebben kunnen toelichten.
3 In de bezwaarschriftenprocedure kan het bevoegd gezag een second opinion vragen.
4 Belanghebbenden die het met de heroverweging van het bevoegd gezag niet eens zijn kunnen hiertegen in beroep gaan.
Artikel 29 Jaarlijkse rapportage door B&W
1 Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12c van de Woningwet jaarlijks een rapportage op voor de gemeenteraad over de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan.
2 In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:de wijze waarop Burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de welstandsadviezen; op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de welstandscriteria; in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand’ (in de zin van artikel 13a van de Woningwet) zijn overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot bestuursdwang.
3 Het verslagjaar loopt van januari tot en met december. De rapportage wordt jaarlijks aangeboden aan de gemeenteraad
4 Bespreking van de rapportage in de gemeenteraad wordt gecombineerd met het jaarverslag van de welstandscommissie.
5 De ambtelijk secretaris is redacteur van de rapportage. De ambtelijk secretaris verzamelt de gegevens, schrijft de teksten, selecteert de afbeeldingen en biedt de conceptrapportage aan ter vaststelling door Burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 10. Advisering over bijzondere plannen
Artikel 30 Advisering over plannen betreffende een beschermd monument
1 Indien voor een bouwactiviteit een omgevingsvergunning voor zowel het bouwen als voor het slopen, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument benodigd is, vindt advisering op grond van artikel 11 van de Monumentenwet geïntegreerd plaats met advisering op grond van artikel 12 van de Woningwet.
2 De gemeente heeft de welstandscommissie en de monumentencommissie juridisch geïntegreerd zodat deze commissie de bevoegdheid heeft te adviseren op grond van de Monumentenwet en de Woningwet. De commissie brengt een integraal advies uit, waarin echter een duidelijke scheiding is aangebracht tussen het welstandsadvies en het advies ten aanzien van het monument.
Artikel 31 Advisering bij plannen onder supervisie
1 De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en planindieners en ontwerpers in de vroege fasen van het planvorming reeds te informeren te begeleiden.
2.Bij het aanstellen van een supervisor zal de afdeling Vergunningen en Handhaving zorg dragen voor een heldere taakomschrijving en een goede afstemming tussen supervisie en welstandsbeoordeling.
2. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten: de supervisor formuleert de welstandscriteria voor het gebied; de welstandscriteria gelden na vaststelling door de gemeenteraad als leidraad voor de planbegeleiding door de supervisor én als kader voor de welstandsbeoordeling; tijdens het planvormingsproces is de supervisor verantwoordelijk voor tijdige rapportage aan de welstandscommissie.
2. Controversiële kwesties kunnen leiden tot vooroverleg van de welstandscommissie met de ontwerper, de planindiener en/of de supervisor.
3 Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen vindt de definitieve welstandsbeoordeling door de welstandscommissie plaats waarbij de commissie rekening houdt met wat er tijdens het begeleidingsproces is besproken en besloten.
Artikel 32 Advisering over ruimtelijke plannen en Beleidsnota’s
1 De welstandscommissie brengt op verzoek van Burgemeester en wethouders advies uit over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken.
2 De welstandscommissie brengt binnen drie maanden schriftelijk advies uit aan Burgemeester en wethouders over de aan haar voorgelegde ruimtelijke plannen en beleidsnota’s.
3 In haar advies beperkt de welstandscommissie zich tot de raakvlakken van het betreffende plan of nota met het welstandstoezicht. De welstandscommissie onderzoekt de consequenties van het plan of de nota voor het welstandstoezicht, signaleert eventuele tegenstrijdigheden of hiaten in relatie tot het welstandsbeleid.
4 Na vaststelling van het plan of de nota ontvangt de welstandscommissie een definitief exemplaar en een reactie op haar eerder uitgebrachte advies.
Hoofdstuk 11. Ondersteuning van de welstandscommissie
Artikel 33 Ondersteuning vanuit de gemeentelijke organisatie
1 Burgemeester en wethouders wijzen een ambtelijk secretaris aan.
2 De ambtelijk secretaris ondersteunt de welstandscommissie op zodanige wijze dat deze optimaal kan functioneren bij de uitoefening van haar taken als onafhankelijk adviesorgaan van het gemeentebestuur.
3 De ambtelijk secretaris is op geen enkele wijze betrokken bij of verantwoordelijk voor de inhoud van de beraadslagingen en de advisering door de welstandscommissie.
4 De ambtelijk secretaris legt over de inhoud van het werk uitsluitend verantwoording af aan welstandscommissie.
5 De ambtelijk secretaris legt wat betreft de organisatorische en budgettaire aspecten verantwoording af aan de Burgemeester en wethouders.
6 De ambtelijk secretaris is aanwezig bij alle vergaderingen van de welstandscommissie en fungeert als dagelijks aanspreekpunt van de commissie.
7 De ambtelijk secretaris onderhoudt de contacten met de ambtelijke diensten (met name afdeling Vergunningen en Handhaving), neemt de advies aanvragen voor bouwplannen in en bereidt de behandeling van de bouwplannen in de welstandscommissie voor. Hij of zij controleert of de bouwplannen (inclusief de bouwplannen die worden aangeboden voor vooroverleg) zijn voorzien van de voor de welstandstoets benodigde bescheiden, zoals omschreven in de Ministeriële Regeling Omgevingsrecht als bedoeld in § 4.2 van het Besluit Omgevingsrecht.
8 De ambtelijk secretaris verzorgt de agendering en draagt zorg voor dat de welstandscommissie kan adviseren binnen de voorgeschreven beslistermijn.
9 Tijdens de vergadering introduceert de ambtelijk secretaris de bouwplannen. Hij of zij neemt geen deel aan de beoordeling maar informeert de commissie over alle relevante aspecten van het bouwplan.
10 De ambtelijk secretaris stelt het schriftelijk welstandsadvies op aan de hand van de bevindingen van de welstandscommissie. Hij heeft geen enkele invloed op de inhoud van geschreven advies.
11 De ambtelijk secretaris stelt de vergadernotulen op en zorgt voor de administratieve verwerking van de welstandsadviezen.
12 De ambtelijk secretaris maakt de afspraken tussen planindieners en/of ontwerpers en de welstandscommissie.
13 De ambtelijk secretaris treed op als gastheer of –vrouw voor planindieners, ontwerpers of andere bezoekers.
14 De ambtelijk secretaris verzamelt de kwantitatieve gegevens voor de rapportage van
1 Indien de aard van een te beoordelen plan dan wel het beleid daartoe aanleiding geeft kunnen Burgemeester en wethouders en de welstandscommissie in overleg treden over de mogelijkheid om op ad hoc of permanente basis specifieke deskundigen als adviseur van de commissie te raadplegen.
2 De adviseur is geen lid van de commissie maar wordt voorafgaand aan de beraadslaging in de gelegenheid gesteld zijn of haar visie op het plan te geven. De adviseur neemt geen deel aan de beraadslaging en heeft geen stem in de eindbeoordeling.
3 De aanwezigheid van een adviseur wordt altijd vermeld in de vergadernotulen.
1 De welstandcommissie vergadert tenminste om de twee weken volgens een jaarlijks vast te stellen vergaderrooster waarin ook de vergaderlocatie wordt vastgelegd.
2 De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien twee leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn.
1 Alle aanwezige commissieleden brengen één stem uit omtrent het uit te brengen advies.
2 De commissie beslist omtrent het uit te brengen advies bij meerderheid van stemmen.
3 Bij staking van de stemmen wordt de zienswijzen van de voor– en tegenstanders schriftelijk aan Burgemeester en wethouders meegedeeld.
1 Bij verhindering van de voorzitter kiest de commissie uit de aanwezige leden een voorzitter.
2 Bij verhindering van de ambtelijk secretaris wordt deze vervangen door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen plaatsvervanger.
Artikel 38 Onderzoek ter plaatse
1.De welstandscommissie stelt een onderzoek ter plaatse in, indien zij bij beoordeling van een bouwplan van oordeel is dat dit onderzoek redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak nodig is.
1 De ambtelijk secretaris maakt notulen van de vergadering van de commissie.
2 De notulen bevatten de samengevatte welstandsadviezen over aan de commissie voorgelegde bouwplannen (zowel de aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen als de principeaanvragen).
3 De notulen bevatten tevens een verslag van alle andere gespreksonderwerpen van de welstandscommissie.
4 De notulen worden gesplitst in het gedeelte betreffende de behandeling van aanvragen omgevingsvergunning voor het bouwen en het gedeelte betreffende de overige behandelingen en gespreksonderwerpen.