Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand
CiteertitelVerordening Langdurigheidstoeslag 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 20-04-2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet werk en bijstand, art. 8 sub d
  3. Wet werk en bijstand, art. 36
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012Intrekking

06-02-2012

11-02-12, Gemeenteblad 2012, 2

2012/272
23-04-201001-01-201001-01-2012nieuwe regeling

19-04-2010

Gemeenteblad, 2010, 31

2010/133

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Tilburg;

  • -

    gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op de artikelen 8 sub d en 36 van de Wet werk en bijstand;

  • -

    gelet op artikel 149 van de Gemeentewet.

Raadsbesluit

Besluit

Vast te stellen de gewijzigde Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand luidende als volgt:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;

  • c.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Tilburg;

  • d.

    bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 21 van de wet inclusief de gemeentelijke toeslag, exclusief eventuele heffingskortingen;

  • e.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • f.

    langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

  • g.

    vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • h.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • i.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm gemiddeld per jaar en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en ten tijde van de aanvraag woonachtig is in de gemeente Tilburg.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    • a.

      voor gehuwden: 39% van de voor hen geldende bijstandsnorm (100% van het sociaal minimum, netto incl. vakantietoeslag).

    • b.

      voor alleenstaande ouders: 39% van de voor hen geldende bijstandsnorm (90% van het sociaal minimum, netto incl. vakantietoeslag).

    • c.

      voor alleenstaanden: 39% van de voor hen geldende bijstandsnorm (70% van het sociaal minimum, netto incl. vakantietoeslag).

  • 2.

    De bedragen worden naar boven afgerond op hele tientallen en worden jaarlijks in januari vastgesteld en gelden voor het gehele kalenderjaar.

Artikel 4 Onvoorziene omstandigheden

In situaties en omstandigheden waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking één dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2010.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 april 2010.

de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Per 1 januari 2009 is de Wet werk en bijstand (WWB) aangepast. Met de wetswijziging is de langdurigheidstoeslag (LDT) gedecentraliseerd naar de gemeenten. LDT is daarmee een speciale vorm van (categoriale) bijzondere bijstand geworden. Elke gemeente is verplicht gesteld per 1 januari 2009 een verordening LDT in te voeren.

De langdurigheidstoeslag zoals die bestond tot 2009 vond zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin was nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking kwamen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag was dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Deze gedachte is ook in de nieuwe situatie leidend.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

"Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering."

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Gemeenten zijn niet verplicht om bij verordening vast te leggen wat verstaan wordt onder ´geen uitzicht op inkomensverbetering´. De keuze is hier gemaakt om dit begrip niet nader in te vullen. De gedachte is dat de persoon die (minimaal) vijf jaar lang op of net boven het sociaal minimum leeft, daarmee al toont dat hij of zij moeite heeft om inkomensverbetering te bewerkstelligen. Vooronderstelling daarbij is dat weinigen er in vrijheid voor kiezen om langdurig van een laag inkomen te leven. Daarnaast betekent deze keuze een vereenvoudiging van de regelgeving. Het is een arbeidsintensieve taak om op individueel niveau, specifiek in het kader van het recht op langdurigheidstoeslag, het gesprek over de kansen op inkomensverbetering aan te gaan. Conclusies op dit vlak zijn bovendien moeilijk objectiveerbaar en daarmee per definitie vatbaar voor discussie.

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke reïntegratiebeleid. Hierna wordt op de verschillende onderwerpen nader ingegaan.

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. De raad kiest ervoor deze "werkende armen" tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag te rekenen.

Op deze manier is de langdurigheidstoeslag onderdeel van het integrale gemeentelijk beleid op het gebied van armoedebestrijding. Een belangrijke doelgroep binnen de armoedebestrijding is namelijk de groep van werkenden met een laag inkomen. Met name bij deze groep dient de armoedeval te worden bestreden. Door de inkomensondersteunende maatregel langdurigheidstoeslag van toepassing te verklaren op werkende armen, wordt armoede en de armoedeval bij deze doelgroep bestreden.

Hoogte van de toeslag

Tot 2009 was de hoogte van de langdurigheidstoeslag centraal bepaald. Het waren vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Vanaf 1 januari 2009 bepalen gemeenten zelf de hoogte van de toeslag. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

De raad heeft ervoor gekozen om de hoogte van de langdurigheidstoeslag niet te wijzigen. Er is in 2009 aansluiting gezocht bij de percentages, geldend in 2008 vanuit de wettelijke regeling.

Langdurig

De referteperiode tot 2009 was gesteld op vijf jaar. Op dit moment heeft de raad ervoor gekozen deze referteperiode van vijf jaar per 1 januari 2009 te handhaven.

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Na aanvankelijk de maximale inkomensgrens voor 2009 vast te stellen op 105% van het sociaal minimum, heeft de Raad besloten dit voor 2010 op 120% vast te stellen. Hiermee wordt de doelgroep verruimd met "werkende armen" en kunnen de huidige ingewikkelde regels rondom onderbreking van de uitkering afgeschaft worden, zonder mensen uit te sluiten die volgens oud beleid onder de doelgroep vielen.

Vorm verstrekking

De klanten die Sociale Zaken nog niet kent moeten uit eigen beweging een aanvraag indienen. Het onderzoek om vast te stellen of klanten met een WWB-uitkering van de gemeente Tilburg in aanmerking komen voor de nieuwe langdurigheidstoeslag conform gemeentelijk beleid, zullen we trachten zoveel mogelijk uit te voeren met gebruikmaking van gegevens uit de administratie door middel van geautomatiseerde gegevensselectie. De voorwaarde voor automatische toekenning is dat uitgegaan wordt van betrouwbare gegevens, hiermee kan de rechtmatigheid van de verstrekking vastgesteld worden.

We voldoen daarmee aan belangrijke pijlers van gemeentelijk en landelijk beleid: tegengaan van niet-gebruik (armoedemaatregel), beperken van administratieve last en verhogen van dienstverlening aan klanten, individuele toetsing en het beperken van gegevens uitvraag en efficiencymaatregelen in relatie tot uitvoeringskosten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat de definitiebepalingen en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

Wettelijk is geregeld dat de LDT bestemd is voor mensen tussen 21-65 jaar.

Langdurig wordt aangeduid met 60 maanden. Gedurende deze periode moet een laag inkomen zijn geweest, niet hoger dan het in aanmerking te nemen percentage van de bijstandsnorm.

Artikel 3

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In dit model wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm met een afronding op hele tientallen. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De norm van januari is de maatstaf en hiernaar wordt gekeken of de toeslag moet worden aangepast. Er zijn geen bedragen opgenomen in deze Verordening om te voorkomen dat deze onderhoudsgevoelig wordt door de wijzigingen in de normbedragen.

Artikel 5

De wijziging van het norminkomen moet ingaan op 1 januari 2010. Daarom is bepaald dat deze verordening terugwerkt tot 1 januari 2010.