Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering 2011 |
Citeertitel | Verordening Wet Inburgering gemeente Ooststellingwerf 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening Wet Inburgering 2009.
Wet Inburgering, artikelen 6, 19 lid 5, 23 lid 3 en 35
Beleidsregels inburgering 2011.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-10-2011 | nieuwe regeling | 20-09-2011 Nieuwe Ooststellingwerver, 19-10-2011 | Raad, 20-09-2011, C.2 | ||
01-04-2007 | 01-03-2009 | nieuwe regeling | 20-03-2007 Nieuwe Ooststellingwerfer 30-05-2007 | Raad 20-03-2007, no B.2 |
De raad van de gemeente Ooststellingwerf;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 juni 2011;
gelet op de artikelen 6, 19 lid 5, 23 lid 3 en 35 van de Wet inburgering;
de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het vaststellen van een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening of een persoonlijk inburgeringsbudget ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;
Het college biedt ondersteuning bij inburgering en voor zover dat noodzakelijk wordt geacht een voorziening gericht op inburgering, eventueel in combinatie met een voorziening gericht op participatie of arbeidsinschakeling, aan personen die behoren tot de doelgroep zoals benoemd in hoofdstuk 4 van deze verordening.
Het college kan, bij het bepalen van de ondersteuning en voorzieningen, prioriteiten stellen in verband met financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen. Onverlet opname in beleidsregels, kunnen financiële mogelijkheden en kaders worden bijgesteld indien daartoe de noodzaak aanwezig wordt geacht.
Het college kan aan de inburgering nadere verplichtingen verbinden, in aanvulling van de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en voor zover van toepassing uit de WWB, de IOAW, de IOAZ, de Wet participatiebudget, de WEB, de geldende participatieverordening, de geldende verordening WIJ en deze verordening.
Hoofdstuk 4 De vaststelling van het inburgeringstraject
Artikel 4.1 Doelgroepen voor vaststelling
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2 stelt het college in principe voor iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening vast. Als een inburgeraar op een andere wijze wil inburgeren, kan het college hiermee instemmen. Van een voorziening is dan geen sprake.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking, of een vrijwillige inburgeraar bij overeenkomst, een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Artikel 7 De inhoud van de beschikking of overeenkomst
Voor inburgeringsplichtigen wordt het vastgestelde inburgeringstraject vastgelegd in een besluit. Voor vrijwillige inburgeraars wordt het vastgestelde inburgeringstraject vastgelegd in een overeenkomst. Het besluit en de overeenkomst bevatten in ieder geval:
Een opgave van de rechten en verplichtingen van de belanghebbende waarbij, in geval van de vrijwillige inburgeraar, de verplichting om een naar het oordeel van het college redelijk deel van de gemaakte kosten terug te betalen indien aan het vastgestelde inburgeringstraject onvoldoende medewerking wordt verleend en dit de vrijwillige inburgeraar te verwijten is;
Hoofdstuk 5 De bestuurlijke boete
Artikel 8 Handhaving wanneer geen inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld
Aan de inburgeringsplichtige voor wie het college besluit geen inburgerings- of taalkennisvoorziening vast te stellen, stuurt het college een kennisgeving met daarin vermeld informatie over rechten en plichten, het eindniveau dat belanghebbende tenminste moet hebben behaald bij het inburgeringsexamen of een daarmee gelijk te stellen examen en de uiterste datum zoals bedoeld in artikel 7 van de wet waarop aan de inburgeringsverplichting moet zijn voldaan.
Artikel 8.1 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.
De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf.
Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie, volgend op de dag na het genomen besluit door de gemeenteraad met dien verstande dat de artikelen 1 tot en met 7, alsmede de artikelen 9 en 10 terugwerken tot 1 januari 2011.
Toelichting 1 Algemene toelichting
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Sindsdien zijn er vele wijzigingen en aanpassingen doorgevoerd. Het betreft in ieder geval: - De toekenning van de bevoegdheid aan het college om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007 (TK 2007-2008, 31 318); - De toekenning van de bevoegdheid aan het college om een inburgeringsvoorziening in de vorm van toeleiding naar Staatexamen Nederlands als tweede taal I of II aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008 (TK 2007-2008, 31 318);- De toekenning van de bevoegdheid aan het college om in plaats van een inburgeringsvoorziening een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 september 2008 (TK 2007-2008, 31 318); - Het harmoniseren van de handhavingtermijn door deze voor alle inburgeringsplichtigen te stellen op 3,5 jaar (artikel 7, WI). Deze wijziging is in werking getreden per 19 december 2009 (TK 2008-2009, 31 791); - De mogelijkheid van het inzetten van een persoonsgebonden inburgeringsbudget die is opgenomen in de wet (artikel 19, tweede lid, WI). Deze wijziging is in werking getreden per 19 december 2009 (TK 2008-2009, 31 791); - De Regeling van de vrijwillige inburgering die is opgenomen in de Wet inburgering (artikelen 24a tot en met 24f, WI). Deze wijziging is in werking getreden op 1 januari 2010 (TK 2008-2009, 31 791). Met ingang van 1 januari 2009 is bovendien de Wet Participatiebudget in werking getreden die beoogt ruimere mogelijkheden voor participatie te creëren door de budgettaire schotten tussen de Wet werk en bijstand, de Wet inburgering en de Wet educatie en beroepsonderwijs weg te nemen. Per medio september 2009 is overigens de ontschotting voor het educatiedeel opgeschort tot 1 januari 2013. Met de samenvoeging van de budgetten is in principe de belemmering van onderbesteding bij het ene budget en mogelijke tekorten bij de andere budgetten weggenomen. Ook is het gemakkelijker geworden om verschillende voorzieningen volgtijdelijk of gelijktijdig in te zetten en zo inburgering beter aan te laten sluiten op de maatschappelijke participatie van de belanghebbende. De definities van de doelgroepen zijn hiertoe ruimer geformuleerd dan in de afzonderlijke materiewetten. Het is mogelijk een aanbod aan anderen dan de eigen inwoners te doen en de mogelijkheid van een tweede inburgeringsaanbod is geïntroduceerd. Hoewel de verantwoordelijkheid van de gemeente bij het aanbieden van een voorziening primair ligt bij personen uit de doelgroepen zoals genoemd in de materiewetten, hebben gemeenten met de Wet Participatiebudget ruimte om aan personen waarvoor het college in de materiewetten niet nadrukkelijk een verantwoordelijkheid heeft opgedragen gekregen, toch - indien het college dit noodzakelijk acht - een voorziening aan te bieden. De wetgever gaat er daarbij vanuit dat het college spaarzaam van deze ruimte gebruik zal maken en de middelen doelmatig zal inzetten. De geboden ruimte is vooral bedoeld om de gemeente ruimte te bieden bij het oplossen van knelpunten in specifieke individuele gevallen of in specifieke lokale situaties. Met een aantal aanvullende maatregelen in de vorm van subsidieregelingen en dergelijke is door het Rijk een extra stimulans aan de inburgering gegeven. Per 31 december 2008 is in de wet (artikel 19, tweede lid) de mogelijkheid opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening kan regelen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van het doen van een aanbod door het college en het aanvaarden daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. Het voordeel van een dergelijk stelsel kan zijn dat de inburgeringsplichtige, ook de onwillige, in dat geval direct verplicht is medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening. Een nadeel is dat het stelsel voor alle inburgeringsplichtigen toepassing is waardoor de bereidwillige inburgeringsplichtigen minder ruimte krijgen om hun eigen verantwoordelijkheid in te vullen. De ervaring in Ooststellingwerf in de afgelopen jaren heeft geleerd dat er nauwelijks inburgeringsplichtigen zijn die de vaststelling van een inburgeringstraject vervelend vinden, op grond waarvan te vrezen zou zijn dat zij niet of onvoldoende aan hun inburgeringsverplichtingen invulling zullen geven. In dat verband is er voor gekozen om het vaststellingsstelsel te handhaven. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen, die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen, een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen, die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen, een taalkennisvoorziening aanbieden. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,- te betalen voor de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI). De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI): - De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van inburgerings- of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).- De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgerings- of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).- De vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).- De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Artikelsgewijze toelichting
NB: In de Wet inburgering is het begrip ‘inburgeringsvoorziening’ uitgebreid met ‘taalkennisvoorziening’. In de hieronder staande toelichting worden beide begrippen waar mogelijk afzonderlijk genoemd. In een enkel geval wordt uit overweging van leesbaarheid het woord ‘voorziening’ gehanteerd, waarmee zowel inburgeringsvoorziening als taalkennisvoorziening wordt aangeduid.Artikel 1. BegripsomschrijvingenVoor de duidelijkheid worden in de verordening zoveel mogelijk dezelfde begrippen gehanteerd die ook gebruikt worden in de Wet inburgering, het besluit inburgering en de ministeriele regelingen. Ook begrippen uit de Wet participatiebudget en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn van toepassing. In bepaalde gevallen ontbreken definities en worden omschrijvingen gebruikt. Artikel 2. Opdracht collegeLid 1: De opdracht aan het college is zodanig ruim geformuleerd dat deze zich niet beperkt tot inburgering maar in relatie wordt gebracht met de ontplooiing van de belanghebbende en zijn deelname in de Nederlandse maatschappij. Lid 2: Er worden kaders en criteria gegeven voor prioritering van het aanbod van voorzieningen.Lid 3: Op grond van de Wet participatiebudget is het mogelijk om ook voor personen die in een andere gemeente wonen voorzieningen in te zetten. Daarom wordt deze mogelijkheid ingekaderd. Dit is in de lijn met de wijze waarop wordt omgegaan met re-integratietrajecten voor uitkeringsgerechtigden op grond van de WWB.Lid 4: Het college kan, indien het college dit noodzakelijk acht, de ondersteuning of de inzet van voorzieningen uit laten voeren door derden. Artikel 2.2. Aanspraak op ondersteuningLid 1: Uit het oogpunt van kenbaarheid en consistentie is er voor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen in het eerste lid. De opdracht aan het college is immers zodanig ruim geformuleerd dat deze in relatie wordt gebracht met de ontplooiing van belanghebbende en zijn deelname in de Nederlandse samenleving. Dit gaat verder dan het vaststellen van een inburgeringsvoorziening die in de Wet inburgering zelf is opgenomen en past ook binnen de kaders van de Wet participatiebudget.Lid 2: Hier wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van belanghebbende en de criteria die worden gehanteerd bij de vaststelling van voorzieningen.
Artikel 2.3. BeleidsregelsZoals ook in de algemene toelichting is gesteld, geeft de WI aan de gemeenteraad de opdracht om een aantal zaken op het gebied van inburgering in een verordening vast te leggen. In deze verordening is gekozen voor een systematiek waarbij niet alles uitputtend in de verordening is geregeld, maar waarbij gebruik gemaakt wordt van beleidsregels en uitvoeringsbesluiten. Artikel 3. De informatieverstrekkingLid 1: De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.Lid 2: Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. De raad geeft het college de opdracht om (in ieder geval) genoemde middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Artikel 4.1. Doelgroepen voor vaststellingLid 1: Er is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgerings- of taalkennisvoorziening vaststellen. Tot op heden zijn alle inburgeraars tevreden met deze aanpak. Om een te dwingend karakter te voorkomen en de keuzevrijheid van de inburgeraar te respecteren is het mogelijk om af te zien van een aanbod. Lid 2: Hier wordt vastgelegd binnen welke kaders het college vrijwillige inburgeraars bedient. Gekozen is om alleen de groep te bedienen die voornemens is zich definitief te vestigen in Nederland. Artikel 4.2. De samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.Lid1: In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:- De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;- De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;- De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke dienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke dienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.Lid 2: De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld voor een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het vaststellen van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Lid 3: Het college draagt zorg om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Lid 4: Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgerings- of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel. Artikel 5 . De inning van de eigen bijdrage In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,-. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). Lid 1: Hier wordt geregeld dat de eigen bijdrage voor zowel verplichte- als vrijwillige inburgeraars van toepassing is. Dit vanuit het gelijkheidsbeginsel. Lid 2: Hier wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Lid 3: Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening. Artikel 6 . Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgerings- of taalkennisvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening deze verplichtingen vast. Artikel 7 . De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening voor een inburgeringsplichtige is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). Voor een vrijwillige inburgeraar worden deze zaken vastgelegd in een overeenkomst. Artikel 8 . Handhaving wanneer geen inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteldDe inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.Artikel 8.1. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of -regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.Artikel 8.2. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingDit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen 12 maanden opnieuw voordoen.Artikel 9. UitvoeringIn dit artikel is vastgelegd dat het college bevoegd is deze verordening uit te voeren. Onder het college worden tevens begrepen personen aan wie op grond van afdeling 10.1.1. van de Awb mandaat is verleend om in naam van het college besluiten te nemen. Artikel 10. HardheidsclausuleIn de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college stelt de gemeenteraad de beleidskaders vast in een verordening. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen met een nadere uitwerking van het beleid. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leiden, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan de handhaving van het gemeentelijk beleid enerzijds en het individuele belang van de inburgeraar anderzijds. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat er besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.Artikel 11. Inwerkingtreding Om een naadloze aansluiting te zoeken met wettelijke wijzigingen is de ingangsdatum 1 januari 2011. Echter in artikel 5.4 van de Awb is geregeld dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd als een overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn overtreden. Dit betekent dat aan de bepalingen die betrekking hebben op de bestuurlijke boete (artikel 8 van deze verordening) geen terugwerkende kracht kan worden verleend.Artikel 12. IntrekkingHet is de bevoegdheid van de gemeenteraad, die de verordening heeft vastgesteld, om deze ook in te trekken. Ter voorkoming van onduidelijkheid omdat er twee verordeningen naast elkaar bestaan is daarom bepaald dat de verordening inburgering 2009 wordt ingetrokken.