Organisatie | Voerendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Gemeentelijke belastingen |
Regeling vervangt verordening staangeld gemeente Voerendaal 2010
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 22-12-2010 Weekblad Parkstad, 29-12-2010 | 2010 / 13 / 9 |
De raad van de gemeente Voerendaal;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 december 2010;
gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel h, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b van de Gemeentewet;
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2011.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb.
b. woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;
c. huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.
Het recht wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
De grondslag, waarnaar de in artikel 2 bedoelde rechten worden geheven, is het aantal standplaatsen, dat in gebruik wordt genomen.
Het recht wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of een andere schriftuur, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 10 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 10 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijn van betaling
Het recht moet, in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald in zoveel termijnen als er met inbegrip van de maand van dagtekening van de kennisgeving maanden in het heffingstijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld, en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande volzin.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het staangeld..