Organisatie | Voerendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening commissie ruimtelijke kwaliteit voor het district Zuid-Limburg, rayon landelijk Parkstad |
Citeertitel | Verordening commissie ruimtelijke kwaliteit voor het district Zuid-Limburg, rayon landelijk Parkstad |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp | Wonen |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-07-2002 | 01-07-2002 | 29-09-2011 | Nieuwe regeling | 06-05-2002 Weekblad Parkstad, 03-07-2002 | 2002 / 6 / 6 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) de commissie: de rayoncommissie van onafhankelijke deskundigen (commissie ruimtelijke kwaliteit, voorheen welstandscommissie) als bedoeld in artikel 8, lid 6 van de Woningwet en (waar gewenst) de commissie op het gebied van de monumentenzorg, als bedoeld in artikel 15, lid 1 van de Monumentenwet, waarvan de inschakeling is geregeld bij de Monumentenverordening van de gemeente Voerendaal, vastgesteld bij zijn besluit van 30 augustus 1994. Deze commissie is tevens de commissie als bedoeld in het samenwerkingsconvenant dat als bijlage I bij deze verordening is gevoegd;
b) het district: het op grond van het samenwerkingsconvenant als bedoeld in de onder a) genoemde bijlage, gevormde district;
c) het districtsbestuur: het door de betrokken gemeenten benoemde bestuur van het onder b) genoemde district;
d) de stichting: de Stichting Ruimtelijke Kwaliteit Limburg;
Artikel 2 Inleidende bepalingen
De commissie kan tevens bezien of een gemeld bouwwerk of licht vergunningplichtig bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedo eld in artikel 12, eerste lid van de Woningwet.
3. De commissie adviseert burgemeester en wethouders over aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet.
HOOFDSTUK II DE BEVOEGDHEDEN, DE SAMENSTELLING EN DE BENOEMING VAN DE COMMISSIE
Artikel 4 Uitsluiting van bevoegdheden
Burgemeester en wethouders vragen geen advies aan de commissie over een aanschrijving wegens ernstige strijd als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet met betrekking tot het uiterlijk aanzien van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een bouwvergunning is verleend en het betreffende bouwwerk dan wel de standplaats in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.
3. Indien toepassing is gegeven aan het gestelde in het vorige lid, en door burgemeester en wethouders ter zake de aanschrijving als bedoeld in het eerste lid een beleidsregel als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht is vastgesteld, kunnen zij de commissie dan wel de stichting verzoeken hen hieromtrent te adviseren.
Artikel 6 Benoeming, schorsing en ontslag
De leden van de commissie word en benoemd en ontslagen door burgemeester en wethouders, voorgedragen door het bestuur van het district Zuid-Limburg.
Artikel 9 Voorschriften omtrent de werkwijze
Het districtsbestuur kan voorschriften geven omtrent de werkwijze van de commissie.
De commissie kan zich voor het adviseren omtrent complexe bouwplannen op grond van de Woningwet en aanvragen om vergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet, doen bijstaan door de stichting dan wel door deskundige adviseurs uit de pool of andere onafhankelijke deskundigen met specifieke kennis op het terrein van de ruimtelijke kwaliteit en de monumentenzorg.
3. Bij de instemming tot het inwinnen van een advies als bedoeld in het tweede lid, verlenen burgemeester en wethouders tevens machtiging tot het bedrag van de aan dit advies verbonden kosten.
Artikel 12 Onderzoek ter plaatse door de commissie
De commissie kan een onderzoek ter plaatse instellen, indien zij bij de beoordeling van het plan als bedoeld in artikel 11, leden 4 en 5 van oordeel is dat dit onderzoek redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak als bedoeld in artikel 2 van deze verordening nodig is. Gelijke bevoegdheid als bedoeld in de vorige volzin heeft de stichting, ingeval burgemeester en wethouders toepassing geven aan het bepaalde in artikel 22 van deze verordening tot het inwinnen van een contra -advies.
Van plaats en tijdstip van het onderzoek wordt aan de aanvrager, de ontwerper alsmede belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht die een bezwaarschrift op grond van artikel 7:1 van die wet hebben ingediend, mededeling gedaan. Bij de mededeling als bedoeld de vorige volzin wordt gewezen op de mogelijkheid bij het onderzoek aanwezig te kunnen zijn.
Artikel 13 Onvolkomenheden van geringe bete kenis in het ontwerp bouwplan
De commissie vermijdt dat omtrent een bouwplan, waaraan onvolkomenheden kleven van geringe betekenis en waaromtrent het overleg als bedoeld in artikel 11, leden 2 en 3 tot een negatief oordeel heeft geleid omtrent dit plan, ad vies wordt uitgebracht aan burgemeester en wethouders, mits de termijnen dit toelaten.
Zodra een omstandigheid als bedoeld in het vorige lid zich voordoet en de commissie van oordeel is dat de in dit lid bedoelde onvolkomenheden op eenvoudige wijze binnen de geldende termijnen ongedaan kunnen worden gemaakt, treedt de commissie, alvorens advies uit brengen aan burgemeester en wethouders, in overleg met de aanvrager en de ontwerper van het bouwplan.
3. De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op een plan als bedoeld in de Monumentenwet.
Artikel 14 Het adviseren omtrent de ontwikkeling van bouwplannen in aangewezen gebieden van de gemeente
Artikel 15 De inschakeling van de commissie omtrent ruimtelijke kwaliteitsplannen
Burgemeester en wethouders kunnen alle plannen met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit zoals stedenbou wkundige plannen, plannen voor de (her)inrichting van de openbare ruimte en ontwerp- bestemmingsplannen, alsmede ontwerpen van beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, voor advies aan de commissie voorleggen.
Artikel 17 Onpartijdige behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bouwplan dan wel een aanvraag om vergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet, indien daarbij de schijn van partijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 18 Wijze van planbeoordeling
3. Het gestelde in de leden 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft de vastgestelde criteria en beleidsregels op het gebied van de monumentenzorg.
4. Indien de commissie van oordeel is dat bijzondere omstandigheden nopen tot afwijking van het gestelde in het tweede lid van dit artikel dan geeft zij bij het uitbrengen van het advies aan burgemeester en wethouders, schriftelijk gemotiveerd aan op grond waarvan een afwijking van de beleidsregel gerechtvaardigd is.
De commissie kan geen advies uitbrengen indien niet tenminste twee leden aanwezig zijn. Indien stemming wordt gevraagd en de stemmen staken, dient het betreffende bouwplan opnieuw in de commissie te worden gebracht, waarbij naast de vaste leden één reservelid aanwezig dient te zijn. Deze bepaling is gezien de afwijking van het aantal leden (2) ten opzichte van de model- verordening (3) eveneens aangepast ten opzichte van de model-verordening.
HOOFDSTUK IV BIJZONDERE BEPALINGEN
3. Alvorens tot het inwinnen van dit contra-advies over te gaan geven burgemeester en wethouders hiervan kennis aan de commissie. Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager van de vergunning eveneens op de hoogte van het voornemen als bedoeld in het eerste lid. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet.
Artikel 22 Verslag van verrichte werkzaamheden door de commissie
Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde verslag bevat een uiteenzetting van de wijze waarop de commissie toepassing heeft gegeven aan de criteria van redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 8, lid 6, juncto artikel 12 van de Woningwet, de beleidsregels in de zin van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de toepassing van de criteria en beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht op grond waarvan zij de aanvragen om vergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet hebben beoordeeld.