Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2010-2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNuenen, Gerwen en Nederwetten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2010-2014
CiteertitelReïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2010-2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147, eerste lid
  2. Wet werk en bijstand, artikelen 7, 8, 9 en 10
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, artikelen 34, 35, 36 en 37
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers, artikelen 34, 35, 36 en 37

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-11-201001-07-201001-01-2015Nieuwe regeling

23-06-2010

Rond de Linde, 25-11-2010

40
26-11-201001-07-201001-07-2010nieuwe regeling

23-06-2010

Rond de Linde, 25-11-2010

40

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2010-2014

De raad van de gemeente Nuenen c.a.;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 mei 2010;

 

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,

de artikelen 7, 8, 9 en 10 van de Wet werk en bijstand,

de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en

de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

 

besluit vast te stellen de volgende verordening

 

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand 2010-2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • c.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • d.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers jonger dan 23 jaar;

  • e.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 8 eerste lid;

  • f.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • g.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • h.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen c.a.;

  • j.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Nuenen c.a.;

  • k.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • l.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt aan iedere Nederlander (of daarmee gelijk gestelde) van 18 jaar en ouder, aan iedere Nederlander van 17 jaar of jonger met startkwalificatie of vrijstelling van kwalificatie, aan iedere Nederlander van 16 en 17 jaar voor wie schooluitval dreigt maar die door een leer- / werktraject alsnog een startkwalificatie kan halen, ondersteuning bij Participatie aan de samenleving en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening het meest doelmatig is met het oog op participatie.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning een voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1.

    De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening 4- jaarlijks een reïntegratiebeleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Dit plan omvat in elk geval

    • -

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • -

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • -

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3.

    Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 4.

    Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van de Cliëntenraad Sociaal beleid.

Artikel 4 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Ten aanzien van een belanghebbende voor wie de verplichtingen van artikel 9 van de wet, artikel 37 van de IOAW of artikel 37 van de IOAZ gelden, verbindt het college het gebruikmaken van een aangeboden voorziening als plicht aan het recht op uitkering.

  • 2.

    Het aanbod van een reïntegratievoorziening ten behoeve van andere dan in het eerste lid bedoelde belanghebbenden geschiedt in de vorm van een overeenkomst, waarbij wordt vastgelegd dat belanghebbende de kosten van de reïntegratievoorziening geheel of gedeeltelijk zal terugbetalen ingeval hij verwijtbaar niet of niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 4.

    Indien een persoon, uitkeringsgerechtigde of niet uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 5 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Bij de beslissing op een aanvraag voor ondersteuning of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling houdt het college rekening met de mogelijkheden, eventuele zorgtaken en capaciteiten van belanghebbende, het reïntegratieadvies van het CWI en de beschikbaarheid van specifieke reïntegratievoorzieningen, mede rekening houdend met evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid onder a WWB genoemde groepen.

  • 3.

    Voorzover het een door het college noodzakelijk geachte voorziening betreft, biedt het college

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde de noodzakelijk geachte voorziening aan;

    • b.

      de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, een overeenkomst aan betreffende de noodzakelijk geachte voorziening.

  • 4.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan de ondersteuning of voorziening nadere verplichtingen verbinden, die gericht zijn op de aard van de ondersteuning of voorziening en de omstandigheden en mogelijkheden van belanghebbende.

  • 5.

    Het college kan de ondersteuning of de voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de uitkeringsgerechtigde zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet of de artikelen 13 en 37 IOAW of de artikelen 13 en 37 IOAZ niet of onvoldoende nakomt;

    • b.

      belanghebbende niet of niet voldoende gebruik maakt van de ondersteuning of voorziening of de verplichtingen bedoeld in het tweede lid niet nakomt

    • c.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet of de IOAW of IOAZ;

    • d.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt of hoeft te worden gemaakt van ondersteuning of een voorziening;

    • e.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 6.

    het college neemt in de aangeboden overeenkomst, als bedoeld in lid 3 sub b, een boetebeding op, op grond van artikel 6:91 BW waarin de Afstemmingsverordening van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op belanghebbende.

  • 7.

    Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot 19, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 6 Werkstages

  • 1.

    Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Deze werkstage duurt maximaal 6 maanden bij dezelfde werkgever.

  • 4.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5.

    In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 7 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 8 Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3.

    Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    Met het reïntegratiebedrijf worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Artikel 9 Loonkostensubsidies

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluiten;

  • 2.

    Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 10 Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 11 Inkomstenvrijlating

Indien een uitkeringsgerechtigde arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dat de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, wordt 25% van dit inkomen gedurende maximaal zes aaneengesloten maanden vrijgelaten tot het in artikel 31 lid 2 sub o van het in de wet genoemde maximumbedrag.

Artikel 12 Premies

  • 1.

    Het college kan aan personen een activeringspremie toekennen.

  • 2.

    Deze premie wordt verstrekt indien het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid betreft, niet zijnde gesubsidieerde arbeid.

  • 3.

    In het beleidsplan worden regels opgenomen over doelgroepen en de hoogte van de premies.

Artikel 13 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • 1.

    verhuiskosten

  • 2.

    reiskosten woon-werkverkeer

  • 3.

    kosten voor kinderopvang

  • 4.

    representatiekosten.

Artikel 14 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 9 en 10, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand 2010-2014 gemeente Nuenen c.a.”

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010, na publicatie van het blad waarin zij is geplaatst.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 juni 2010.

 

de voorzitter de griffier