Organisatie | Tytsjerksteradiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening Gemeente Tytsjerksteradiel |
Citeertitel | Bouwverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
WABO
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 01-04-2012 | Nieuwe regeling | 17-06-2010 Actief, 08-09-2010 | Onbekend |
gewijzigd (8e serie wijzigingen, m.u.v. de bepalingen over welstand) op 27 januari 2003
gewijzigd (8.2e serie wijzigingen m.b.t. welstand) op 24 juni 2004
gewijzigd (9e serie wijzigingen), in werkingtreding op 4 november 2004
gewijzigd (10e serie wijzigingen), in werkingtreding op 31 maart 2005
gewijzigd (11e serie wijzigingen), inwerkingtreding op 8 februari 2007
gewijzigd (12e serie wijzigingen), inwerkingtreding op 26 juli 2007
gewijzigd (13e serie wijzigingen), inwerkingtreding op 1 oktober 2010
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1.In deze verordening wordt verstaan onder:
-hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;
-bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;
-de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;
-degene, die ingevolge artikel 92, tweede lid van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht
-elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8
-hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste lid van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;
-de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;
-de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld;
-een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
-een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;
Omgevingsvergunning voor het bouwen
-vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Omgevingsvergunning voor het slopen
-vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruibare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn..
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen..
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht
van de bij dit besluit behorende bijlage, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en / of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet Bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer.
Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of
begaanbaar pad aanwezig zijn.’
c.ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en 2.40 van het Bouwbesluit.’
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
1 Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel.2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten.
2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Artikel 2.5.29 Ontheffing voor overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
1 Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
2 De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.
Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
a indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
b indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst – ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
3 Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
4 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in awijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:
a indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtroute aanduidingen
Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties
Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties
Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties
Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties
Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties
Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties
Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen
Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen
Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen
Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid
Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen
Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
De in artikel 3.119 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding:
Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
De in artikel 2.46 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit:
Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van het aardgasdistributienet dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op woningen, waarin voor het kunnen koken een andere energiebron dan gas aanwezig is en voor verwarming geen individuele aansluiting van gastoevoer nodig is.
Artikel 2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming
Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet), aanwezig is, moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening:
Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
De in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde’ respectievelijk ‘de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde’ respectievelijk ‘de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten zijn aangesloten aan een openbaar riool.
Op aanwijzing van het bevoegd gezag krachtens de Wet Milieubeheer moet worden bepaald of er al dan niet voorzieningen in de bedoelde aansluitingleiding moeten worden tussengeschakeld ter verzekering van de goede werking of de goede staat van het openbaar riool, dan wel ter voorkoming van hinder voor andere aangeslotenen aan het openbaar riool, ingeval de hoeveelheid of de aard van de af te voeren stoffen daartoe aanleiding geeft.
Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Indien de in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde’ respectievelijk ‘de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de in artikel 3.31 van het Bouwbesluit bedoelde’ respectievelijk ‘de in artikel 3.41 van het Bouwbesluit bedoelde, aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, gelden de volgende bepalingen:
zijn aangesloten aan een in de grond aangebrachte opvang- en bezinkingsvoorziening van voldoende capaciteit, welke voorziening in verband met de grootte van de te ontwateren oppervlakken en de bodemgesteldheid ter plaatse moet zijn gelegen op voldoende afstand van de perceelgrenzen en de bebouwing op het perceel.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder a en b en het tweede lid onderdeel c indien afvoer op andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem en lucht mogelijk is of ten aanzien van onderdeel c de bodemgesteldheid en de grondwaterafvoer ter plaatse, dan wel de omvang van het perceel de infiltratie van hemelwater niet toelaten.
Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
Leidingen van de buitenriolering op erven en terreinen mogen geen vernauwingen in de stroomrichting bevatten en moeten een vloeiend beloop hebben, alsmede een voldoende lucht- en waterdichtheid en een voldoende binnenwerkse middellijn.
Aan beide laatstgenoemde eisen wordt geacht te zijn voldaan, indien wordt voldaan aan het bepaalde in NEN 3215, uitgave 2007.
Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen
De in de artikelen 2.7.1, 2.7.2, 2.7.3 en 2.7.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich tezamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd.
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk
Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden
Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden
Op het bouwterrein moeten, voor zover van toepassing op het bouwwerk, aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven:
Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw
Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend mag
Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
Het bouwtoezicht dient - voor zover het betreft bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en onverminderd het bepaalde in de voorwaarden van de een omgevingsvergunning voor het bouwen - ten minste twee dagen voor de aanvang van elk der hierna te noemen onderdelen van het bouwproces in kennis te worden gesteld:
Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen
Zolang de bouwwerkzaamheden niet zijn voltooid moeten alle opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoeken worden verricht, welke het bouwtoezicht in het kader van de controle op de naleving van deze verordening en van het Bouwbesluit nodig acht.
Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten
Bij het bemalen van bouwputten, leidingsleuven en andere tijdelijke ontgravingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden mag niet op zodanige wijze water aan de bodem worden onttrokken, dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast op een wijze die de veiligheid van die bouwwerken schaadt.
Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein
Het bouwen en het verrichten van alles wat daarmee in verband staat, moet geschieden op veilige wijze, onder meer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van de weg en de in de weg gelegen werken en de weggebruikers en ten behoeve van naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers.
1 Het bouwafval moet op de bouwplaats ten minste worden gescheiden in de volgende fracties:
a de als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen van hoofdstuk 17 de Afvalstoffenlijst behorende bij de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nr. 158, blz. 9);
b steenwol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt;
c glaswol, mits dit meer dan 1 m3 per bouwproject bedraagt;
2 Overig afval, zoals bedoeld in het voorgaande lid onder d, en de fracties, bedoeld in het voorgaande lid onder a, b en c, moeten op de bouwplaats gescheiden worden gehouden.
3 Indien de totale hoeveelheid bouwafval die vrijkomt bij een bouwproject minder bedraagt dan de inhoud van één container van 10 m3, mag degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht dit bouwafval meenemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag.
Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden
leidingdoorvoeren en mantelbuizen door wanden en vloeren beneden straatpeil;
b.van de thermische isolatie in de spouw van wanden, alsmede van de thermische isolatie in
moet het bouwtoezicht onmiddellijk na de voltooiing van de onder a en b bedoelde werkzaamheden in
Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming
Het is verboden na de bouw van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is verleend, het bouwwerk in gebruik te geven of te nemen, indien het bouwwerk niet gereed is gemeld bij het bouwtoezicht.
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte.
Indien de toegang van een gebouw meer dan 10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's, ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer, tenzij de aard, de ligging en het gebruik van het gebouw zulks niet vereisen.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is gelegen.
Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten
en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of begaanbaar pad aanwezig zijn.
Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtroute-aanduidingen
Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidinstallaties in gebouwen niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen
Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding
De in De in de artikelen 3.123 en 3.124 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor drinkwater moeten zijn aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding:
Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet
De in De in artikel 2.52 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige elektriciteitsvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare distributienet voor elektriciteit:
Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet
De in de in artikel 2.72 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige gasvoorziening moet zijn aangesloten aan het openbare- distributienet voor aardgas:
Niet van toepassing is voorgaande eis op:
Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering
De in artikel 3.36 van het Bouwbesluit bedoelde, in bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën, alsmede de eventueel in of aan bouwwerken aanwezige voorzieningen voor de afvoer van hemelwater moeten, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.6, op een doeltreffende wijze zijn aangesloten aan een openbaar riool.
Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering
Indien het gestelde in artikel 5.3.4, tweede lid, van toepassing is, gelden de volgende bepalingen:
voor de opvang van faecaliën, afkomstig uit toiletten zonder waterspoeling, moeten een doeltreffende beerput zonder overstort, een doeltreffende gierput of een doeltreffende rottingput met overstort aanwezig zijn, alsmede een doeltreffende aansluitleiding tussen die toiletten en de genoemde put, tenzij op andere zodanige wijze wordt geloosd dat geen verontreiniging van water, bodem of lucht kan optreden;
Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen
Artikel 2.7.6 en de bijbehorende bijlage 7 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen
De in de artikelen 5.3.1, 5.3.2, 5.3.3 en 5.3.4 bedoelde afstand moet worden gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt en tot het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij een leiding van het distributienet bevindt. Hierbij moeten bouwwerken die zich tezamen op één erf of terrein bevinden, als één bouwwerk worden beschouwd.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid.
Het normale onderhoud van een bouwwerk dient zodanig te geschieden dat het bouwwerk zich in zindelijke staat bevindt.
Artikel 6.1.7 Verplicht aanwezige bescheiden
Paragraaf 2 Het voorkomen van brand en het beperken van brand en brandgevaar
Artikel 6.2.3 Opslag en verwerking stoffen
Paragraaf 3 Het bestrijden van brand en het voorkomen van ongevallen bij brand
Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen
Het is verboden een woning te bewonen met of toe te staan dat een woning wordt bewoond door meer dan één persoon per 12 m2 gebruiksoppervlakte.
Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens
Het is verboden een woonwagen te bewonen met of toe te staan dat een woonwagen wordt bewoond door meer dan één persoon per 6 m2 gebruiksoppervlakte.
Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid
Het is verboden een bouwwerk, een open erf of terrein te gebruiken of te doen gebruiken, indien door of namens burgemeester en wethouders is medegedeeld, dat zulks gevaarlijk is in verband met:
Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne
Indien tengevolge van het niet functioneren - hieronder begrepen het afgesloten zijn - van de ingevolge het Bouwbesluit verplicht aanwezige voorzieningen tot het kunnen afvoeren van faecaliën, het kunnen beschikken over drinkwater het kunnen beschikken over gedistribueerd gas en het kunnen beschikken over gedistribueerde elektriciteit een onvoldoende veiligheid of een onvoldoende hygiëne aanwezig is, kan het bevoegd gezag gelasten het gebruik van het bouwwerk te staken.
Het is verboden in, op of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor:
op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, stof of vocht of irriterend materiaal wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein;
Niet van toepassing is het vorenstaande, indien en voor zover het betreft nadelige gevolgen voor het milieu waarop de Wet milieubeheer of enige in deze wet genoemde wet van toepassing is.
Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid
Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water
Het is verboden drink- en werkwater, waarvan door het bevoegd gezag schriftelijk is medegedeeld dat het ondeugdelijk wordt geacht, te gebruiken.
Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties
Installaties in of nabij een bouwwerk, waarvan het Bouwbesluit, het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken of de Bouwverordening de aanwezigheid verplicht stelt, moeten in goede staat verkeren, zodat daarvan een onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.
Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
De in het eerste lid bedoelde vergunning is niet vereist indien naar redelijke schatting de hoeveelheid sloopafval niet meer zal bedragen dan 10 m3, tenzij het slopen mede betreft het verwijderen van asbest. Voorts is geen vergunning vereist voor het slopen ingevolge een besluit op grond van artikel 13 van de Woningwet, dan wel een besluit tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom. Het bevoegd gezag kan aan zijn besluit voorwaarden verbinden als bedoeld in het derde lid.
De voorschriften over het sloopafval, als bedoeld in het derde lid, onder letter c, kunnen eisen bevatten omtrent het selectief slopen, de fracties waarin wordt gescheiden, de tijdelijke opslag op het sloopterrein en het in fracties gescheiden verpakken van het sloopafval op het sloopterrein. Burgemeester en wethouders verbinden aan de sloopvergunning met betrekking tot asbest voorschriften over het afzonderlijk gereed maken daarvan voor de afvoer van het sloopterrein en over de termijn waarbinnen dit moet plaatsvinden.
Het bewerken van het sloopafval ter plaatse waar dit afval vrijkomt is niet toegestaan.
Op verzoek van de aanvrager van de sloopvergunning kan, onder in de vergunning te stellen voorschriften, worden toegestaan dat op de sloopplaats het beton- en metselwerkpuin wordt verwerkt in een aldaar opgestelde mobiele puinbreekinrichting.
Artikel 8.1.7 Intrekking omgevingsvergunning voor het slopen
Een omgevingsvergunning voor het slopen kan worden ingetrokken indien:
Paragraaf 2 uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
geschroefde asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;
asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een woning of uit een op het erf van die woning staand bijgebouw, voorzover de woning of het bijgebouw niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende vloerbedekking of vloertegels maximaal vijfendertig vierkante meter per kadastraal perceel bedraagt;
mits het voornemen tot dit slopen is gemeld bij burgemeester en wethouders en door burgemeester en wethouders binnen acht dagen na de dag waarop dit is gemeld is medegedeeld dat geen omgevingsvergunning voor het slopen is vereist.
Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen
In afwijking van artikel 8.1.1, eerste lid, is voorts geen omgevingsvergunning voor het slopen vereist, indien het slopen, voor zover dat betrekking heeft op asbest, uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf geheel of gedeeltelijk verwijderen van:
Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein
Het bepaalde in de artikelen 4.8 tot en met 4.10 is van overeenkomstige toepassing op het slopen en het sloopterrein.
Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden
Op het sloopterrein moet de sloopvergunning of een besluit tot toepassing van bestuursdwang
of oplegging van een last onder dwangsom tot het slopen aanwezig zijn en op verzoek aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven.
Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt
1 Indien wordt gesloopt zonder dat een omgevingsvergunning voor het slopen is verleend voor het slopen van asbest en tijdens het slopen asbest wordt ontdekt, is degene die sloopt verplicht hiervan terstond melding te doen aan het bouw- en woningtoezicht.
2 Aan het bouwtoezicht dienen ten minste twee dagen van tevoren de aanvang van de sloopwerkzaamheden te worden gemeld en uiterlijk op de dag van de beëindiging van de sloopwerkzaamheden het einde van die werkzaamheden. Indien het bouwtoezicht dit verlangt, moeten genoemde meldingen schriftelijk geschieden.
Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest
1 Voor zover redelijkerwijs uitvoerbaar moet eerst het in een bouwwerk aanwezige asbest worden verwijderd, voordat het bouwwerk wordt gesloopt.
2 Bij de verwijdering van het asbest moeten de beste bestaande technieken worden toegepast om verontreiniging van het milieu met asbest te voorkomen.
Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen
1 Afval dat ontstaat door sloopwerkzaamheden waarvoor geen vergunning krachtens artikel 8.1.1, noch een melding krachtens artikel 8.2.1 is vereist, dient ten minste te worden gescheiden in de navolgende fracties:
a de als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen van hoofdstuk 17 de afvalstoffenlijst behorende bij de Regeling Europese afvalstoffenlijst (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nr. 158, blz. 9);
b steenachtig sloopafval, zonder inbegrip van gips;
c bitumineuze en teerhoudende dakbedekking;
d met PAKS verontreinigde materialen;
2 Overig afval, zoals bedoeld in het voorgaande lid onder g, en de fracties, bedoeld in het voorgaande lid onder a tot en met f, moeten op het sloopterrein gescheiden worden gehouden.
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie (alternatief 3)
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen over de toepasbaarheid van de welstandsnota.
Artikel 9.5 Termijn van advisering
Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondeling toelichting
De behandeling van bouwplannen door de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 9.7 Afdoening bij mandaat (Variant alternatief I en II)
Behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar. Indien het bevoegd gezag – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het bevoegd gezag daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen.
Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening -of in de bij deze verordening behorende bijlagen- wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 12 Straf-, overgang- en slotbepalingen
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek
Indien ten behoeve van de bouw van een bouwvergunningplichtig bouwwerk in enig ander verband dan de aanvraag om bouwvergunning indicatief bodemonderzoek is verricht, geldt dit indicatieve bodemonderzoek als het in artikel 2.1.5. bedoelde verkennende bodemonderzoek, tenzij burgemeester en wethouders van mening zijn dat het indicatieve bodemonderzoek niet meer als een recent onderzoek kan worden gezien.
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen
Het bepaalde in de artikelen 5.1.2 en 5.1.3 inzake de bereikbaarheid van gebouwen is niet van toepassing op een gebouw, dat gebouwd is of wordt op basis van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Woningwet van 12 juli 1962, tenzij bij een latere vergunning op grond van artikel 40 van de Woningwet eisen aan de bereikbaarheid van dat gebouw zijn gesteld.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 1998
.............................,voorzitter
.............................,secretaris
Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning
Bijlage als bedoeld in de artikelen 2.1.1 en 3.1
Artikel 1 De bij de aanvraag om bouwvergunning
Artikel 2 De bij de aanvraag om bouwvergunning
Artikel 4 Constructieve en aanverwante gegevens
Artikel 6 Eisen ten aanzien van tekeningen
Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken
Artikel 1 Vrijhouden van terreingedeelten
Artikel 2 Elektrische installaties en toestellen
Artikel 3 Installaties voor verwarming en kookdoeleinden
Artikel 4 Voorzieningen voor de afvoer van rookgassen
Artikel 5 Verbod voor roken en open vuur
Artikel 6 Blusleidingen en de bijbehorende pompinstallaties
Artikel 8 Brandmeldinstallatie
Artikel 9 Ontruimingsalarminstallatie
Artikel 10 Automatische brandblusinstallatie
Artikel 11 Brandslanghaspels en de bijbehorende pompinstallatie
Artikel 12 Automatisch werkende deuren
Artikel 12 A Deuren van overdruktrappenhuizen
Artikel 13 Kwaliteit van vluchtrouteaanduiding
Artikel 15 Rookbeheersingssystemen
Artikel 16 Overdrukinstallatie
Artikel 17 Onderhoud van rook- en brandscheidingen
Artikel 20 Werkzaamheden, niet behorend tot de normale bedrijfsuitoefening
Artikel 21 Rookmelders in woningen
Artikel 23 Garantiecertificaat
Artikel 24 Opslag van goederen in rookvrije vluchtroutes
Artikel 25 Bluswaterwinplaats op eigen terrein
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
Artikel 1 Uitgangen en vluchtroutes
Artikel 2 Bekleding, stoffering en versiering
Artikel 3 Elektrische verlichting
Artikel 4 Aanduiding van blusmiddelen
Artikel 5 Toepassen van vuurwerk binnen een gebouw
Artikel 6 Opstelling van inventaris
Artikel 8 Periodieke controle van draagbare blustoestellen
Artikel 10 Brandvoortplantingsklasse van plaatmateriaal
Artikel 12 Textiel in horizontale toepassing
Artikel 13 Toepassing van kunststof foliemateriaal, behangpapier, crêpepapier of fotopapier
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen
Bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6
De NEN-normen, bedoeld in artikel 2.7.6, zesde lid, zijn de volgende:
Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest
Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke Reglement voor de Vergaderingen van de Grote commissie
In dit reglement worden de instelling, de samenstelling, de benoeming en de werkwijze van de Grote commissie vastgesteld. Daar waar in dit reglement de Kleine Commissie wordt bedoeld, wordt dit expliciet aangeduid. Voor het overige is voor de Kleine Commissie als bijlage 9.2 een eigen reglement opgesteld.
1.2 Benoeming van de Commissieleden
De gemeente wijst de G(emeenschappelijke) R(egeling) Hûs en Hiem aan als Welstandscommissie
De Welstandscommissie kent de volgende samenstelling:
De gemeente wijst de G(emeenschappelijke) R(egeling) Hûs en Hiem aan als Monumentencommissie.
De Monumentencommissie kent als vaste bezetting:
De Commissie, functionerend als integrale Welstands- en Monumentencommissie adviseert zowel op welstandsaspecten op basis van de Woningwet 2003, als op monumentenaspecten op basis van de Monumentenwet (1988) en de gemeentelijke en provinciale erfgoed- en/of monumentenverordening. In het geïntegreerde advies over de omgevingsvergunning komt duidelijk naar voren welke aspecten betrekking hebben op de welstand en welke op de monumentale status. De Commissie formuleert één gezamenlijke conclusie.
De (integrale) Commissie kent als vaste bezetting ten minste de disciplinaire samenstelling die voor een adequate beoordeling van de welstands- en monumentenaspecten relevant worden geacht. De Commissie hanteert als toetsingskader de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota.
De ‘Regeling op de Commissie’, legt de werkwijze en samenstelling van de Commissie (Welstands- en Monumentencommissie) vast.
1.2 Benoeming van de Commissieleden
De benoeming van de voorzitter, de secretaris en de leden vindt plaats op voordracht van het Dagelijks Bestuur van de G.R. hûs en hiem door de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten
De Commissie is belast met zowel wettelijk verplichte als niet wettelijk verplichte taken.
De wettelijke taken van de Commissie: worden uitgevoerd op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Woningwet 2003, de Monumentenwet 1988 en gemeentelijke en provinciale erfgoed- en/of monumentenverordeningen. De Commissie is voorts beleidsmatig gebonden aan het gemeentelijk welstandsbeleid, zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota.
Toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen
De Commissie is bevoegd om B&W te adviseren over de welstandsaspecten van omgevingsvergunningen voor het bouwen. In de regel wordt dit advies binnen drie weken na behandeling gegeven.
De Commissie krijgt de opdracht om naast de reguliere taken de volgende (niet wettelijk verplichte) taken uit te voeren:
Toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een monument
De Commissie is bevoegd om B&W te adviseren over omgevingsvergunningen voor een monument. In de regel wordt dit integraal advies binnen vier weken na behandeling gegeven.
2.4 Taakomschrijving Commissieleden
De leden van de Commissie (voorzitter, secretaris en overige leden) worden geselecteerd op de noodzakelijk geachte materiedeskundigheid en zijn onafhankelijkheid.
Indien een plan niet door de gemandateerde in de Kleine Commissie wordt behandeld (artikel 9.7 van de Bouwverordening), voert de rayonarchitect tijdens de vergadering van de Kleine Commissie (als gemandateerd lid van de Welstandscommissie) het (eerste) vooroverleg met de planindieners, ontwerpers en andere belanghebbenden, verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling van de adviesaanvragen in de Grote Commissie voor.
De voorzitter, een materiedeskundige met bestuurlijke ervaring, is verantwoordelijk voor het functioneren van de Commissie en de kwaliteit van de advisering. Hij/ zij ziet toe dat de Commissie adviseert binnen de kaders van het gemeentelijke welstandsbeleid. Tijdens de vergadering treedt de voorzitter op als gastheer/ gastvrouw voor alle aanwezigen. Hij/ zij licht de vergaderorde toe en informeert wie van de aanwezigen bij een agendapunt wil toelichten. Na de fase van de toelichtingen (secretaris/ externe toelichters) wordt deze afgerond en vangt de fase van de beraadslaging aan, een fase waaraan alleen de leden van de Commissie deelnemen.
De voorzitter draagt er zorg voor dat na de inhoudelijke discussie een voor alle aanwezigen korte en heldere samenvatting wordt gegeven, resulterend in een conclusie. De voorzitter bewaakt de voortgang van de agenda.
De voorzitter ziet er op toe dat, in het geval dat één van de leden van de Commissie op een of andere wijze een zakelijke binding heeft met een plan, dit lid in voorkomend geval niet zal deelnemen aan de beraadslagingen en zo mogelijk zal worden vervangen.
Bij het overleg met de gemeente en de pers treedt de voorzitter namens de Commissie naar buiten. De voorzitter organiseert met de Commissie jaarlijks een inhoudelijk evaluatie van de werkzaamheden. De resultaten van de evaluatie worden opgenomen in het jaarlijkse verslag van de Commissie.
Het Team Vergunningen toetst een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen eerst op de vereisten in het bestemmingsplan en de bouwverordening. Ten behoeve van de welstands- en monumententoets beoordeelt de ambtenaar of het bouwplan is voorzien van de benodigde bescheiden om het te kunnen toetsen. Welke gegevens nodig zijn, is vastgelegd in de Mor.
De Commissie kent een tweetal werkwijzen, één op het locatie bij de gemeente (Kleine Commissie) en één op het bureau van Hûs en Hiem (Grote Commissie).
4.2 Openbaarheid, locatie en publicatie Commissievergadering
De Commissie vergadert in de regel eenmaal per twee weken. De vergaderingen vinden plaats ofwel in het gemeentehuis, dan wel op een andere vaste locatie binnen de gemeente (Kleine Commissie), ofwel op het kantoor van Hûs en Hiem (Grote Commissie). De behandeling van de adviesaanvragen is openbaar, tenzij het bevoegd gezag op grond van het gestelde in de Wet Openbaarheid van Bestuur, gronden aanwezig acht om de behandeling besloten te doen plaatsvinden. De behandeling van bouwplannen in mandaat is evenzeer openbaar met dezelfde uitzonderingsclausule op grond van de Wet Openbaar Bestuur. De gemeente informeert op verzoek van de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen waar en wanneer behandeling van de Commissie plaatsvindt. Voor zoveel mogelijk zal de agenda van de Kleine Commissie op het gemeentehuis ter inzage worden gelegd en worden gepubliceerd in het lokale huis-aan-huisblad alsook onderdeel vormen van de gemeentelijke website. Hûs en Hiem informeert de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, de gemeente , dan wel van andere belangstellenden waar en wanneer behandeling in de Grote Commissie plaatsvindt. De agenda voor de Grote Commissie wordt daarnaast gepubliceerd op de website van Hûs en Hiem.
De secretaris van de (Grote) Commissie, de rayonarchitect van Hûs en Hiem, die tevens bij de vergadering van de Kleine Commissie adviseert, heeft een mandaat om adviesaanvragen betreffende plannen waarvan het oordeel over de welstands-, monumentenaspecten van de Commissie als bekend mag worden verondersteld te behandelen en van een advies te voorzien.
Plannen kunnen onder regie van de gemeente in een vooroverleg worden besproken. Van dit vooroverleg wordt een verslag opgesteld. Dit verslag wordt openbaar bij de behandeling van de formele adviesaanvraag.
Tijdens de vergadering van de Commissie wordt de mogelijkheid tot spreekrecht geboden, in die zin dat opdrachtgevers, ontwerpers, gemeentelijke vertegenwoordigers en andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld de vergadering bij te wonen en de planvoornemens toe te lichten, respectievelijk daarover hun visie geven. De Commissieleden krijgen daarna de gelegenheid tot het stellen van vragen. Na beantwoording daarvan wordt de toelichtende fase afgesloten en vangt de beraadslaging van de Commissie aan, waarna het advies wordt geformuleerd.
De Commissie brengt heldere en goed beargumenteerde schriftelijke adviezen uit aan het College van Burgemeester en Wethouders, over de vraag of ‘het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand’ (art. 12, lid 1 Ww 2003). Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die daartoe door de gemeenteraad zijn vastgesteld (= welstandsnota). En welstandsadvies kan de volgende conclusie hebben:
De Commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria en/ of monumentenbelangen niet in strijd is met redelijke eisen van welstand en/ of monumentenzorg. Desgewenst motiveert de Commissie haar advies.
De Commissie is van oordeel dat het plan op onderdelen niet voldoet aan de toetsingscriteria, tenzij tegemoet gekomen wordt aan de geformuleerde bezwaren op die punten. De Commissie omschrijft nauwkeurig welke onderdelen van het plan bezwaarlijk zijn. In het geval B&W het advies overneemt, krijgt de aanvrager voor zover dit nog past binnen de beschikbare vergunningstermijn, de gelegenheid om de plannen te wijzigen en aan de bezwaarpunten tegemoet te komen. B&W kunnen ook besluiten om de voorwaarden van het advies op te nemen in de omgevingsvergunning.
De Commissie is van oordeel dat het plan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en/ of monumentenzorg. Een negatief standpunt houdt in dat indien B&W het advies overneemt, het plan ingrijpend zal moeten worden gewijzigd. Adviseert de Commissie negatief dan geeft ze een nauwkeurige motivering. Deze omvat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en/ of monumentenbelangen en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten.
De Commissie kan het advies aanhouden – waarbij het Team vergunningen aangeeft of en hoe lang dit mogelijk is binnen de resterende vergunningstermijn – wanneer meer informatie en/ of een andere toelichting van de opdrachtgever/ ontwerper noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van het (in formele zin) aanhouden van een advies, wanneer het een voorlopige planbeoordeling betreft, zoals van toepassing bij een zogenaamd pré- advies.
De Commissie legt de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor van de door haar verrichte werkzaamheden. In het verslag zet de Commissie tenminste uiteen op welke wijze zij toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria. Tenminste eenmaal per jaar vindt, ten behoeve van het jaarverslag, een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de Commissie.
Alvorens een ‘second opinion’ te vragen, bieden B&W de Commissie eerst de mogelijkheid tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies, waarbij wordt aangegeven op welke punten naar de mening van B&W de houdbaarheid van het advies mogelijk in het geding is. Indien alsnog een ‘second opinion’ wordt gevraagd, wordt dit ter kennis van de Commissie gebracht. Bij een ‘second opinion’ wordt de adviesaanvraag voorgelegd aan een elders in Nederland functionerende Commissie. De gemeente neemt daartoe contact op met de Federatie Welstand.
Reglement voor de behandeling en het Huishoudelijke Reglement voor de Vergaderingen van de Kleine commissie
Dit reglement is van toepassing op de welstandstoets die in het kader van artikel 9.7 lid 1 en 2 (afdoening bij door welstandscommissie gegeven mandaat)wordt uitgevoerd.
In dit reglement toegepaste afkortingen
Dit HRW voorziet in een te hanteren gedragscode voor, tijdens en na de openbare behandeling in de kleine commissie van wettelijk benodigde Welstandsadviezen bij ingekomen aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Reikwijdte van de te behandelen adviezen
De openbare behandeling van Welstandsadviezen vindt plaats nadat een ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen bij de gemeente is ingekomen en er geconstateerd is dat de aanvraag kan voldoen aan het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Locatie, bekendmaking en vertegenwoordiging
De openbare vergaderingen van de kleine commissie vinden eens per twee weken plaats in een daarvoor geschikte ruimte in het gemeentehuis dan wel elders in Burgum indien een dergelijke ruimte in het gemeentehuis niet beschikbaar is en worden ruim van tevoren aan belanghebbende kenbaar gemaakt.
De directe belanghebbende, dit is de aanvrager zoals vermeld op het aanvraagformulier om een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt door de gemeente schriftelijk uitgenodigd om bij de openbare behandeling aanwezig te zijn. De directe belanghebbende mag zich laten bijstaan door een door hem afgevaardigde deskundige dan wel deze hiertoe (voor de commissie aantoonbaar) machtigen.
Derde belanghebbenden - in de praktijk kan dat ten aanzien van de welstandsbehandeling een ieder zijn - mogen bij de openbare behandeling aanwezig zijn en worden uitsluitend op de hoogte gebracht van de welstandsvergaderingen door tijdige advertenties in het weekblad Actief en door publicatie op de gemeentelijke internetsite.
Samenstelling, handelswijze en bevoegdheden van de commissieleden
De kleine commissie bestaat uit twee deskundige door de welstandscommissie (Hûs en Hiem welstandsadvisering en monumentenzorg) gemandateerde leden.
De vergaderingen worden geleid door een niet verder bij de inhoudelijke behandeling betrokken medewerker van het Team Vergunningen van de gemeente Tytsjerksteradiel die de rol van “technisch voorzitter” heeft. Bij de openbare vergadering is een medewerker van het Team vergunningen aanwezig die het gemeentelijk standpunt toelicht en in die hoedanigheid wel bij de beraadslaging betrokken is doch niet bij de uiteindelijke advisering.
De ingekomen aanvragen worden in beginsel via een vooraf vastgestelde agenda behandeld. De “technisch voorzitter” vraagt na opening van de vergadering eerst aan het aanwezige publiek voor welke agendapunt(en) men aanwezig is. Deze behandelpunten worden voor op de agenda geplaatst respectievelijk in volgorde van het (grootste) aantal aanwezigen en de volgorde op de agenda.
De “technisch voorzitter” noemt voor de behandeling kort de inhoud van het behandelpunt en daarbij de status van de aanvraag. Aan de hand van beschikbare (digitale) tekeningen wordt de aanvraag vooraf kort toegelicht. Tussentijdse correctie(s) op de aanvraag worden niet in de behandeling betrokken. Dergelijke aanvragen worden, afhankelijk van de uitslag van een tweede bestemmingsplantoets, naar een volgende vergadering verplaatst.
De “technisch voorzitter” stelt eerst derde belanghebbenden in de gelegenheid om kort hun mening te geven over het betreffende agendapunt. De tijd per inspraakreactie is maximaal 5 minuten.
De “technisch voorzitter” stelt na eventuele inspraak van derde belanghebbenden de directe belanghebbende (conform artikel 4) in de gelegenheid diens aanvraag mondeling toe te lichten en eventueel een kort commentaar te geven op de door derde belanghebbende(n) geventileerde meningen. De spreektijd bedraagt maximaal 7 minuten.
Beraadslaging en uit te brengen advies
Nadat de inspraakreacties hebben plaatsgevonden of indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt vindt de beraadslaging plaats door de medewerker van het Team Vergunningen en de gemandateerde leden van de welstandscommissie Hûs en Hiem.
Tijdens de beraadslaging mogen (derde) belanghebbenden niet inspreken of meepraten. Uitsluitend op daartoe strekkend verzoek van één van de commissieleden kunnen (derde) belanghebbende(n) antwoord geven op vragen van de commissieleden die eventueel voortvloeien uit de beraadslagingen.
Nadat de beraadslaging heeft plaatsgevonden stelt de “technisch voorzitter” de afgevaardigde leden van de commissie Hûs en Hiem in de gelegenheid om het advies namens de Welstandscommissie Hûs en Hiem uit te brengen.
De afgevaardigde leden van de commissie Hûs en Hiem kunnen (overeenkomstig artikel 9.7 van de bouwverordening) bij twijfel en/of bij grotere plannen besluiten het plan te doen laten behandelen in de plenaire behandeling van de Welstandscommissie Hûs en Hiem te Leeuwarden (= de grote commissie). De afgevaardigde leden van de commissie delen daarbij mee op welke datum en tijdstip deze tweede – eveneens openbare - behandeling zal plaatsvinden. Op de behandeling van het plan in de grote commissie is het door Hûs en Hiem opgestelde reglement (bijlage 9.1) van toepassing.
de medewerker van het Team Vergunningen notuleert het advies van Welstand. De samenvatting van het door de afgevaardigde van Welstand uitgebrachte advies wordt door hem of haar voorgelezen en akkoord bevonden door de voltallige behandelcommissie alvorens het betreffende agendapunt wordt afgesloten.
Een welstandsadvies is een niet bindend advies aan de gemeente. Bij de verdere behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen en de daarop volgende beslissing van het gemeentebestuur zal het slechts onderdeel uitmaken van de totale procedure. Indien de gemeente afwijkt van een welstandsadvies zal dat gemotiveerd geschieden. Van deze beslissing kunnen derde belanghebbenden kennis nemen nadat de verleende omgevingsvergunning is gepubliceerd in het weekblad Actief. Bij het weigeren van een omgevingsvergunning volgt geen publicatie in Actief. Derde belanghebbenden kunnen hier op eigen verzoek via de Baly Bouwen en Wenjen van de gemeente (na de afgegeven negatieve beschikking) wel kennis van nemen.
Indien aanwezige(n) zich tijdens de behandeling of beraadslaging schuldig maken aan onaanvaardbaar taalgebruik kan de “technisch voorzitter” deze aanwezige(n) het woord ontnemen. Bij herhaaldelijk onaanvaardbaar taalgebruik dan wel bij ernstig storende uitlatingen of gedragingen kan de voorzitter betreffende aanwezige(n) verzoeken de vergaderruimte te verlaten.
De “technisch voorzitter” kan, indien de situatie dat in principe voor een ieder duidelijk rechtvaardigt, incidenteel besluiten om af te wijken van de gedragscodes als genoemd in dit HRW.