Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Toezicht kindercentra en gastouderbureaus

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToezicht kindercentra en gastouderbureaus
CiteertitelVoorschriften toezicht kindercentra en gastouderbureaus
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De exacte publicatiedatum van deze regeling is niet meer te achterhalen. De oorspronkelijke naam van deze regeling was Nota Toezicht en handhaving etc.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Kinderopvang

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-11-2006Nieuwe regeling

14-11-2006

Onbekend

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Toezicht kindercentra en gastouderbureaus

I N H O U D S O P G A V E

1. INLEIDING 41.1 WETTELIJKE KWALITEITSEISEN 41.2 WERKWIJZE GGD 41.3 KINDERCENTRA EN GASTOUDERBUREAUS IN DE GEMEENTE AALBURG 52. TOEZICHT KWALITEIT KINDERCENTRA EN GASTOUDERBUREAUS 62.1 TOEZICHTARRANGEMENTEN KINDERCENTRUM/GASTOUDERBUREAU 62.1.1 Aangekondigde inspectie nieuw kindercentrum/gastouderbureau 62.1.2 Aangekondigde reguliere inspectie kindercentrum/gastouderbureau 72.1.3 Nader onderzoek 72.1.4 Onderzoek na klacht 82.1.5 Onderzoek op beperkt aantal items 82.2 HERSTELTERMIJNEN 82.3 RAPPORTAGE 92.4 JAARVERSLAG 92.5 OVERLEG GEMEENTE EN GGD 92.6 OVERIGE AFSPRAKEN 102.7 NAMEN VAN TOEZICHTHOUDERS EN AMBTENAREN 103. HANDHAVING KWALITEIT KINDERCENTRA EN GASTOUDERBUREAUS 113.1 AFWEGINGSMODEL KINDEROPVANG 113.2 AFSPRAKENKADER HANDHAVINGSBELEID 123.3 SANCTIEMOGELIJKHEDEN 13BIJLAGE I AFWEGINGSMODEL KINDEROPVANG GEMEENTE AALBURG 16BIJLAGE II AFSPRAKENKADER HANDHAVINGSBELEID WET KINDEROPVANG 19BIJLAGE III BELEIDSREGELS HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG GEMEENTE AALBURG 21

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. De wet regelt in hoofdzaak de tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en het waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang. Hiermee beoogt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de combinatie van arbeid en zorg te vergemakkelijken en de arbeidsdeelname te bevorderen. De wet bevat een beperkt aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Die kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in beleidsregels. Deze Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang worden middels instemming met deze nota vastgesteld als gemeentelijke beleidsregels handhaving Kwaliteit Kinderopvang. Het toezicht op de kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang is de verantwoordelijkheid van de gemeente. De feitelijke toezichtwerkzaamheden worden in opdracht van de gemeente verricht door de GGD West-Brabant.

Paragraaf 1.1 Wettelijke kwaliteitseisen

 

Paragraaf 1.2 Werkwijze GGD

Gemeenten kunnen geen eigen kwaliteitscriteria opstellen waaraan de GGD de kinderopvanginstellingen moet toetsen. De beleidsruimte die de gemeente vroeger op dit vlak had, is in de nieuwe wet vervallen.De werkwijze van de GGD bij het toezicht op de kinderopvang is gebaseerd op de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. Deze regelen onder meer binnen welke periode een onderzoek moet plaatsvinden nadat een kinderopvanginstelling zich heeft aangemeld voor registratie, wat er in een inspectierapport moet staan, wanneer en aan wie dit rapport moet worden overhandigd en op welke manier hoor en wederhoor plaatsvindt met de kinderopvanginstelling.De GGD verricht onderzoek aan de hand van toetsingskaders. Deze bevatten een inhoudelijke uitwerking van de kwaliteitseisen uit de wet en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Er zijn drie toetsingskaders: voor dagopvang, voor buitenschoolse opvang en voor gastouderopvang. Doel ervan is te bevorderen dat de GGD-ambtenaren uniform werken.

Paragraaf 1.3 Kindercentra en gastouderbureaus in de gemeente Aalburg

In het kinderopvangregister van de gemeente Aalburg zijn de volgende twee kindercentra en twee gastouderbureaus opgenomen:

459px

LeeswijzerIn hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de gemaakte afspraken tussen de gemeente Aalburg en de GGD West-Brabant. Het gaat dan o.a. om de verschillende toezichtarrangementen, de hersteltermijnen en de rapportage.Hoofdstuk 3 beschrijft hoe de gemeente Aalburg de kwaliteit van de kindercentra en gastouderbureaus handhaaft. Hiertoe is in samenwerking met de GGD een afwegingsmodel en een afsprakenkader opgesteld.

De kindercentra, de gastouderbureaus en de GGD West-Brabant zijn betrokken bij de totstandkoming van deze nota.

Hoofdstuk 2 Toezicht kwaliteit kindercentra en gastouderbureaus

Eerstelijnstoezicht door de gemeenteDe gemeenten zijn verantwoordelijk voor het directe (eerstelijns)toezicht op de kwaliteit in de kinderopvang. De wet wijst de GGD aan als de instantie die het feitelijke toezicht uitvoert, in opdracht van de gemeente. Deze aanwijzing geeft de toezichthouder de bevoegdheid om met of zonder toestemming, onder bepaalde voorwaarden, een gebouw/woning binnen te treden waar een kindercentrum of gastouderbureau is gevestigd.De kwaliteitscontrole op het werk van de GGD vindt primair plaats door het college van burgemeester en wethouders. Het college is eindverantwoordelijk voor de aansturing van het lokale toezicht. De gemeenteraad beoordeelt op haar beurt of het college zijn regierol in de aansturing van de GGD waarmaakt en welke afwegingen het college maakt voor de inzet van handhavingsinstrumenten.

Tweedelijnstoezicht door de Inspectie Werk en InkomenDe Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft de taak jaarlijks te beoordelen of de gemeenten de kwaliteit van de kinderopvang voldoende bewaken, conform de wet. Is dat niet het geval dan gaat IWI na of de gemeente maatregelen neemt om misstanden in de uitvoering of tekortkomingen in het toezicht op te lossen. De wet verplicht de gemeenten IWI alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die zij voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht.

Paragraaf 2.1 Toezichtarrangementen kindercentrum/gastouderbureau

Inspecties kunnen verschillende vormen aannemen. Er kan onderzocht worden volgens een bepaalde planning en er kan incidenteel worden geïnspecteerd, bijv. naar aanleiding van een klacht. Ook gelet op de inhoud zijn er verschillende inspecties. Zo kunnen inspecties betrekking hebben op enkele aspecten via een quickscan of themacontrole, maar er kan ook geïnspecteerd worden op de naleving van alle eisen die via de wet worden gesteld. Een bijzondere controle is de herinspectie. De herinspectie dient een specifiek doel, bijv. nagaan of de houder uitvoering heeft gegeven aan een aanwijzing.

In de gemeente Aalburg bieden de kindercentra zowel dagopvang als buitenschoolse opvang. Deze worden allen gecontroleerd door de GGD. Het streven zal zijn de inspectiebezoeken zo veel mogelijk op één dag te laten plaatsvinden, zodat leidsters/kinderen het minst belast worden. Één kindercentrum exploiteert ook een peuterspeelzaal. Eens in de drie jaar worden ook de peuterspeelzalen door de GGD gecontroleerd, bij de planning van deze inspecties zal getracht worden deze af te stemmen op de andere jaarlijkse controles.

Hierna volgt een overzicht van de verschillende inspecties.

Sub-paragraaf 2.1.1 Aangekondigde inspectie nieuw kindercentrum/gastouderbureau

Frequentie: Eenmalige inspectie voorafgaand aan de opening van het kindercentrum/gastouderbureau. - dit betreft de elementen die vooraf al te onderzoeken zijn;- andere elementen worden meegenomen in de jaarlijkse reguliere inspectie die binnen 3 maanden vanaf opening plaats vindt.Opdrachtgever: GemeenteRapport: OpenbaarAfspraken:1. Gemeente stelt GGD op de hoogte van melding nieuw kindercentrum/gastouderbureau. 2. GGD onderzoekt binnen 8 weken na melding of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang. 3. Bij negatief advies wordt een rapport opgesteld en verzonden volgens pararaaf 2.3 Rapportage, volgens de daar gestelde termijnen. 4. Een kindercentrum/gastouderbureau mag pas tot exploitatie overgaan nadat de GGD per brief heeft geconcludeerd dat voldaan wordt aan de kwaliteitseisen of als de termijn van 8 weken verstreken is zonder dat de GGD van het tegendeel heeft blijk gegeven. 5. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt of het kindercentrum/gastouderbureau kan openen. 6. Binnen 3 maanden na opening zal de GGD een jaarlijkse inspectie uitvoeren bij het nieuwe kindercentrum/gastouderbureau.

Sub-paragraaf 2.1.2 Aangekondigde reguliere inspectie kindercentrum/gastouderbureau

Frequentie: 1 x per jaarBij onvoldoende kwaliteit volgt een verbetertraject via het systeem van nader onderzoek. Opdrachtgever: GemeenteRapport: OpenbaarAfspraken: 1. De GGD krijgt jaarlijks een uittreksel van het gemeenteregister zodat de actuele gegevens van de kindercentra/gastouderbureaus bekend zijn. 2. De GGD plant de inspectiebezoeken verdeeld over het jaar en voert deze uit. 3. De GGD rapporteert haar bevindingen volgens de afgesproken rapportage. 4. Mocht er aanleiding zijn om een nader onderzoek uit te voeren dan zal de toezichthouder dit advies aan het college van burgemeester en wethouders voorleggen. Het college is vervolgens verantwoordelijk voor het verdere verloop in de keuze om wel of niet tot een nader onderzoek over te gaan.

Sub-paragraaf 2.1.3 Nader onderzoek

Frequentie: Is afhankelijk van de uitkomsten van:- de reguliere inspectie, - de daaropvolgende afspraken en - de ernst van de tekortkoming. Onder nader onderzoek vallen ook de verzoeken tot uitbreiding van het kindercentrum en de beoordeling daarvan door de toezichthouder.Opdrachtgever: GemeenteRapport: OpenbaarAfspraken: 1. Mocht er aanleiding zijn om een nader onderzoek uit te voeren dan zal de toezichthouder dit advies aan het college van burgemeester en wethouders voorleggen. 2. Op verzoek van het college voert de toezichthouder een nader onderzoek uit op de betreffende onderdelen genoemd in het inspectierapport.

Sub-paragraaf 2.1.4 Onderzoek na klacht

Frequentie: Na een klacht van onvoldoende kwaliteit door een ouder, leidster, of andere betrokkenen of op verzoek van de gemeente.Opdrachtgever: GemeenteRapport: OpenbaarAfspraken: 1. Een klacht kan op verschillende manieren binnenkomen (telefoon, brief of naar aanleiding van een krantenartikel) en wordt altijd overlegd aan de betrokken ambtenaar kinderopvang van de gemeente. 2. De gemeente en de GGD bekijken vervolgens samen of er tot een onderzoek moet worden overgegaan. 3. De GGD voert in opdracht van en in nauw overleg met de gemeente het onderzoek uit en rapporteert dit schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders, de melder en de houder in de vorm van een korte brief.

Sub-paragraaf 2.1.5 Onderzoek op beperkt aantal items

Frequentie: Afhankelijk van de kwaliteit- in overleg met de gemeente kan dit jaarlijks ingezet worden- kan steekproefsgewijs naar aanleiding van bevindingen uit de inspectierapportenOpdrachtgever: GemeenteRapport: OpenbaarAfspraken: 1. In overleg met gemeente worden de te inspecteren items vastgesteld. GGD adviseert hierin gevraagd en ongevraagd aan de gemeente. 2. De GGD rapporteert haar bevindingen volgens de afgesproken rapportage.

Paragraaf 2.2 Hersteltermijnen

In het inspectierapport wordt een hersteltermijn opgenomen. Door het vermelden van hersteltermijnen is het onderzoek niet vrijblijvend en moet het gebrek binnen de gestelde termijn worden verholpen. Na afloop van de termijn meldt het kindercentrum/gastouderverblijf schriftelijk aan de GGD of de aanpassingen uitgevoerd zijn. Een nader onderzoek kan overwogen worden door de toezichthouder in opdracht van de gemeente, afhankelijk van de ernst van het gebrek. De toezichthouder zorgt ervoor dat aanvullende informatie bij de rapportage wordt gevoegd en verspreid wordt volgens afspraak. De gemeente zal vervolgens handhaven en de daarbij behorende acties in gang zetten. Bij het niet voldoen aan de gestelde termijnen geeft de toezichthouder de zaak in handen van de gemeente. Ook dan is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om handhavend te gaan optreden.

Direct gevaarBij direct gevaar neemt de toezichthouder direct na onderzoek telefonisch contact op met de gemeente en draagt de bevindingen mondeling over. De toezichthouder verzorgt daarna een schriftelijke bevestiging met daarin de afspraken die gemaakt zijn over vervolgacties. De gemeente zal vervolgens gaan handhaven.

Paragraaf 2.3 Rapportage

  • a.

    De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een kindercentrum/gastouderbureau vast in een inspectierapport.

  • b.

    Er wordt gerapporteerd per locatie.

  • c.

    Het rapport geeft aan:a.welke wettelijke eisen door het kindercentrum/gastouderbureau wel of niet worden nageleefd en waarom. b. het aantal aanwezige kinderen, geteld bij onderzoek, vergeleken met de capaciteit, zoals deze vermeld staat in het register.

  • d.

    Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang en/of het Landelijk Toezichtprotocol niet zijn of zullen worden nageleefd vermeldt zij dat in het rapport.

  • e.

    Alvorens het rapport vast te stellen, stuurt de toezichthouder het ontwerprapport binnen 6 weken na afronding van het onderzoek naar het kindercentrum/gastouderbureau. Het kindercentrum/gastouderbureau heeft 2 weken - na dagtekening - de tijd om de zienswijze t.a.v. de rapportage kenbaar te maken. Reageert een kindercentrum niet dan wordt het rapport na 2 weken aan de ambtenaar van de gemeente verzonden.

  • f.

    De toezichthouder vermeldt de eventuele reactie van het kindercentrum/ gastouderbureau in een bijlage bij het inspectierapport en het geheel wordt binnen 2 weken aan de gemeente en het kindercentrum/gastouderbureau verzonden.

  • g.

    Het kindercentrum/gastouderbureau legt een afschrift van het inspectierapport zo spoedig mogelijk ter inzage op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • h.

    De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk 3 weken na de vaststelling daarvan openbaar.

Paragraaf 2.4 Jaarverslag

Jaarlijks voor 1 juli leggen gemeenten - middels de zogenaamde ‘Model informatieaanvraag’ - hun jaarverslag van het voorgaande kalenderjaar voor aan de gemeenteraad; de minister ontvangt gelijktijdig een afschrift. Het verslag bevat een overzicht van en geeft inzicht in de door de toezichthouder uitgevoerde onderzoeken van kindercentra en gastouderbureaus waarbij een onderscheid is gemaakt tussen - het aantal onderzoeken; - de wijze waarop de onderzoeken door de toezichthouder zijn uitgevoerd;- de situaties in de uitvoering die aanleiding hebben gegeven tot de toezichtarrangementen: 2.1.3, 2.1.4 en 2.1.5;- de bevindingen van de onderzoeken, neergelegd in GGD rapportages.

Paragraaf 2.5 Overleg gemeente en GGD

Voor het afstemmen van werkzaamheden is structureel overleg nodig tussen de ambtenaar kinderopvang van de gemeente en de toezichthouders van de GGD.Frequentie: 2 x per jaar overleg tussen gemeente en toezichthouder(s) Met als doel:- bespreking rapportages;- opvallende trends en signalen bespreken;- bespreking jaarverslag voor IWI;- kiezen van te inspecteren items;- besluiten nemen in te veranderen zaken;- advisering

Paragraaf 2.6 Overige afspraken

Zoals beschreven in 2.1.1 stelt de gemeente de GGD op de hoogte van een melding van een nieuw kindercentrum. Andere wijzigingen die betrekking hebben op het register worden ook aan de GGD doorgegeven. Zowel gemeente als GGD zorgen ervoor dat bij afwezigheid van een functionaris de werkzaamheden onverhinderd doorgang kunnen vinden door een vervanger.

Paragraaf 2.7 Namen van toezichthouders en ambtenaren

De toezichthouders van de GGD West-Brabant zijn: mevr. M. van Iersel, mevr. S. Peters, mevr. I. Meeuwis, mevr. D. Snoeck, mevr. K. Zonneveld en mevr. M. de la Mar. Deze laatste persoon is voor de gemeente Aalburg de contactpersoon en eerst uitvoerende. De ambtenaar van de gemeente Aalburg is mevr. H.v.d.Giessen.

Hoofdstuk 3 Handhaving kwaliteit kindercentra en gastouderbureaus

De gemeente is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het toezicht op de Wet kinderopvang binnen haar grenzen. Dat betekent dat de gemeente op basis van het rapport van de GGD een eigen afweging maakt of er reden is een sanctie op te leggen en zo ja, welke.Bij de uitvoering van de handhavingstaak heeft de gemeente dus de ruimte om de inzet van handhavingsinstrumenten te bepalen. De sanctie kan variëren van een aanwijzing (om binnen een bepaalde termijn maatregelen te nemen), een bestuurlijke boete, een bevel, een verbod tot voortzetting van/in gang zetten van exploitatie en ten slotte een verwijdering uit het register. In de meeste gevallen is het college van burgemeester en wethouders bevoegd een besluit te nemen. Uitzondering is wanneer er sprake is van strafrechterlijke vervolging.

Hierna worden het Afwegingsmodel Kinderopvang, het Afsprakenkader handhavingsbeleid en de sanctiemogelijkheden beschreven. Deze stukken hebben uiteindelijk vormgegeven aan de totstandkoming van de gemeentelijke beleidsregels handhaving Kwaliteit Kinderopvang.

In bijlage III zijn de Beleidsregels handhaving Kwaliteit Kinderopvang Gemeente Aalburg opgenomen.

Paragraaf 3.1 Afwegingsmodel Kinderopvang

Het afwegingsmodel is de basis voor het lokale handhavingsbeleid. Dat wisselt niet per instelling. Het wordt voor een langere periode vastgelegd. Het afwegingsmodel is gebaseerd op het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. De ernst van dit negatieve effect wordt bepaald door een aantal beoordelingsfactoren. Hieraan wordt een score toegekend van 1 tot en met 4. In het model wordt uitgegaan van de volgende beoordelingsfactoren:- veilige omgeving: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis (uit het toetsingskader) bij aan een onveilige omgeving?- gezonde omgeving: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis (uit het toetsingskader) bij aan een ongezonde omgeving?- pedagogische kwaliteit: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis (uit het toetsingskader) bij aan een vermindering van de pedagogische ontwikkeling van het kind?- invloed ouders: in welke mate draagt het niet voldoen aan de specifieke wettelijke eis (uit het toetsingskader) bij aan een beperking van de transparantie, medezeggenschap en de mate waarin ouders inspraak en medezeggenschap kunnen hebben in het beleid?- geloofwaardigheid: hoe groot is de politiek-bestuurlijke afbreuk als de specifieke wettelijke eis (uit het toetsingskader) onvoldoende wordt nageleefd?

Het afwegingsmodel geeft een uitkomst van ‘hoog’, ‘gemiddeld’ en ‘laag’. Dit wil zeggen: als niet wordt voldaan aan de voorwaarden die bij de regel horen, wordt de ernst van de overtreding als hoog, gemiddeld of laag gedefinieerd. Dit heeft gevolgen voor het inzetten van de sanctie-instrumenten. Ter illustratie:De ernst van de overtreding van het ‘niet instellen van een oudercommissie’ wordt als laag gedefinieerd. De ernst van de overtreding van het ‘niet beschikken over een passende beroepskwalificatie van het personeel’ wordt als hoog gedefinieerd.

In bijlage I is het Afwegingsmodel Kinderopvang Gemeente Aalburg opgenomen.

Paragraaf 3.2 Afsprakenkader handhavingsbeleid

Afhankelijk van de ernst van de overtreding bepaalt het college welk juridisch stappenplan wordt gevolgd. Het volgende afsprakenkader wordt gehanteerd:

493px

Ter illustratie volgen hierna de sanctiemogelijkheden volgend op een overtreding die een hoge prioriteit heeft en waarop het kindercentrum/gastouderbureau slecht scoort.‘In geval van een acute situatie wordt een bevel gegeven. Bevel kan in fase 2 o.a. gecombineerd worden met een exploitatieverbod, dwangsom en bestuursdwang. Een bevel kan niet leiden tot een bestuurlijke boete. Het bevel kent een wettelijke termijn van 7 dagen, verlenging door het college is mogelijk. Het bevel is een bevoegdheid van de GGD-toezichthouder zelf. Heeft de ontstane situatie wel hoge prioriteit, maar is de situatie niet acuut gevaarlijk dan wordt een aanwijzing gegeven. De aanwijzing kan alleen door het college worden gegeven. In de aanwijzing wordt gewaarschuwd voor een dwangsom, bestuursdwang, exploitatieverbod, verwijderen uit register of een bestuurlijke boete als men de aanwijzing niet opvolgt. Aangezien het hier om een hoge prioriteit gaat, wordt in principe gekozen voor een dwangsom, bestuursdwang of een exploitatieverbod.’

In bijlage II wordt de betekenis van alle verschillende stappen nader uitgelegd.

Paragraaf 3.3 Sanctiemogelijkheden

Als blijkt dat de Wet Kinderopvang niet wordt nageleefd, moet het zoals hiervoor ook al is aangegeven mogelijk zijn om sancties op te leggen. De wet voorziet in ruime mate in deze mogelijkheid. In de rapportage en bij het advies van de toezichthouder zal rekening gehouden worden met de volgende aspecten:1. Is het probleem eenvoudig oplosbaar?2. Is er sprake van een combinatie van overtredingen?3. Is er sprake van een groeiproces of is de overtreding eerder geconstateerd?4. Is er sprake van sterk financieel-economisch voordeel doordat de houder niet voldoet aan de desbetreffende indicatoren?5. Is er een ‘achtervangmogelijkheid’, waarbij weliswaar niet aan de regeling wordt voldaan, maar via een alternatieve oplossing het achterliggende doel wel wordt bereikt?

Afhankelijk van de ernst bepaalt het college welk juridisch stappenplan wordt gevolgd. Het college kan gebruikmaken van de volgende sanctiemogelijkheden:

Aanwijzing: Het college is bevoegd schriftelijk een aanwijzing te geven indien een kindercentrum/gastouderbureau zich niet houdt aan de voorschriften die zijn opgenomen in hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet Kinderopvang. Het gaat hierbij dus om de kwaliteitseisen en de bepalingen over de oudercommissie.

Bevel: Als de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Deze bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend t.a.v. een gastouderbureau. Het ligt in de rede dat de toezichthouder de gemeente op de hoogte stelt en indien mogelijk overlegt alvorens tot een bevel over te gaan.

Verbod exploitatie voor te zetten: Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum/gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is.

Verbod om in exploitatie te gaan: Het college kan de houder verbieden een kindercentrum/gastouderbureau in exploitatie te nemen, als blijkt dat het kindercentrum/gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften voldoet.

Verwijdering uit het register: Het college mag de gegevens van een kindercentrum/gastouderbureau uit het register verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Verwijdering ligt echter niet meteen voor de hand. Eerst zal geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen. Het verwijderen uit het register is een uiterste middel.

Bestuursdwang: Nadat de aanwijzing of het bevel niet ten uitvoer is gelegd, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. Bestuursdwang is de herstelsanctie, inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en de verplichting om te dulden dat het bestuursorgaan de last door feitelijk handelen ten uitvoer legt, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Dwangsom: In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om te kiezen voor bijv. bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet hersteld worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald.

Bestuurlijke boete: kan worden opgelegd indien een houder een verplichting, een aanwijzing of een bevel niet nakomt of handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 66. De bestuurlijke boete bedraagt hoogstens € 45.000 (artikel 72). Ook kan een bestuurlijke boete tot maximaal € 5.000 worden opgelegd als een houder niet alle inlichtingen verstrekt aan het college die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Strafrechtelijke mogelijkheden: Wanneer er sprake is van valsheid in geschrifte, opgave van onware gegevens en schending van de verplichting om gegevens te verstrekken en twee specifieke overtredingen betreffende het openbaar gezag en bepaalde misdrijven tegen het openbaar gezag. Strafrechtelijke vervolging is geen specifieke mogelijkheid voor het college en de toezichthouder zelf.

Op de volgende pagina volgt een overzicht van de verschillende sanctiemogelijkheden, volgend op een slechte of onvoldoende beoordeling bij de prioritering hoog, middel of laag

711px

+ = passend; +/- = eventueel; - = ongebruikelijksl = slechtonv = onvoldoende

Afwegingsmodel Kinderopvang gemeente Aalburg 1  

454px

453px

451px

Afsprakenkader handhavingsbeleid Wet Kinderopvang 2  

Afhankelijk van de ernst bepaalt het college welk juridisch stappenplan wordt gevolgd en welke hersteltermijnen worden aangehouden

Score: hoog/slechtIn geval van een acute situatie wordt een bevel gegeven. Bevel kan in fase 2 o.a. gecombineerd worden met een exploitatieverbod, dwangsom en bestuursdwang. Een bevel kan niet leiden tot een bestuurlijke boete. Het bevel kent een wettelijke termijn van 7 dagen, verlenging door het college is mogelijk. Het bevel is een bevoegdheid van de GGD-toezichthouder zelf.Heeft de ontstane situatie wel hoge prioriteit, maar is de situatie niet acuut gevaarlijk dan wordt een aanwijzing gegeven. De aanwijzing kan alleen door het college worden gegeven. In de aanwijzing wordt gewaarschuwd voor een dwangsom, bestuursdwang, exploitatieverbod, verwijderen uit register of een bestuurlijke boete als men de aanwijzing niet opvolgt. Aangezien het hier om een hoge prioriteit gaat, wordt in principe gekozen voor een dwangsom, bestuursdwang of een exploitatieverbod. Gelet op de hoge prioritering ligt een hoge dwangsom en een korte hersteltermijn voor de hand.

Hersteltermijn bevel: 7 dagen door de toezichthouder gegeven. Het college kan deze termijn evt. met enkele dagen verlengen

Score: hoog/onvoldoendeIn geval een acute situatie wordt een bevel gegeven. Bevel kan o.a. gecombineerd worden met een exploitatieverbod, dwangsom en bestuursdwang. Een bevel kan niet leiden tot een bestuurlijke boete. Het bevel kent een wettelijke termijn van 7 dagen, verlenging door het college is mogelijk. Het bevel kan door de GGD –toezichthouder zelf worden gegeven. Wanneer het gaat om een score onvoldoende (en dus niet slecht) zal van een acute situatie naar alle waarschijnlijkheid geen sprake zijn.Heeft de ontstane situatie wel hoge prioriteit, maar is de situatie niet direct acuut gevaar dan wordt een aanwijzing gegeven. De aanwijzing behoort tot de bevoegdheden van het college. In de aanwijzing wordt gewaarschuwd voor een dwangsom, bestuursdwang, exploitatieverbod, verwijderen uit register of een bestuurlijke boete als men de aanwijzing niet opvolgt. Aangezien het hier om een hoge prioriteit gaat, wordt in principe gekozen voor een dwangsom of bestuursdwang. Een exploitatieverbod bij een score onvoldoende is veelal een te zware maatregel, maar dit hangt natuurlijk van de omstandigheden af. De gestelde dwangsom ligt in principe lager dan als de score slecht zou zijn geweest. Daarnaast worden er korte hersteltermijnen gehanteerd.

Hersteltermijn bevel: 7 dagen door de toezichthouder gegeven. Het college kan deze termijn evt. met enkele dagen verlengenHersteltermijn aanwijzing: 7 tot 14 dagen door het college gegeven. Het ligt voor de hand de herinspecties tevens binnen die termijnen te laten plaatsvinden.

Score: middel/slechtBij een geconstateerde overtreding wordt in principe een aanwijzing gegeven. De maatregelen zijn gericht op herstel. In een enkel geval kan een bestuurlijke boete worden gegeven. De aanwijzing gaat gepaard met een dwangsom, bestuursdwang of een verwijdering uit het register. Bij een dwangsom gaat het om lagere bedragen dan als het zou gaan om een zaak die hoge prioriteit heeft. Daarnaast worden er ook langere hersteltermijnen gehanteerd. In bepaalde specifieke gevallen kan een bestuurlijke boete worden gegeven. Deze bestuurlijke boetes liggen hoger dan bij zaken die een lage prioriteit hebben.Hersteltermijn aanwijzing: 2 tot 12 weken door het college gegeven.

Score: middel/onvoldoendeBij een geconstateerde overtreding wordt in principe een aanwijzing gegeven. Echter mocht de overtreding relatief beperkt (de overtreding richt zich op bijvoorbeeld 1 aspect) zijn, kan ervoor worden gekozen om een schriftelijke waarschuwing te geven. Daarin kan worden aangegeven dat bij een volgende constatering het bestuursrechtelijke traject zal worden gevolgd. In bepaalde specifieke gevallen kan een bestuurlijke boete worden gegeven. Deze bestuurlijke boetes liggen hoger dan bij die zaken die een lage prioriteit hebben.

Hersteltermijn aanwijzing: 1 tot 6 maanden door het college gegeven. Hersteltermijn waarschuwing: binnen een half jaar door de toezichthouder gegeven.Score: laag/slechtBij zaken die een lage prioriteit hebben, kan indien mogelijk een bestuurlijke boete worden gegeven. De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde overtredingen omdat ze bijvoorbeeld vaak voorkomen, maar weliswaar geen prioriteit hebben (al dan niet tijdelijk) wat ‘harder’ aan te pakken door zonder pardon direct een bestuurlijke boete op te leggen. In principe liggen deze boetes lager dan bij die zaken die een middelhoge prioriteit hebben. Daarnaast kan er worden gewerkt met waarschuwingen. Met name bij die instellingen die over het algemeen voldoen aan de gestelde eisen, maar op een enkel punt tekort schieten. Deze waarschuwingen worden uiteraard wel geregistreerd. Wordt bij een volgend bezoek dezelfde overtreding wederom geconstateerd dan wordt voorgesteld om over te gaan tot een aanwijzing.

Hersteltermijn waarschuwing: een langere hersteltermijn is aan de orde. Een waarschuwing wordt bij de volgende reguliere inspectie nagegaan. De toezichthouder kan de hersteltermijn van een half jaar aanhouden.

Score: laag/onvoldoendeBij die zaken die een lage prioriteit hebben, kan indien mogelijk een bestuurlijke boete worden gegeven. De gemeente kan ervoor kiezen om bepaalde overtredingen omdat ze bijvoorbeeld vaak voorkomen, maar weliswaar geen prioriteit hebben (al dan niet tijdelijk) wat ‘harder’ aan te pakken door zonder pardon direct een bestuurlijke boete op te leggen. In principe liggen deze boetes lager dan bij die zaken die een middelhoge prioriteit hebben.Daarnaast kan er worden gewerkt met waarschuwingen. Met name bij die instellingen die over het algemeen voldoen aan de gestelde eisen, maar op een enkel punt tekort schieten. Deze waarschuwingen worden uiteraard wel geregistreerd. Wordt bij een volgend bezoek dezelfde overtreding wederom geconstateerd dan kan overgegaan worden tot een aanwijzing. Bij het onvoldoende voldoen (in tegenstelling tot slecht) kan eventueel nog een tweede waarschuwing worden gegeven.

Hersteltermijn waarschuwing: een langere hersteltermijn is aan de orde. Een waarschuwing wordt bij de volgende reguliere inspectie nagegaan, een aparte herinspectie is dan niet altijd aan de orde. De toezichthouder kan de hersteltermijn van een jaar aanhouden.

Combinatie van overtredingenIn het geval er meer overtredingen tegelijk plaatsvinden, zal uitgegaan worden van de zwaarste overtreding. Maatwerk is hierbij het uitgangspunt. Indien er meerdere lichte overtredingen worden geconstateerd of een herhaling van overtredingen, dan kan eveneens voor een wat zwaardere sanctiestrategie worden gekozen. Ook dit vereist maatwerk.

Beleidsregels handhaving Kwaliteit Kinderopvang gemeente Aalburg 3  

Afgeleid van de afwegings- en toetsingsmodules van VNG, aangevuld met bijbehorende sancties/ herstelperiodes en termijnen herinspectie.

1007px

964px