Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Evenementen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingEvenementen
CiteertitelVoorschriften evenementen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De voorschriften vrijstelling evenementen vergunning is als bijlage toegevoegd.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening algemene plaatselijke regelgeving (APV)
  2. Drank en horecawet, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-12-200620-04-2017Nieuwe regeling

19-12-2006

Het Kontakt, 27-12-2006

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Evenementen

De wereld van het feestDe poorten staan weer openUitnodigend voor wat niet is geweestAlleen moet je wel een kaartje kopen.

(Een gedeelte van het gedicht Kun je meedoenuit de bundel Alle zaken in orde)

Evenementennota

Evenementenbeleid in Aalburg voor de periode 2007 tot 2010

Vastgesteld op 19 december 2006Burgemeester en wethouders van AalburgDe secretaris de burgemeester

A.G. Dolislager F. Buijserd

De burgemeester van Aalburg,

F. Buijserd

Bekendgemaakt op 27 december 2006 in weekblad Het Kontakten op website www.Aalburg.nl

Artikel 1  

Inleiding

Wat is een evenement?De term evenement is in de volksmond een bekend begrip en zal niet vaak tot spraakverwar-ring leiden. Een omschrijving van het begrip evenement staat in artikel 2.2.1 van de Algeme-ne Plaatselijke Verordening: Een evenement is elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak. Vervolgens worden zaken van het begrip evenement uitgesloten, zoals bios-copen, markten, kansspelen, dansgelegenheden, betogingen. Hetzelfde artikel geeft aan dat onder een evenement mede wordt verstaan een herdenkingsplechtigheid, een optocht of een feest/wedstrijd op of aan de weg.Deze enigszins technische en wellicht juridische omschrijving voor het begrip evenement hanteert het college om misverstanden te voorkomen.

Voor het organiseren van een evenement is in het algemeen een vergunning van de gemeente nodig. Dat is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening. Aan een vergunning zijn bijna altijd voorwaarden verbonden in het belang van o.a. openbare orde en veiligheid, brandveiligheid, toezicht en milieu.

Die voorwaarden komen onder meer tot stand aan de hand van wettelijke regelgeving, vastgelegd beleid in diverse documenten en op grond van een mondeling overgeleverde consistente wijze van handelen. In voorkomende gevallen moest naar bevind van zaken gehandeld worden voor zover een gedragslijn ontbrak. Als er wel een gedragslijn werd gevolgd, was die niet altijd vooraf bekend en strookte daarom soms niet direct met de plannen van een organisator.De grenzen van de voorschriften zijn niet altijd scherp aan te geven, doordat normstellingen of richtgetallen ontbraken. Omschrijvingen als “voldoende” en “niet teveel” kunnen interpretaties oproepen bij de organisatoren. Deze wijze van vergunningverlening kan in voorkomende ge-vallen controle en handhaving bemoeilijken. De rechtszekerheid komt hierdoor in het geding.

Kortom, aanleiding om een evenementenbeleid op te stellen voor de gemeente Aalburg. Het gaat daarbij om het op schrift stellen van geldende gedragslijnen en om het vaststellen van beleid. Het is in het belang van de organisator om te weten waar hij op en mee kan rekenen als een evenement wordt voorbereid. Daarnaast moet helder zijn wat de gemeente voor de organisator kan betekenen. Beide onderdelen zijn vastgelegd in dit beleidsstuk, dat - zoals hiervoor is geschreven - de ene keer het bestaande beleid verwoordt (dat nog geen wijziging behoeft) en dat op sommige plaatsen een nieuwe gedragslijn voorstelt (die een antwoord geeft op zienswijzen, suggesties of wensen van organisatoren).

PeriodeIn principe geldt het evenementenbeleid voor een periode van 3 jaar. Daarna volgt een evaluatie en aan de hand daarvan kan het nodig zijn de regels op onderdelen aan te passen. Als er zich in de beleidsperiode ontwikkelingen voordoen die consequenties hebben voor het evenementenbeleid, dan zal dat – indien noodzakelijk of gewenst - in een tussentijdse beleidswijziging verwerkt worden.

Invloed belanghebbenden op evenementenbeleidOp de totstandkoming van het evenementenbeleid zullen belanghebbenden tijdig invloed kunnen uitoefenen. Het beleidsstuk wordt ter inzage gelegd en (toekomstige) organisatoren, omwonenden van feestterreinen en andere belanghebbenden krijgen de gelegenheid hun zienswijzen te geven. Het is de bedoeling om met organisatoren van bestaande evenementen apart te spreken over het voorgenomen evenementenbeleid. Bruikbare voorstellen kunnen na bestuurlijke afweging verwerkt worden in deze beleidsnotitie. Voor zover niet tegemoet is gekomen aan wensen, ideeën, bedenkingen of suggesties vanuit de inspraak, wordt daarover gecommuniceerd.

Op de infoavond voor organisatoren en belangstellenden, die gehouden is op 13 september 2006, is van de inspraakmogelijkheid gebruik gemaakt. Voorts werd het concept besproken in de opiniërende vergadering van 6 december 2006.Ontvangen opmerkingen en suggesties zijn in deze nota verwerkt.

Inhoud

VerantwoordelijkheidDe organisator is eerstverantwoordelijk voor een veilig en ordelijk verloop van het evene-ment. Dat betekent onder meer dat hij moet instaan voor de veiligheid van de bezoekers, de toestroom van het verkeer goed moet regelen, moet zorgen voor communicatie naar bezoe-kers, omwonen¬den en andere belanghebbenden en de overlast zoveel mogelijk moet beper-ken. Ook voor de brandveiligheid is een organisator de eerstverantwoordelijke. Hij kan niet zonder meer verwijzen naar gemeente, brandweer of politie, die eigen bevoegdheden, taken en ver-antwoordelijkheden hebben. In de preventieve sfeer zijn bij het opstellen van de evenemen-tenvergunning en het bepalen van de voorschriften deze instanties leidend. Tijdens het eve-nement is de organisator de eerstaangewezene die met zijn genomen maatregelen borg staat voor de orde op de evenementenlocatie en de veiligheid van de bezoekers, deelne-mers en vrijwilligers.

AanvraagEen belangrijk onderdeel van de voorbereiding op het houden van een evenement, is de aanvraag. Een vergunning wordt verleend op aanvraag door middel van een vastgesteld aanvraagformulier, dat in elk geval informatie moet bevatten over:• de gegevens (Naam Adres Woonplaats) van de organisator;• de locatie van het evenement;• de aard en de doelstelling van het evenement;• de begin- en de eindtijd;• de activiteiten (levende en/of versterkte muziek, het schenken van zwakalcoholischedranken, loterij, verkoop etenswaren, marktkramen, gebruik helium bij luchtballonnen, etc.);• het soort muziek, de geluidssterkte en de afstand tussen geluidsboxen en dedichtstbijzijnde woning(en);• het verwachte aantal bezoekers;• de te nemen veiligheidsmaatregelen (stewards, toezichthouders, eventuele particuliere beveiliging, EHBO) en maatregelen ter voorkoming van calamiteiten;• de plaatsing van objecten (bv. tenten, podia, tribunes etc., inclusief tekening);• de sanitaire voorzieningen;• de reiniging van het terrein;• de gevolgen voor het verkeer (auto’s, fietsen, voetgangers, openbaar vervoer).

Het formulier is verkrijgbaar bij de sector Inwoners van het gemeentehuis en te downloaden van de website www.Aalburg.nl. Een evenementenvergunning kan gemakkelijk ook digitaal aangevraagd worden.

Eén vergunning?Een groter evenement bestaat meestal uit diverse onderdelen waarop ook andere wetgeving naast de APV van toepassing is. Voorbeelden zijn bijv. loterij, drankverstrekking, brandvei-ligheid en verkeersmaatregelen. Voor zulke activiteiten zouden ook aparte vergunningen af-gegeven moeten worden, die door hun specifieke afhandeling niet altijd gelijktijdig de organi¬sator zullen bereiken. Daarom worden die onderdelen, voor zover van toepassing, zoveel als mogelijk in de evenementenvergunning opgenomen. Daar waar dat niet kan, wordt in de evenementenvergunning een verwijzing naar afzonderlijke vergunningen opgenomen. Wat is er duidelijker dan één vergunning voor alle onderdelen van het evenement? Dat geeft de organisator in één oogopslag een overzicht van de vergunningsvoorschriften. Het geeft de hulpdiensten een inzicht in de risico’s en de mogelijke hulpvraag en derde weten waar ze met vragen e.d. terecht kunnen.

DrankverstrekkingHet schenken van zwakalcoholische dranken is bijna altijd een vast onderdeel van een eve-nement. Daarom wordt hier besproken onder welke omstandigheden een tapvergunning wordt verleend.Op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet (D&H) kan de burgemeester ontheffing verlenen voor het verstrekken van zwakalcoholhoudende dranken buiten een horecabedrijf. Het moet gaan om een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard. De drankverstrekking dient plaats te vinden onder onmiddellijke leiding van een persoon, die niet onder curatele staat, niet in enig opzicht van slecht zedelijk of levensgedrag is, ten minste 21 jaar is en de verklaring sociale hygiëne bezit. De ontheffing wordt niet automatisch verleend, maar wordt beoordeeld aan een paar criteria:

  • 1.

    Het moet gaan om een speciaal georganiseerd en uniek evenement, dat niet meer dan éénmaal per jaar plaatsvindt.

  • 2.

    De aard van het evenement mag zich niet verzetten tegen het verstrekken van alcoholi-sche dranken. Te denken valt aan evenementen die zich in hoofdzaak richten op jonge-ren onder 16 jaar.

  • 3.

    De D&H kent de wettelijke beperking, dat het evenement maximaal 12 dagen aaneenge-sloten mag duren om nog in aanmerking te kunnen komen voor de ontheffing. Als een meerdaags evenement langer duurt, mag de burgemeester volgens de wet de ontheffing niet verlenen.Op oneigenlijk gebruik van de ontheffing houden o.a. naast het Openbaar Ministerie ook de Belastingdienst en Keuringsdienst van Waren toezicht.

ProcedureAls de aanvraag op wezenlijke punten niet ingevuld is, wordt deze niet in behandeling geno-men en teruggestuurd. Het mag duidelijk zijn, dat de gemeente alleen een vergunning kan geven als omvang, soort en aard van de activiteiten en de door de organisator genomen maatregelen volstrekt helder zijn.

Zijn er onduidelijkheden over de verstrekte gegevens, dan kan overleg plaatsvinden tussen de organisator, de gemeente en eventuele hulpdiensten om de aanvraag op deze punten te bespreken. Het overleg resulteert normaliter in een definitieve ontvankelijke aanvraag die ui-terlijk 8 weken voor de aanvang van het evenement moet zijn ingediend. Als die termijn niet in acht wordt genomen, dan kan het zijn dat het verzoek wordt geweigerd, zeker in het geval van herhaling. Dan mag het evenement niet gehouden worden, want de gemeente heeft hiervoor geen vergunning afgegeven.

De kritische termijn van 8 weken lijkt lang, maar die is nodig voor de gemeente om adviezen te kunnen inwinnen van politie, GHOR en de eigen afdelingen. Voor een organisator mag die periode geen belemmering zijn, omdat hij al veel langer bezig is met het voorbereiden van het evenement. Denk maar eens aan het contracteren van artiesten en afspraken maken met toeleveringsbedrijven. De vergunningsaanvraag mag en moet geen sluitstuk zijn van de voorbereiding. Om teleurstellingen te voorkomen dient de aanvraagprocedure bij voorkeur gestart te worden zodra relevante gegevens van het evenement bekend zijn.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht worden belanghebbenden in de gelegenheidgesteld hun zienswijzen in een vroegtijdig stadium, zo mogelijk al direct na het indienen van de aanvraag, naar voren te brengen, als de verwachting er is dat er tegen de vergunningver-lening bedenkingen zullen zijn. Voor bestaande evenementen, die al jarenlang op dezelfde plaats en in dezelfde periode gehouden worden, zijn er geen zienswijzen te verwachten, als de inhoud van de activiteiten niet opvallend afwijkt van voorgaande jaren. Daarom zullen vergunningsaanvragen voor bestaande evenementen, behoudens gewijzigde omstandighe-den, niet elk jaar afzonderlijk door de gemeente gepubliceerd worden. Belanghebbenden zijn immers bekend met deze evenementen en de periode waarin ze gehouden worden. De-ze evenementen worden wel in een evenementenoverzicht op de website geplaatst. Alsdan kunnen ook nieuwingekomenen kennis nemen van evenementen in hun buurt.

Aanvragen voor nieuwe evenementen en voor bestaande evenementen die veelbetekenend afwijken van aanvragen uit voorgaande jaren worden daarentegen voortaan wel afzonderlijk gepubliceerd in weekblad Het Kontakt (of een ander in de gemeente verschijnend periodiek) en zo mogelijk ook op de website van de gemeente.De vergunningaanvraag ligt gedurende 2 weken ter inzage in het gemeentehuis. Belangheb-benden kunnen in die periode mondeling of schriftelijk reageren in de vorm van zienswijzen. Deze zienswijzen maken deel uit van de overwegingen voor de beslissing op de aanvraag voor het evenement.

In het verleden is er wisselend met het bekendmaken van verleende vergunningen omge-gaan. Tegen het besluit tot vergunningverlening staat de wettelijke bezwarenprocedure open. Het tijdstip waarop de procedure begint, hangt af van de bekendmaking van het be-sluit. Elke verleende evenementenvergunning wordt vanaf nu gepubliceerd op de gemeente-pagina en op de website.

De aanvraagprocedure is hieronder in een tijdpad aangegeven:
497px

LegesIn de Legesverordening geldt een vrijstelling van legesheffing voor het in behandeling nemen van aanvragen en afgeven van vergunningen in het kader van volksfeesten, optochten en andere door het college goedgekeurde manifestaties. Ook acties door verenigingen en in-stellingen voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel zijn legesvrij. Hetzelfde geldt voor activiteiten met een sportief, cultu-reel, recreatief of mediadoel, als er geen directe of indirecte commerciële (neven)¬activiteit aan verbonden is.

In het geval een bedrijf of een professionele evenementenorganisator de intentie heeft om het geldelijk voordeel uit het evenement ten eigen bate aan te wenden, zullen kostendek-kende leges voor de afhandeling van de vergunning geheven worden.

PolitieDe politie is onder het gezag van de burgemeester belast met de handhaving van de open-bare orde en het verlenen van hulp aan hen die dat nodig hebben (artikel 2 jo artikel 12 Poli-tiewet 1993). Daartoe heeft zij een aantal speciale bevoegdheden. De politie is bevoegd tot het gebruik van geweldsmiddelen tegen mensen. Ook is de politie een van de weinige orga-nisaties met bevoegdheden voor het verzamelen van informatie over personen en groepen die de orde kunnen verstoren bij een evenement.

Het bewaken van de orde op en rond het evenemententerrein is in eerste instantie de ver-antwoordelijkheid van de organisatie zelf. Van dat besef dient de organisator terdege door-drongen te zijn. De politie is in beginsel terughoudend in haar optreden tijdens evenementen. Hierbij moet het wel gaan om een goed samenspel tussen organisator en politie, waarin de organisator de arbeidsintensieve taken op zich neemt en de politie een meer algemeen toe-zichthoudende, coördinerende en aanvullende rol op zich neemt. Uiteraard dient de politie als achtervang om, bij mogelijke verstoring van de openbare orde en veiligheid, in te grijpen.

ToezichtDe organisator heeft de plicht in te staan voor de veiligheid van de bezoekers en deelnemers op en bij het evenemententerrein. Hij moet daarom zorgen voor voldoende toezicht. Tijdens elk evenement dient ten minste 1 toezichthouder aanwezig te zijn. Afhankelijk van de aard van de festiviteiten kan dat een bestuurslid of iemand van de organisatie zijn. Voor een buurtbarbecue, een tentoonstelling, een toneeluitvoering en vergelijkbare kleinschalige eve-nementen kan hiermee volstaan worden.Bij grotere festiviteiten met een verwacht bezoekersaantal van meer dan 250 personen is in-tensiever toezicht vereist. In het algemeen geldt er een norm van 1 toezichthouder op 250 gelijktijdig aanwezige of verwachte bezoekers. Van deze norm kan de gemeente - op advies van de politie en de brandweer in overleg met de organisator – zowel naar boven als bene-den afwijken als de aard van het evenement dit vereist of toelaat.

Bewaking/beveiligingAls toezicht niet voldoende wordt geacht en bewaking c.q. beveiliging wordt voorgeschreven, dan kan niet worden volstaan met vrijwilligers, maar moet de organisator een (door de minis-ter van justitie erkend) professioneel beveiligingsbedrijf inhuren.

Aanspreekpunt voor hulpdienstenTijdens het evenement moet de organisator of een door hem aangewezen leidingge¬vende op het evenemententerrein aanwezig zijn. Deze is het aanspreekpunt voor aanwijzingen van de hulpdiensten. De aangewezen persoon moet te allen tijde aanwijzingen van politie, brand-weer en gemeente opvolgen. Niet opvolgen van de aanwijzingen kan tot sancties leiden bijv. stillegging van het evenement of weigering van een toekomstige aanvraag.

VeiligheidsoverlegMet het invullen van het aanvraagformulier wordt de organisator door vragen over veiligheid, gezondheid en openbare orde geleid. In eerste instantie geven de antwoorden aan in hoe-verre de organisator de risico’s heeft ingeschat en welke maatregelen hij heeft genomen voor de bestrijding van kleine incidenten. Als de gemeente verwacht dat de risico’s groter zijn dan de organisator heeft ingeschat, zal overleg noodzakelijk zijn over de risicoanalyse, voor-dat de evenementenvergunning kan worden verleend.

BrandveiligheidIn de voorbereiding op de vergunningverlening bepaalt de brandweer mede aan de hand van de aanvraag of voor het evenement een (tijdelijke) gebruiksvergunning noodzakelijk is en welke voorwaarden aan die vergunning verbonden moeten worden. Als het evenement een of meer van de volgende elementen bevat, zal een gebruiksvergunning vereist zijn. De op-somming is niet uitputtend, maar geeft de meest voorkomende elementen: feesttenten, kra-men; podia, tribunes, plaatsing van een tijdelijk bouwsel, verkoopwagen of attractietoestel, mobiele bakwagens, aanbouwsels tegen gevels van bouwwerken, barbecues, ovens, heli-umballonnen en tentenkampen.Elke (tijdelijke) gebruiksvergunning dient maatwerk te zijn en dat komt tot uitdrukking in de bij de vergunning behorende gebruiksvoorwaarden. Een exemplaar van de standaardvoorwaarden voor een aantal evenementen, waarmee de (toekomstige) organisator in ieder geval te maken zal krijgen, wordt op verzoek toegezon-den. Wilt u thuis deze standaardvoorwaarden doorlezen, ga dan naar de gemeentelijke web-site www.Aalburg.nl.

EHBOBij elk evenement loeren ongelukjes met schram-, snij- en schaafwonden. In combinatie met bloed leveren zulke wonden gevaar op voor de gezondheid van de bezoeker en deelnemer. De noodzakelijke eerste hulp kan geboden worden door de EHBO. Er moeten voldoende EHBO’ers, EHBO-posten of andere preventieve medische voorzienin-gen zijn, gelet op de aard en duur van de activiteiten, risico’s, bezoekers, deelnemers, loca-tie, bereikbaarheid en afstand naar dichtstbijzijnde ziekenhuis. Men kan zich voorstellen dat bij wielerwedstrijden, avondvierdaagse, autocrosses, timmerdorpen, meerkampen, zwemfes-tijnen eerder eerste hulp gewenst is dan bij kunstmanifestaties of tentoonstellingen.Een grove indicatie van wat voldoende is:- 1 gediplomeerde EHBO’er met volledig uitgeruste EHBO-koffer bij evenementen met meer dan 50 bezoekers/deelnemers, bij voorkeur op de evenementenlocatie. In overleg zou volstaan kunnen worden met een bereikbaarheids- en beschikbaarheidregeling.- 1 herkenbare EHBO-post bij evenementen met meer dan 750 bezoekers/deelnemers, met een bezetting van minimaal 2 gekwalificeerde EHBO’ers. In de EHBO-post dienen voldoende voorzieningen aanwezig te zijn, zoals een ruim gesorteerde EHBO-koffer met materiaal voor EHBO-hulpverlening, tafels, stoelen, drinkwater en communicatiemiddelen.

DrinkwatervoorzieningenBij evenementen is schoon drinkwater een vereiste. Bij sommige evenementen (pop- en sportevene¬menten) leveren mensen in relatief korte tijd een grote inspanning in een soms zuurstofarme en warme omgeving, waardoor een verhoogd gevaar voor uitputting en uitdro-ging ontstaat. De organisatie van een dergelijk evenement moet zorgen voor voldoende wa-tertappunten waar gratis schoon leidingwater beschikbaar is.Als op de evenementenlocatie geen vaste drinkwatervoorziening aanwezig is of gemaakt kan worden, dient de organisator in te staan voor mobiele faciliteiten of een regeling te treffen met omwonenden. Overigens dient rekening gehouden te worden met de gevaren van legio-nellabesmetting.Toiletten/Sanitaire voorzieningenOp het evenemententerrein moeten voldoende toiletten aanwezig zijn. Toiletten die aange-sloten kunnen worden op bestaande voorzieningen zijn hygiënischer en hebben daarom de voorkeur boven chemische toiletvoorzieningen. Chemische toiletten mogen niet op het op-pervlaktewater worden geloosd.In het streven naar optimale hygiëne worden de volgende normen gehanteerd:• Per 150 gelijktijdig aanwezige bezoekers en deelnemers 1 toilet, met een minimum van 2;• 1 toilet is geschikt voor mindervaliden, tenzij redelijkerwijs niet aan deze norm voldaan kanworden. • 1 op de 4 toiletten mag vervangen worden door een urinoir;• De toiletten worden minimaal tweemaal per dag en zonodig vaker gereinigd.Het zou kunnen zijn dat met omwonenden afspraken gemaakt worden om aan de normen te kunnen voldoen.

Geluid en geluidsoverlastEen evenement zonder al dan niet versterkte muziek komt maar zelden voor. Muziek zorgt voor gezelligheid en verhoogt de sfeer. Daarnaast staan er vaak allerlei apparaten en ma-chines die geluid voortbrengen en die voor het evenement noodzakelijk zijn. Alles bij elkaar genomen brengen de meeste evenementen heel wat geluid voort. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang bepaalde grenzen niet worden overschreden. Gebeurt dat wel, dan is er spra-ke van geluidshin¬der. Een hoge geluidsbelasting op de woonomgeving kan aanleiding geven tot ergernis en klachten. De geluidsproductie is in de loop der jaren gestegen. Langzamer-hand worden grenzen bereikt van wat nog toelaatbaar moet worden geacht voor de gezond-heid van bezoekers en deelnemers (gehoorbeschadiging) en voor de leefomgeving van om-wonenden. Alle reden dus om geluidshinder te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken.

Aanvragen voor het houden van evenementen worden mede getoetst aan onderstaande richtlijnen. Deze zijn een nadere precisering van de weigeringsgronden, die genoemd wor-den in artikel 2.2.2 van de APV, met name de onderdelen a. (openbare orde) en b. (voorko-men of beperken van overlast).

De mate van geluidsoverlast is voor elk evenement verschillend. Daarom wordt ervoor geko-zen om evenementen te onderscheiden in categorieën. Het geluidsniveau van een evene-ment bepaalt in welke categorie het wordt ingedeeld. De geluidsmetingen vinden plaats op een afstand van twee meter, gemeten bij de dichtstbijzijnd gelegen gevel van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen. (kantoren tijdens openingstijden, scholen tijdens lessen of kerken tijdens diensten).

Categorie I: geen geluidsoverlastDeze categorie staat voor geluid tot 45 dB(A). Zulke evenementen kunnen vrijwel on-beperkt plaatsvinden. Te denken valt aan: draaiorgels, buurtbarbecues, lopende fan-fare-orkesten, straatmuziek. Voor overlast valt niet te vrezen zolang voldaan kan worden aan de geluidsnormen zoals beschreven in het Besluit horeca, sport- en re-creatieinrichtingen milieubeheer. Deze normen gelden ook voor reguliere bedrijven en bedragen voor de dag-, avond- en nachtperiode Laeq = 50 respectievelijk 45 en 40 dB(A), gemeten op (2 meter uit) de gevels van geluidsgevoelige objecten.

Categorie II: duldbare geluidsoverlastIn de tweede categorie vallen de evenementen met een geluidsniveau tot maximaal 80 dB(A). Ter illustratie noemen we voorbeelden: Braderieën en jaarmarkten, dorps-feesten en dergelijke met muziek, overwegend lokale festiviteiten en beperkt regiona-le evenementen. In deze categorie zijn niet alleen de soort muziek en de kwaliteit van geluidsverster-king bepalend voor de mate van overlast, maar vooral ook de frequentie, de handha-ving van een eventueel gestelde eindtijd, de voorbereidingsprocedure van de vergun-ning en de manier waarop eventuele klachten afgehandeld worden.Uitgangspunt hierbij is de spraakverstaanbaarheid binnen in de woning die, rekening houdend met een gemiddelde gevelisolatie van 20 dB(A), bij binnenniveaus tot 60 dB(A) in het geding is. Bij aanhoudende en steekhoudende klachten kan het wenselijk zijn in de toekomst per mogelijke locatie een maximaal aantal evenementen per jaar vast te stellen. Gelet op de huidige praktijk is er nog geen behoefte aan regulering.

Categorie III: ernstige geluidhinderOp locaties waar zich woningen bevinden op korte afstand van het evenement kun-nen gevelwaarden tot maximaal 85 dB(A) nodig zijn om het soort evenement mogelijk te maken. Met name in de bebouwde kommen worden dergelijk hoge geluidsnormen gehanteerd voor live optredens van bands, popconcerten en muziekfestivals. Hier is feitelijk sprake van gereguleer¬de hinder en daardoor zal dit soort evenementen tot het uiterste beperkt moeten blijven. Evenementen in deze categorie zijn totnogtoe be-grensd tot een onderdeel van een feestweek, jaarmarkt of dorpsfeest. De gemeente verleent toestemming als het categorie III-evenement onderdeel is van een bepaald feest en zich niet meer dan tot 2 dagdelen per week uitstrekt. Bij hoge uitzondering kan de gemeente toestemming verlenen voor op zich staande evenementen in de ca-tegorie III.

Berekening en beheersing geluidsproductieControle op of berekening van de hierboven vastgelegde geluidsniveaus moet geschieden overeenkomstig de ‘Handleiding meten en rekenen industrielawaai’ van april 1999, waardoor meting bij de gevel van een nabijgelegen geluidsgevoelig object plaatsvindt. In afwijking van het gestelde in de voornoemde Handleiding dient het gemeten dan wel berekende equivalen-te geluidsniveau vanwege het muziekgeluid niet vermeerderd te worden met de correctie voor muziekgeluid zoals opgenomen in de Handreiking; het gemeten dan wel berekende equivalente geluidsniveau vanwege het muziekgeluid dient ‘netto’ getoetst te worden aan de in deze paragraaf opgenomen grenswaarden.

De verantwoordelijkheid om te voldoen aan de geluidsvoorschriften ligt bij de organisatie. In de contractuele fase is het mogelijk grenzen aan de geluidsproductie bij de bron te stellen. Ten tweede kan een zogenaamde begrenzer tijdens de uitvoeringsfase overschrijding van een vastgesteld maximum aan decibellen voorkomen. Ten slotte zou de organisator zelf in-dicatieve geluidsmetingen kunnen (laten) verrichten om bij constatering van overschrijding van het toegestane geluidsniveau tijdens het evenement nog in te grijpen.

Begin- en eindtijden geluidsproductie (buiten)evenementenOm geluidsoverlast te voorkomen dan wel te verminderen, zijn ook andere maatregelen mo-gelijk. Een daarvan is in ieder geval het instellen van een begin- en eindtijd van het evene-ment in de categorieën II en III. De geluidsproductie mag niet vóór 10 uur ’s morgens begin-nen en moet uiterlijk om 24.00 uur eindigen. Sommige bestaande evenementen kennen een uitloopmogelijkheid.In principe wordt de eindtijd van de geluidsproductie bepaald op 24.00 uur. In zeer bijzonde-re gevallen kan op aanvraag van de begin- en eindtijd afgeweken worden.

Genoemde tijden zijn niet van toepassing op het voortbrengen van geluid of het ten gehore brengen van muziek bij betogingen en openbare manifestaties, waarvoor specifieke regels gelden in verband met het openbaren van gedachten en gevoelens.

Aanwijzing collectieve festiviteiten/kennisgeving incidentele festiviteitenIn sommige gevallen mag met instemming van het college afgeweken worden van de ge-luidseisen. Gezien de maatschappelijke, culturele en sociale functie van bepaalde festivitei-ten in de gehele gemeente of een dorp, biedt de APV de mogelijkheid om collectieve festivi-teiten aan te wijzen die in aanmerking komen voor ontheffing van de voorschriften die zien op geluidhinder. ( bijv. Koninginnedag, 5 meiviering).Verder is in de APV sprake van incidentele festiviteiten. Een incidentele festiviteit is een fes-tiviteit die aan één of slechts een klein aantal inrichtingen gebonden is zoals een optreden met levende muziek bij een café of in een tent, een jubileum of een straatfeest. Het maxi-mum aantal incidentele festiviteiten waarvoor de geluidsvoorschriften niet gelden is bepaald op12 dagen of dagdelen per jaar. De ontheffing voor een incidentele festiviteit is overigens geen vrijbrief om onbeperkt geluidshinder te produceren. Het college beoordeelt aan de hand van eerdergenoemde beleidsuitgangspunten of de woon- en leefomgeving in de buurt van de festiviteit of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

KlachtenmeldpuntOp de evenementenlocatie dient gedurende het evenement de organisator of een persoon namens hem fysiek en telefonisch bereikbaar te zijn voor klachten. Niet alleen over geluids-overlast, maar ook over hinder en kleine ergernissen als verkeerd parkeren, wildplassen, rumoer, baldadigheid, e.d. De bereikbaarheid moet voor het begin van het evenement bij het publiek en de omwonenden bekend zijn door publicaties in de krant, flyers, huis-aan-huisfolders e.d.Eventuele klachten dienen in eerste instantie aan deze persoon gemeld te worden. Als de klachten voortduren, dan komen de politie en/of de Milieuklachtenlijn in beeld.Vooralsnog zal de gemeente vooral preventief actief zijn, ervan uitgaande dat de vergun-ningsvoorschriften en beperkingen voldoende waarborgen stellen om het leef- en woonmilieu te beschermen. De gemeente zal, net als de politie, op klachten reageren als de organisator in gebreke blijft.

Controle en handhavingNaleving van de (APV-)voorschriften, opgenomen in de evenementenvergunning, is een taak van de organisator. Zelfcontrole en de zorg dat regels niet geschonden worden, berusten bij de organisator. Hij mag deze taken niet zomaar van zich afschuiven en er niet zonder meer van uitgaan – als die indruk in het verleden gewekt zou zijn - dat politie, brandweer en ge-meente daarvoor de aangewezen instanties zijn.Uiteraard behouden de drie hiervoor genoemde instanties hun door andere regelgeving dan de APV opgelegde of daaruit voortvloeiende toezichts-, controle- en handhavingsverant-woordelijkheden. Die verantwoordelijkheden zullen genomen moeten worden bij (dreigende) misstanden in het belang van openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

Reclamevoering/promotieHet bekendmaken van evenementen gebeurt op verschillende wijzen: advertenties in de krant, het huis aan huis verspreiden van folders of evenementenkranten, het plaatsen van driehoeksborden en het aanplakken van posters. Ter voorkoming van het zogenaamde wild-plakken en het her en der plaatsen van (driehoeks)borden op “verkeerde” plaatsen, gelden voor reclamevoering en promotie (van evenementen) enkele regels:- Aankondigingen van evenementen die buiten de gemeente worden gehouden zijn niet toegestaan. Aanplakbiljetten en (driehoeks)borden worden terstond verwijderd op kosten van degene die hiermee bemoeienis heeft gehad.- Aanplakbiljetten mogen op openbare grond slechts aangebracht worden op daartoe be-schikbare borden. Dus niet op straatmeubilair (verkeersvoorzieningen, lantaarnpalen, elektriciteitskastjes, CAI-schakelkastjes e.d.) inclusief glasbakken, papier- en kledingcon-tainers. Verwijderingskosten voor plakken op verboden plaatsen worden (zoveel moge-lijk) verhaald.- Aankondigingen van evenementen op particulier terrein en zichtbaar vanaf de openbare weg zijn toegestaan, mits deze geen gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid.- Aankondigingen voor evenementen mogen vanaf 4 weken voor de aanvang van het eve-nement aangebracht worden en kunnen er blijven tot maximaal 1 week erna.

Voor het gebied buiten de bebouwde kom is door de provincie de Landschapsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Deze verordening bevat een algemeen verbod tot het voeren van reclames in het buitengebied, maar maakt een uitzondering op dit verbod, waaronder het plaatsen van borden op een terrein waar een openbare wedstrijd, manifestatie of tentoonstel-ling wordt gehouden. Aanpassing van de Landschapsverordening wordt voorbereid ( bericht GS 13 maart 2006) in die zin, dat het voor evenementen toegestaan zou worden om twee borden bij de uitvalswe-gen (buiten de bebouwde kommen) te plaatsen.

VerkeersbordenBij evenementen kan het noodzakelijk of gewenst zijn de openbare weg af te zetten of deze tijdelijk voor het verkeer te sluiten. Hiervoor is altijd toestemming nodig van de wegbe¬heerder, in dit geval meestal het college. Het verkeer is gebaat bij een correcte en eenduidi-ge uitvoering van regelgeving op de openbare weg. Daarom zorgt de gemeente, bij gebleken bevoegdheid, voor het plaatsen van de verkeersborden en –tekens, inclusief de daarbij be-horende wegafzettingen, nadat het gemeentebestuur de tijdelijke verkeersmaatregel heeft genomen.

DranghekkenBijna bij elk evenement zijn dranghekken nodig. De gemeente heeft deze in beheer en stelt die op aanvraag beschikbaar, als ze op voorraad zijn.Organisatoren van evenementen kunnen het aantal meters dranghekken op hun vergun-ningsaanvraag vermelden. Het team Gemeentewerken bepaalt of het gevraagde beschik-baar is en verzorgt het brengen van de afzetmaterialen naar en het halen van deze materia-len van de evenementenlocatie. Daaraan zijn voor de niet-commerciële organisator geen kosten verbonden. Die service geldt niet bij (commerciële) evenementen of (maatschappelij-ke) activiteiten, al dan niet gericht op een beperkte doelgroep, wanneer het genereren van inkomsten een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het evenement of de activiteit.Andere gemeentelijke materialenPlaatselijk bekende organisaties, verenigingen en instellingen, die geen commercieel (ne-ven)doel nastreven, kunnen vlaggenmasten, schaftwagens, stroomhaspels en eventuele an-dere door Gemeentewerken beschikbaar te stellen materialen, in bruikleen krijgen. Het ge-meentemateriaal wordt gratis ter beschikking gesteld, voor zover deze beschikbaar is. De mogelijkheid om het gemeentemateriaal te reserveren gaat uit van het principe “zolang de voorraad strekt”. Wanneer er onvoldoende gemeentemateriaal beschikbaar is, gaan alge-meen maatschappelijke activiteiten voor, als ze zijn gericht op de hele gemeenschap of een bepaald kerkdorp. Bij schade, verdwijning of vernieling zullen de kosten van vervanging of herstel worden ver-haald bij de organisatie. Op het evenementenaanvraagformulier kan de organisator aangeven welke materialen in bruikleen gewenst zijn. Met het team Gemeentewerken kan de organisator afspraken maken over de te leveren diensten.

Vegen, opruimen, schoonmaken, verwijderen afvalBij evenementen als dorpsfeesten, feestweken in het kader van Koninginnedag en Bevrij-dingsdag, Maas(zwem)festijn, rommelmarkten en timmerdorpen kan de organisatie zonder commercieel doel gebruik maken van faciliteiten aangaande de verwerking van afvalstoffen (publieksafval, geen afval van marktkramen of reststoffen van timmerdorpen), met name het gebruik van afvalcontainers. Deze faciliteiten zijn gratis beschikbaar.

Het verzamelen van het publieksafval (patatzakjes en –bakjes, plastic drinkbekers, enz.) ge-schiedt te allen tijde door de organisator. Het transport vanaf de locatie van het evenement naar de plaats van afvalverwerking neemt de gemeente voor haar rekening. Het gewicht van het ingezamelde papieren en plastic afval is beperkt. Daarom betaalt de gemeente ook de stortkosten.

Voor timmerdorpen geldt een aparte regeling voor afvalverwerking, anders dan voor pu-blieksafval. Hier is sprake van afvoer van een grote hoeveelheid resthoutafval of van ver-brandingsresten (assen), afkomstig van vreugdevuren. De organisatie dient zelf zorg te dra-gen voor verwijdering van dit afval op een milieuverantwoorde manier. Als de organisatie daartoe niet in staat is, dient bij de aanvraag om vergunning voor het evenement een rege-ling met de gemeente voorgesteld te worden.

Ook voor rommelmarkten gelden aanvullende regels voor afvalverwerking, dat geen betrek-king heeft op publieksafval. De afvoer van overgebleven goederen en/of restafval van de markt is voor rekening van de organisator.

Voor alle evenementen geldt, dat feestterreinen opgeruimd worden door de organisator. Als daarvoor ook een veegwagen ingeschakeld wordt, zijn die kosten voor rekening van de or-ganisator, inclusief afvoer van en stortkosten voor het afval.

EvenementenverkeersregelaarsOf er verkeersregelaars moeten worden ingezet wordt bepaald door de organisatie in overleg met de politie. Aan de hand van de route wordt het aantal verkeersregelaars vastgesteld. Verkeersregelaars zijn mensen die van de politie de bevoegdheid hebben gekregen om bij het evenement het verkeer te regelen. Deze vrijwilligers worden ingezet omdat de politie niet bij alle evenementen aanwezig kan zijn. De aanwijzingen die de verkeersregelaars aan de weggebruikers geven zijn bindend. De verkeersregelaars worden aangesteld door de burgemeester en krijgen van de politie een instructiecursus zodat ze weten hoe ze het verkeer moeten regelen bij het evenement.De organisator diende tot voor kort een aparte verzekering af te sluiten als verkeersrege-laars hun taak uitoefenen. Per 1 januari 2006 is de verzekeringsplicht voor verkeersregelaars vervallen. Dit betekent dat de verkeersregelaars niet langer apart verzekerd hoeven te wor-den per evenement. De reden van de maatregel is dat naar mening van de wetgever de ver-zekeringsplicht in de regeling verkeersregelaars geen meerwaarde heeft ten opzichte van de wettelijke bescherming op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en het Burgerlijke Wet-boek.

Evenementen en bestemmingsplannenBinnen de gemeente Aalburg zijn geen terreinen bestemd als evenemententerrein. Alle eve-nementen vinden plaats op locaties die een andere bestemming hebben. Dit betekent dat er sprake kan zijn van strijdigheid met het bestemmingsplan. Om deze strijdigheid op te heffen bestaat er de mogelijkheid van een vrijstelling ingevolge artikel 17 van de Wet op de Ruimte-lijke Ordening. Het volgen van deze procedure is erg omslachtig en stuit op praktische be-zwaren.

In een recente uitspraak heeft o.a. de Rechtbank Almelo geoordeeld dat het gebruik van een perceel voor een schuttersfeest, nu dit slechts gedurende enkele dagen per jaar plaatsvindt, niet strijdig is met de bestemming. Na afloop van het evenement kon het gebruik van het perceel overeenkomstig het bestemmingsplan weer worden voortgezet zonder dat het per-ceel minder geschikt is geworden voor de verwerkelijking van de geldende bestemming.

Voorgesteld wordt om voor het gebruik van percelen ten behoeve van evenementen de lijn van de rechtbank te volgen. Dit betekent dat de gebruiksvoorschriften zodanig geïnterpre-teerd dienen te worden dat een gebruik ten behoeve van evenementen, mits deze plaatsvin-den gedurende één of slechts enkele dagen per jaar, niet strijdig geacht wordt met de vol-gens het betreffende bestemmingsplan geldende bestemming.

In dit kader dienen altijd nog de volgende criteria in acht te worden genomen:- Is er voldoende draagvlak vanuit de woon- en leefomgeving?; - Is er geen alternatieve locatie of accommodatie beschikbaar?;- Leidt de aard en soort van het evenement niet tot verstoring van de openbare orde en veiligheid?; - Heeft het evenement een incidenteel karakter?

Vereenvoudiging vergunningenDe rijksoverheid is een Project Vereenvoudiging Vergunningen gestart. Dit heeft tot doel de regeldruk van de landelijke en decentrale overheden te verminderen door bundeling, afschaf-fing, vereenvoudiging en verbetering van regels. De Algemene Plaatselijke Verordening is inmiddels aangepast. Artikel 2.2.2 heeft de burgemeester de bevoegdheid gegeven om ca-tegorieën evenementen aan te wijzen, waarvoor voortaan geen vergunning meer is vereist.

In de bijlage bij deze nota is de aanwijzing van de burgemeester opgenomen. De aanwijzing betekent in de praktijk dat kleinschalige activiteiten/evenementen, die geen belasting vormen voor de leefomgeving, beperkt van omvang zijn, een beperkte geluidsproductie kennen en veelal overdag of in de avonduren plaatsvinden vergunningsvrij zijn.

Het melden van dergelijke kleinschalige en vergunningsvrije activiteiten voor de evenemen-tenkalender is geen verplichting, maar het lijkt nuttig voor de omwonenden en voor de orga-nisaties om de activiteiten te plaatsen op de evenementenkalender. Denk aan bijvoorbeeld spreiding van evenementen in tijd en plaats.Voorbeelden: Buurt- en straatfeesten (met barbecue), vieringen of herdenkingen, (besloten feesten zoals) examenfeesten, lopende orkesten, buurtvlooienmarkten, fietstoer- en wandel-tochten, straatdomino, vogeltentoonstelling. De burgemeester van Aalburg

overwegende dat in artikel 2.2.2, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening aan de burgemeester de bevoegdheid is toegekend om evenementen en categorieën van eve-nementen aan te wijzen, waarvoor geen vergunningplicht geldt.

besluitA. vast te stellen dat geen evenementenvergunning nodig is voor:

1. sportwedstrijden of trainingen van lokaal gevestigde verenigingen/stichtingen/organi¬sa¬ties in en op daartoe vanuit het bestemmingsplan aangewezen complexen en -terreinen, voor zover hierbij geen professionals betrokken zijn.

2. Evenementen c.q. activiteiten die voldoen aan de volgende voorwaarden:- maximaal circa 100 gelijktijdige deelnemers/bezoekers;- incidenteel karakter (een of een enkele keer per jaar);- tijdsduur tussen 10.00 en uiterlijk 24.00 uur;- geluidsbelasting kleiner dan 50 resp. 45 dB(A) voor de dag- dan wel avondperiode, gemeten op (2 meter uit) de gevels van geluidsgevoelige objecten; - bij gebruik van een tent mogen er niet meer dan 50 personen tegelijkertijd in de tent aanwezig zijn; - eventuele in gebruik genomen wegen dienen altijd bereikbaar te zijn voor de hulp¬diensten;- de gebruikte openbare ruimte en de directe omgeving dienen schoon en netjes te worden opgeleverd;- communiceren met omwonenden uiterlijk 1 week voorafgaand aan activiteit/evene¬ment.

3. de volgende evenementen: - dierententoonstellingen in gebouwen, zonder bijkomende activiteiten;- rommelmarkten, muziek-, dans- of zanguitvoeringen, lezingen of anderszins culturele manifestaties, activiteitenmarkten e.d. in school-, kerk- en andere samenkomstge-bouwen, georganiseerd door plaatselijke verenigingen, instellingen, stichtingen of or-ganisaties, voorzover dit past binnen de bestemming van het gebouw .

B. de burgemeester kan in bijzondere gevallen in het kader van openbare orde en veiligheid activiteiten aanwijzen die niet vergunningsvrij (meer) zijn;

C. de burgemeester kan in bijzondere gevallen in het kader van openbare orde en veiligheid aanvullende voorschriften stellen aan het houden van een vergunningsvrij evenement.

D. deze regeling geldt vanaf 2 januari 2007 tot 2010 en kan tussentijds aangepast worden als de omstandigheden of ontwikkelingen dat naar het oordeel van de burgemeester rechtvaardigen.

Aldus vastgesteld op 19 december 2006 en bekendgemaakt op 27 december 2006 in weekblad Het Kontakt en op website www.Aalburg.nl.

De burgemeester van Aalburg, F. Buijserd

1 Bijlage bij Evenementenbeleid 2007-2010

Aanvullende gebruiksvoorwaarden gebruiksvergunningen artikel 2.1.1 Brandbeveiligingsverordening. VERSIE: 01-10-2002

Een evenement is in de regel een combinatie van een aantal elementen. Een braderie bevat bijvoorbeeld de elementen kramen, tenten, podia en attractietoestellen. De gebruiksvoorwaarden behorende bij de gebruiksvergunning voor dit evenement moet dan ook worden samengesteld uit voorwaarden die deze verschillende elementen betreffen.Deze standaardvoorwaarden betreffen de volgende elementen.1. tenten;2. kramen;3. podia;4. tribunes;5. plaatsing van tijdelijk bouwsel, verkoopwagen of attractietoestel;6. mobiele bakwagens;7. aanbouwsels tegen gevels van bouwwerken;8. barbecues;9. heliumballonnen;10. tentenkampen;11. algemeen.

Elke gebruiksvergunning dient maatwerk te zijn, dus ook de bij de vergunning behorende gebruiksvoorwaarden. Bij het samenstellen van het pakket gebruiksvoorwaarden voor een specifiek evenement dient men dan ook de niet van toepassing zijnde voorwaarden te verwijderen.Daarbij dient men kritisch te werk te gaan.

1. TENTEN.

1. Situering.a. Binnen 2,0 meter rondom de tent mogen zich geen obstakels bevinden. b. De afstand tussen de aanwezige bebouwing en het object dient tenminste 5,0 meter te bedragen, tenzij de gevel waarte¬gen het object wordt ge¬plaatst een brandwerend¬heid bezit van minimaal 30 minuten. c. De toegangen of uit¬gangen van belendende ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belem¬merd;d. Brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen tevens voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar te zijn; e. Nabij de opstellingsplaats van de tent(en) moet op een afstand van niet meer dan 100 meter daarvan, een bluswater¬winplaats (brand¬kraan, bovenwater) van voldoende capaciteit beschikbaar zijn.f. Brandweervoertuigen moeten de tent tot op een afstand van 30 meter onbelemmerd kunnen bereiken;g. De scheer- en/of tuidraden en/of schoren dienen zodanig te worden aangebracht dat deze de inzet van brandweerpersoneel niet kan hinderen.h. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijderbaar te zijn om zodoende de brand¬weer een vrije doorgang te verlenen.i. De doorgangen vanaf de tent naar de openbare weg moeten steeds worden vrijgehouden van obstakels die de doorgang kunnen belemme¬ren. Het opstellen van goe¬deren en/of voorwerpen in de vrij te houden ge¬deelten is niet toege¬staan.

2. Constructie.a. Het materiaal welke gebruikt wordt voor de daken en verticale afschei¬dingen moet bestaan uit materialen waarvan de brandvoort¬plan¬tingsbijdra¬ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503.b. Van het materiaal dat gebruikt wordt voor de daken en verticale afscheidingen dient een geldig certificaat te worden overlegd waarmee aangetoond wordt dat het materiaal aan de gestelde eisen voldoet.c. Houten vloeren dienen zodanig te zijn aangebracht dat geen open naden tussen de vloerdelen ontstaan.d. Lopers, matten en dergelijke moeten deugdelijk aan de ondergrond zijn bevestigd.

3. Meubilering en inrichting van de ruimte.a. Het totale gangoppervlak in de tent dient tenminste 1/3e gedeelte van het totale vloeroppervlak te bedragen.b. De breedte van gangpaden moet tenminste 2,2 meter bedragen.c. Gangpaden moeten zodanig zijn aangebracht, dat de bezoekers de tent gemakkelijk en snel via de uitgangen en/of nooduitgangen kun¬nen verlaten.d. De zitplaatsen voor het publiek welke in rijen zijn opgesteld, moeten aan de vloer zijn bevestigd of door middel van een door de commandant brandweer goedgekeurd systeem aan elkaar zijn gekoppeld.e. De looppaden tussen de zitplaatsen moeten een vrije breedte hebben van tenminste 35 cm.

4. Plaatsing van kramen in de tent.a. De opstelling van kramen in de tent dient zodanig te worden gekozen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:- er mogen niet meer dan 4 kramen aaneen worden geslo¬ten;- tussen een groep van maximaal 4 aaneengesloten kramen en de volgende groep van maximaal 4 aaneengesloten kramen dient tenminste een vrije door¬gangsbreedte van 1 meter te worden gehouden;- door geen der geplaatste kramen of stands mogen de nooduit¬gangen van de tenten worden ver¬sperd of belem¬merd;- tussen tegenover elkaar staande kramen dient een vrije doorgangs¬breedte van minimaal 2,2 meter te worden gehouden;- opstellen van goederen en/of voorwerpen in de vrij te houden gedeel¬ten is niet toegestaan.b. In en rond de kramen mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aangebracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materialen.c. Tafelkleden en andere afhangende afdekmaterialen mogen niet verder reiken dan tot 60 cm. boven de grond.d. In de kramen alsmede in de nabijheid daarvan, mogen geen houders voor tot vloeistof verdichte gassen aanwezig zijn of worden ge¬bruikt.e. In en rond de kramen mag voor verkoop-, expositie- of gebruiksdoel¬einden slechts een aantal van maximaal 20 spuitbussen aanwezig zijn.

5. Standbouw, versiering en aankleding.

A. Algemeen.a. Decors, versieringen, bekledingen etc. moeten zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambare materialen die geen grotere brandvoortplan¬tingsbijdrage hebben dan klasse 2 zoals omschreven in NEN 6065 en geen groter rookgetal dan 2,2 m-1 zoals omschreven in NEN 6066.b. Stoffering en versiering moeten minimaal 50 centimeter vrijgehouden worden van spots en andere warm wordende apparatuur, waarvan de oppervlaktetemperatuur meer dan 80 graden Celsius bedraagt.c. Vloer- en trapbedekkingen in vluchtwegen en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblij¬ven, moeten zodanig zijn aange¬bracht dat zij niet kunnen verschuiven, omkrullen of oprollen en mogen in generlei opzicht gevaar voor uitglijden, struikelen of vallen kunnen veroorzaken.d. Weggeworpen papier of verpakkingsmaterialen moeten zo snel mogelijk worden verwijderd.

B. Toepassing van materialen.

Hout, hardboard, triplex, multiplex, spaanplaat. a. Het materiaal moet ten minste 3,5 millimeter dik zijn. b. Het materiaal moet ten aanzien van vlamuitbreiding kunnen worden ingedeeld in klasse 2, als bedoeld in NEN 6065, uitgaven 1991, en NEN 6065/C1, uitgave 1992.

Textiel in verticale toepassing. a. Brandbaar textiel moet door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt, of moeilijk brandbaar zijn geworden door het materiaal op hout, hardboard, triplex, multiplex of spaanplaat te plakken. b. De moeilijk brandbare hoedanigheid moet blijken uit een navlamduur van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens NEN-EN-ISO 6940, uitgave 1995, en moet vallen in de klasse "niet gemakkelijk ontvlambaar".

Textiel in horizontale toepassing. a. Versieringen in de vorm van vlaggen, parachutes en doeken e.d. mogen niet horizontaal tegen het plafond worden aangebracht, tenzij deze zijn onderspannen met metaaldraad op een onderlinge afstand van ten hoogste 35 centimeter of zijn onderspannen met een metaaldraad in twee richtingen met een maaswijdte van ten hoogste 70 centimeter. b. Brandbaar textiel moet tevens door impregneren moeilijk brandbaar zijn gemaakt. De moeilijk brandbare hoedanigheid moet door middel van een schriftelijke verklaring kunnen worden aangetoond .

Kunststoffen in dit geval foliemateriaal eventueel voorzien van een zogenaamde textielrug. a. Het materiaal moet op een ondergrond van onbrandbaar materiaal zijn geplakt of op board, triplex, multiplex, spaanplaat of hout in de hiervoor aangegeven hoedanigheid.

Kunststoffen in dit geval plaatmateriaal. a. Deze stoffen en alle hiervoor genoemde stoffen en materialen moeten voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/C1, uitgave 1992, klasse 2. b. Deze stoffen en materialen mogen nadat zij in aanraking zijn gekomen met vuur of nadat zij aan hoge temperaturen hebben blootgestaan geen prikkelende of voor de gezondheid schadelijke gassen of dampen ontwikkelen en mogen niet druipen.

Papier zoals behangpapier, crêpepapier en fotopapier. a. Het papier moet zijn geplakt op een ondergrond van onbrandbaar materiaal of op board, triplex, multiplex, spaanplaat, hout of glas in de hiervoor omschreven hoedanigheid, dan wel het papier moet door impregneren voldoen aan NEN 6065, uitgave 1991, en NEN 6065/C1, uitgave 1992, klasse 2.

6. Vluchtwegen.a. De tent dient minimaal twee uitgangen te bezitten. De uitgangen dienen zover mogelijk van elkaar gelegen te zijn.b. Met inachtneming van het gestelde in punt a, dient voor ieder aantal van 200 personen en resterend gedeelte van dit aantal tenminste 1 uitgang aanwezig te zijn.c. Indien de uitgangen tijdens de evenementen zijn afgesloten, moeten zij zonder gebruikmaking van losse voorwerpen zoals b.v. sleutels, gemakkelijk kunnen worden geopend.d. In vluchtwegen mogen in de vluchtrichting geen versmallin¬gen voor¬komen.e. In de vluchtwegen mogen geen obstakels voorkomen en mogen geen losse stoelen worden bijgeplaatst of door bezoekers staanplaatsen worden ingenomen op looppaden, trappen en naar de uitgangen voeren¬de gangen.

7. Maximum aantal toe te laten personen.a. In de tent mogen niet meer personen worden toegelaten dan de uitkomst van onderstaande berekening.b. Ter bepaling van het maximaal toelaatbaar aantal personen worden twee criteria gebruikt.1. Uitgangsbreedte criterium: 0,9 x breedte uitgangen in centimeters = toelaatbaar aantal personen2. Oppervlakte criterium: 0,5 x bruto vloeroppervlak = toelaatbaar aantal personenóf: 0,25 x netto vloeroppervlak = toelaatbaar aantal personenDe laagste van de twee uitkomsten van genoemde criteria is bepalend voor het toelaatbaar aantal personen.

8. Open vuur, bak- en braadapparatuur.a. Vuurwerk, fakkels, Bengaals vuur en ander open vuur, in welke vorm dan ook, mag niet worden gebruikt dan na toestemming van de comman¬dant brandweer.b. Het gebruik van toestellen voor kook-, bak- of braaddoeleinden is niet toegestaan in tenten waarin ook publiek verblijft.c. Het gebruik van toestellen voor kook-, bak- of braaddoeleinden is alleen toegestaan in apart voor dit gebruik ingerichte keukentent. Tussen deze tent en de tent(en) waarin zich het publiek bevindt dient een afstand te zijn van tenminste 5,0 meter.

9. Verwarming.d. De tent mag alleen door middel van verwarmde lucht te worden verwarmd.e. Andere voor verwarming van de tentruimte te bezigen toestellen mogen alleen in overleg met en volgens aanwij¬zingen van de brand¬weer in de tent worden geplaatst.f. De luchtverwarmingsinstallatie, moet buiten de tent zijn opgesteld op een door de commandant van de brandweer goedgekeurde plaats, op een afstand van tenminste 2,0 meter uit de tent.g. De voor het transport van verwarmde lucht te gebruiken slangen en/of pijpen moeten zijn samengesteld uit materiaal waarvan de bijdrage tot de brandvoortplanting valt in klasse 1 van de norm NEN 6065 of in de klasse B1 van de Duitse norm DIN 4102.h. Brandbare vloeistoffen en samengeperste, tot vloeistof verdichte gassen mogen slechts op een afstand van tenminste 5 meter van de tent(en) op het terrein aanwezig zijn. Omtrent de plaats en de wijze van opslag kunnen nadere voorwaarden door de commandant van de brandweer worden opgelegd.i. Er moeten voorzieningen zijn getroffen die voorkomen dat brandbare vloeistoffen zich kunnen verspreiden.

10. Verlichting.a. Bij afwezigheid van voldoende daglicht moet voor verlich¬ting van de hoofdtent en van de nevententen uitsluitend elektrisch licht worden gebezigd.b. De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in de NEN 1010 en aan plaatselijk te stellen aansluitvoorwaar¬den.c. Verlichtingsarmaturen moeten zodanig zijn aangebracht dat zij onder geen enkele omstandigheid met tentzeilen of andere brandbare mate¬rialen in aanraking kunnen komen of anderszins aanleiding kunnen geven tot brand.d. De uitgangen dienen elektrisch zodanig zijn verlicht, dat zij over de gehele breedte en hoogte zichtbaar zijn.e. Door middel van transparanten of verlichte opschriften moet aange¬geven zijn langs welke uitgangen en nooduitgangen de tent verlaten kan worden. Ten hoogste 50 cm boven de voor het publiek bestemde uitgangen moet het opschrift "UIT" c.q. "NOODUITGANG" aanwezig zijn, dan wel een goedgekeurd dienovereenkomstig pictogram. Het opschrift dient in witte letters, hoog tenminste 80 mm en met een lijndikte van tenminste 10 mm zijn uitgespaard op een groen trans¬pa¬rant.(e.e.a. conform NEN 6088).f. In de tent(en) die voor het publiek toegankelijk is/zijn, moeten lampen voor nood- en transparantverlichting aanwezig zijn, die door een van de normale stroomvoorziening onafhankelijke stroombron moet worden gevoed.g. De lichtsterkte van de noodverlichting moet op het loopvlak van de hoofd- en nevententen tenminste 1 lux bedragen.h. De voedingsbron(nen) van de nood- en transparantverlichting moet¬(en) zodanig zijn dat deze verlichting gedurende 30 minuten op volle sterkte kunnen branden.i. De lampen voor de nood- en transparantverlichting moeten gelijk¬tijdig met de algemene verlichting branden, met uitzondering van de lampen voor noodverlichting, indien deze verlichting automatisch gaat branden zodra een storing in de voeding van de algemene ver¬lichting optreedt.j. De transparantverlichting dient gedurende de tijd dat publiek aan¬wezig is te zijn ontstoken.k. Aggregaten met een interne brandstoftank dienen tenminste 5,0 meter uit de tentwand te worden geplaatst.

11. Brandmelding.a. In of in de directe nabijheid van de tent moet gedurende een half uur voor en na de tijd, dat de tent voor het publiek is opengesteld een telefoontoestel met aansluiting op het openbare telefoonnet of een mobiele telefoonnet aanwezig zijn. Dit toestel moet steeds bereikbaar zijn. In de na¬bijheid ervan moet het alarmnummer van de brandweer duidelijk zijn aangegeven.

12. Blusmiddelen.a. In de tent dienen op nader aan te geven plaatsen tenminste 3 stuks draagbare blustoestellen met een inhoud van tenminste 6 kg poeder geschikt voor het blussen van branden van het type A, B en C te zijn aange¬bracht en voor onmiddellijk gebruik gereed te zijn.b. De voorgeschreven blusmiddelen dienen te zijn voorzien van een geldig rijkskeurmerk.c. De voorgeschreven blustoestellen dienen 1 x per jaar op goede wer¬king te zijn gecontroleerd, ten bewijze waarvan bij het blusappa¬raat een keuringsbewijs aanwezig dient te zijn.

2. KRAMEN.

1. Situering.a. De toegangen of uit¬gangen van belendende ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belem¬merd;b. Brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen tevens voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar te zijn;c. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijderbaar te zijn om zodoende de brand¬weer een vrije doorgang te verlenen.

2. Opstelling.a. De opstelling van kramen dient zodanig te worden gekozen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:- De kra¬men dienen mini¬maal 1 meter uit de gevels van aanwezige bebouwing worden geplaatst;- Kramen met toestellen voor kook- en bakdoeleinden dienen minimaal 2 meter uit de gevels van aanwezige bebouwing worden geplaatst, tenzij de gevel waartegen de kraam wordt geplaatst een brandwerendheid bezit van minimaal 30 minuten;- Er mogen niet meer dan 4 kramen aaneen worden geslo¬ten;- Tussen een groep van maximaal 4 aaneengesloten kramen en de volgende groep van maximaal 4 aaneengesloten kramen dient tenminste een vrije door¬gangsbreedte van 1 meter te worden gehouden;- tussen tegenover elkaar staande kramen dient een vrije doorgangs¬breedte van minimaal 4,0 meter te worden gehouden;- de minimale doorgangsbreedte van 4,0 meter dient in rechte lijn aanwezig te zijn om brandweer¬voertuigen onbe¬lemmerd doorgang te verlenen. Versprin¬gend opstel¬len van kramen mag derhalve niet belemme¬rend werken;- opstellen van goederen en/of voorwerpen in de vrij te houden gedeel¬ten is niet toegestaan.- Indien de kramen voor gebouwen worden geplaatst, mogen er achter de kramen geen voertuigen worden geplaatst.

3. Constructie.e. Het materiaal welke gebruikt wordt voor de daken en verticale afschei¬dingen moet bestaan uit materialen waarvan de brandvoort¬plan¬tingsbijdra¬ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503.f. Van het materiaal dat gebruikt wordt voor de daken en verticale afscheidingen dient een geldig certificaat te worden overlegd waarmee aangetoond wordt dat het materiaal aan de gestelde eisen voldoet.g. De basisconstructie van het object dient van materialen te zijn ver¬vaardigd, die bij verhitting niet onmiddellijk vlam vatten of be¬zwijken.

4. Inrichting.a. In de kramen mogen geen versieringen van licht brandbaar materiaal, zoals papier, stro en diverse kunst¬stoffen worden toegepast.b. In en rond de kramen mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aange¬bracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materia¬len.c. Open vuur in de vorm van ondermeer kaarsen, lan¬taarns en lampionnen is in de nabij¬heid van de kramen niet toege¬staan.d. Tafelkleden en andere afhangende afdekmaterialen mogen niet verder reiken dan tot 60 cm. boven de grond.e. In de kramen alsmede in de nabijheid daarvan, mogen geen houders voor tot vloeistof verdichte gassen aanwezig zijn of worden ge¬bruikt.f. In en rond de kramen mag voor verkoop-, expositie- of gebruiksdoel¬einden slechts een aantal van maximaal 20 spuitbussen aanwezig zijn.

5. Kook-, bak- en braadapparatuur.

5.1 Gebruik van toestellen voor kook- of bakdoeleindena. Toestellen voor kook- of bakdoeleinden mogen alleen met toestemming en volgens aanwijzing van de brandweer in de kramen worden geplaatst.b. Indien het gebruik van toestellen voor kook- en bakdoeleinden overeenkomstig het gestelde onder a is toegestaan, dient rekening te worden gehouden met de navolgende voorwaarden.c. De verwarmingstoestellen dienen te worden opgesteld op onbrandbaar en de warmte slecht geleidend materiaal en moet tenminste 30 cm. verwijderd staan van brandbare verticale afscheidingen of wanden.d. Het hebben van open vuur ter bereiding van gerechten of voor andere verwar¬mingsdoeleinden, anders dan in speciaal daarvoor ingerichte en vervaardigde toestellen, is niet toegestaan.e. Indien met de verwarmingstoestellen olie of vet wordt verwarmd, dan dienen in de onmiddellijke nabijheid van de verwarmings¬toestellen goed passende en hanteerbare deksels aanwezig te zijn om pannen of vaatwerk met oververhit of brandend vet of olie af te dekken.f. In bedrijf zijnde verwarmingstoestellen mogen niet ver¬plaatst wor¬den.

5.2 Opstelling kramen met toestellen voor kook- of bakdoelein¬den. a. De opstelling van de betreffende kramen en vrij-opgestelde toestellen voor kook- of bakdoelein¬den mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden, noch binnen een afstand van 2 meter van deze gevels.b. Rondom de vrij opgestelde toestellen voor kook- of bakdoel¬ein¬den dient een ruimte van tenminste 2 meter te worden vrij gehouden door middel van dranghekken of een touwafzet¬ting.c. Boven kramen waarin toestellen voor kook- of bakdoeleinden staan opgesteld mogen geen luifels of daken worden aange¬bracht.

5.3 Gebruik van brandstoffen.a. De verwarming mag geschieden door middel van flessengas Er mogen per kraam niet meer dan twee volle of lege gasflessen tegelij¬kertijd aanwezig zijn.b. De gasslangen dienen van een voor het betreffende gas geschikte soort te zijn en zowel aan de gasflessen als aan de toestellen voor kook- of bakdoeleinden te worden bevestigd door middel van slangklem¬men.c. De verwarming mag geschieden door middel van vaste brand¬stof. Deze brandstof dient dan ontstoken te worden door middel van daarvoor geschikte ontstekings¬blokjes van vaste brandstof. Het gebruik van vloeibare aansteekmiddelen, zoals spiritus, benzine etc. is niet toegestaan.d. Indien de toestellen voor kook- of bakdoeleinden gevoed worden door een door het gemeentelijk Energie- en Waterbe¬drijf te leveren energie¬vorm, dan dient aan de voorwaarden van dit bedrijf te worden voldaan.

5.4 Blusmiddelen.a. In elke kraam waarin toestellen voor kook- of bakdoeleinden staan opgesteld, dient onder handbereik een blusappa¬raat met een inhoud van 7 kg poeder, geschikt voor het blussen van branden van het type A, B en C aanwezig te zijn. Het blustoestel dient van een rijkskeurmerk te zijn voorzien.b. De blusapparaten dienen jaarlijks gekeurd te zijn, ten bewijze waarvan een keuringsbewijs aanwezig dient te zijn.

3. PODIA

1. Situering.a. Tussen het object en ………………. dient een vrije doorgangs¬breedte van minimaal 4,0 meter en een vrije doorgangshoogte van 4,2 meter gehandhaafd te blijven;b. Bij podia waarbij gebruik wordt gemaakt van dak- en wandconstructies dient de afstand tussen de aanwezige bebouwing en het object dient tenminste 5,0 meter te bedragen, tenzij de gevel waarte¬gen het object wordt ge¬plaatst een brandwerend¬heid bezit van minimaal 30 minuten. c. Podia welke bestaan uit enkel een verhoogde vloerconstructie mogen met in acht name van punt d. tegen de gevel worden geplaatst.d. De toegangen of uit¬gangen van belendende ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belem¬merd;e. Brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen tevens voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar te zijn;f. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijderbaar te zijn om zodoende de brand¬weer een vrije doorgang te verlenen.

 

2. Constructie.h. Het materiaal welke gebruikt wordt voor de daken en verticale afschei¬dingen van het podium moet bestaan uit materiaal waarvan de brandvoort¬plan¬tingsbijdra¬ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503.i. De basisconstructie van het object dient van materialen te zijn ver¬vaardigd, die bij verhitting niet onmiddellijk vlam vatten of be¬zwijken.j. De constructie van het object dient naar het oordeel van de commandant brandweer of diens plaatsvervanger aan een redelijke mate van brandveiligheid te voldoen.

3. Inrichting.a. Decors, versieringen, bekledingen etc. moeten zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambare materialen die geen grotere brandvoortplan¬tingsbijdrage hebben dan klasse 2 zoals omschreven in NEN 6065 en geen groter rookgetal dan 2,2 m-1 zoals omschreven in NEN 6066.b. In en rond het object mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aange¬bracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materia¬len.c. Open vuur in de vorm van onder meer kaarsen, lan¬taarns en lampionnen is in de nabij¬heid van het object niet toege¬staan.

4. TRIBUNES

1. Situering.g. Tussen het object en ………………. dient een vrije doorgangs¬breedte van minimaal 4,0 meter en een vrije doorgangshoogte van 4,2 meter gehandhaafd te blijven;h. Bij tribunes waarbij gebruik wordt gemaakt van dak- en wandconstructies dient de afstand tussen de aanwezige bebouwing en het object dient tenminste 5,0 meter te bedragen, tenzij de gevel waarte¬gen het object wordt ge¬plaatst een brandwerend¬heid bezit van minimaal 30 minuten. i. Tribunes waarbij geen gebruik wordt gemaakt van dak- en wandconstructies mogen met in acht name van punt d. tegen de gevel worden geplaatst.j. De toegangen of uit¬gangen van belendende ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belem¬merd;k. Brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen tevens voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar te zijn;l. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijderbaar te zijn om zodoende de brand¬weer een vrije doorgang te verlenen.

2. Constructie.k. Het materiaal welke gebruikt wordt voor de daken en verticale afschei¬dingen van het podium moet bestaan uit materiaal waarvan de brandvoort¬plan¬tingsbijdra¬ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503.l. De basisconstructie van het object dient van materialen te zijn ver¬vaardigd, die bij verhitting niet onmiddellijk vlam vatten of be¬zwijken.m. De constructie van het object dient naar het oordeel van de commandant brandweer of diens plaatsvervanger aan een redelijke mate van brandveiligheid te voldoen.

3. Inrichting.d. Decors, versieringen, bekledingen etc. moeten zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambare materialen die geen grotere brandvoortplan¬tingsbijdrage hebben dan klasse 2 zoals omschreven in NEN 6065 en geen groter rookgetal dan 2,2 m-1 zoals omschreven in NEN 6066.e. In en rond het object mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aange¬bracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materia¬len.f. Open vuur in de vorm van onder meer kaarsen, lan¬taarns en lampionnen is in de nabij¬heid van het object niet toege¬staan.

4. Opstellingsplannena. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moet tussen de rijen een vrije ruimte aanwezig zijn van ten minste 0.40 meter, gemeten tussen de loodlijnen door de elkaar dichtst naderende gedeelten van de rijen. Indien in een rij tussen zitplaatsen tafeltjes zijn geplaatst, moet de genoemde vrije ruimte ter plaatse van de tafeltjes doorlopen. b. Bij in rijen opgestelde zitplaatsen moeten, indien een rij meer dan 4 stoelen bevat en 4 of meer rijen achter elkaar zijn geplaatst, deze zo zijn gekoppeld dan wel aan de vloer zijn bevestigd dat deze ten gevolge van gedrang niet kunnen verschuiven of omvallen. De stoelkoppeling moet ten genoegen van burgemeester en wethouders zijn uitgevoerd. c. Een rij zitplaatsen, die slechts aan één einde op een gangpad of uitgang uitkomt, mag niet meer dan 8 zitplaatsen bevatten. d. Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of een uitgang uitkomt, mag ten hoogste bevatten: - 16 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen kleiner is dan 0,45 meter; - 32 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter; - 50 zitplaatsen, indien de vrije ruimte tussen de rijen groter is dan 0,45 meter en er bovendien aan beide einden van de rijen per 4 rijen een uitgang met een breedte van ten minste 1,10 meter aanwezig is.

 

5. PLAATSING VAN TIJDELIJK BOUWSEL, VERKOOPWAGEN OF ATTRACTIETOESTEL

1. Situering.1. De vrije doorgang voor brandweervoertuigen door, van en naar straten dient volledig gehandhaafd te blijven. Hiertoe dient een permanent vrije rijloper aanwezig te bIijven met een breedte van 3,50 meter en een hoogte van 4,20 meter.2. Rondom een object groter dan 250 m2 dient een permanent vrije rijloper aanwezig te zijn met een breedte van 3,50 meter en een hoogte van 4,20 meter.3. Rondom een object groter dan 50 m2 dient een vrij looppad zonder obstakels aanwezig te zijn met een breedte van 2,00 meter en een hoogte van 2,00 meter.4. De stralen van de bochten in de rijloper moet tenminste voldoen aan de rijcurven van de tankautospuit en hoogwer¬ker Breda, als in de bijlagen aangegeven.5. Blusleidingen, brandkranen en andere dergelijke bluswa¬tervoorzieningen dienen volledig te worden vrijgehouden;6. Blusleidingen, brandkranen en andere dergelijke bluswa¬tervoorzieningen dienen voor onmiddellijk gebruik door de brandweer zonder het passeren van obstakels bereikbaar te zijn vanaf de rijloper.7. De toegang of (nood )uitgangen van winkels woningen of andere gebouwen mogen niet worden versperd of belemmerd;8. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in voorkomend geval direct en zonder bijzondere hulpmiddelen verwijderbaar te zijn om zodoende de brandweer vrije doorgang te verlenen.

2. Opstelling t.o.v. omgeving.9. de afstand tussen de aanwezige bebouwing en het te plaat¬sen object dient ten minste 5 meter te bedragen. Bij objecten groter dan 50 m2 kan afhankelijk van de vuurbe¬lasting van het object een grotere afstand noodzakelijk zijn. De afstand zal maximaal 15 meter zijn.10. de afstand tussen het te plaat¬sen object en de aanwezige bebouwing dient ten minste 10 meter te bedragen indien deze bebouwing is voorzien van een sprinklerinstallatie.11. De afstand tussen de aanwezige bebouwing en het te plaatsen object kan vervallen indien de gevel van de aanwezige bebouwing over een vol¬doende afmeting een brandwerendheid bezit van ten minste 30 minuten de vuurbelasting in/van het object zeer beperkt is het object niet groter is dan 50 m2.

3. Constructie.12. De daken, luifels, wanden of andere verticale afschei¬dingen dienen in hoofdzaak te zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambaar materiaal (mate van bijdrage aan brandvoortplanting klasse 2 van de norm NEN 6065).

6. MOBIELE BAKWAGENS

1. Situering.a. De opstelling van bakwagens dient zodanig te worden gekozen, dat brandkranen volledig worden vrij¬gehouden en de brand¬kranen voor onmiddellijk gebruik door de brand¬weer bereik¬baar zijn;b. Door geen der geplaatste bakwagens mogen de toegangen of uit¬gangen van winkels, woningen of andere gebouwen worden ver¬sperd of belemmerd.c. De vrije doorgang van en naar aangrenzende straten dient, t.b.v. brandweervoertuigen volledig gehandhaafd te blij¬ven;d. De opstelling van mobiele bakwagens mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden, noch binnen een afstand van 2 meter van deze gevels;e. De opstelling van vaste bakwagens mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden, noch binnen een afstand van 5 meter van deze gevels.

De gebruiker van de bakwagen dient ervoor zorg te dragen dat zijn mobiele bakwagen voldoet aan de volgende voorwaarden.

1. Inrichting.a. Open vuur in de vorm van onder meer kaarsen, lantaarns en lampionnen zijn in de bakwagens niet toegestaan;b. In de bakwagens mogen geen spuitbussen aanwezig zijn;c. In de bakwagens mogen geen versieringen van licht brandbaar materiaal, zoals papier, stro en diverse kunst¬stoffen worden toegepast;d. In en rond de bakwagens mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aange¬bracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materialen;e. Het hebben van open vuur ter bereiding van gerechten of voor andere verwarmingsdoeleinden, anders dan in speciaal daarvoor ingerichte en vervaardigde apparatuur, is niet toegestaan.

2. Constructie.a. De basisconstructie van de bakwagen dient van materi¬alen te zijn ver¬vaardigd, die bij verhitting niet onmid¬dellijk vlam vatten of be¬zwijken;b. De verwarmingsappara¬tuur dient te worden opgesteld op onbrand¬baar en de warmte slecht geleidend mate¬riaal en moet tenmin¬ste 30 cm. verwijderd staan van brandbare ver¬ticale afscheidin¬gen of wanden;

3. Brandstof.a. Het gebruik van L.P.G., anders dan voor het voortbewe¬gen van voertuigen is niet toegestaan;b. Drukhouders zoals gasflessen en -tanks voor butaan en/of propaan moeten zijn goedgekeurd door de Dienst van het Stoomwezen;c. Indien de apparatuur gevoed wordt door een door het Energie- en Waterbedrijf te leveren energie¬vorm, dan dient aan de voorwaarden van dit bedrijf te worden voldaan;d. De verwarming mag geschieden door middel van vaste brand¬stof welke dan ontstoken dient te worden door middel van daarvoor geschikte ontste¬kingsblokjes van vaste brandstof. Het gebruik van vloeibare aansteek¬middelen, zoals spiritus, benzine etc. is niet toegestaan.

4. Gasopslag.a. Bij de bakinrichtingen (gebakkraam, visbakkerijen, barbe¬ques e.d.) mogen maximaal 3 gasflessen/-tanks, met een gezamenlijke maximale waterinhoud van 115 liter aanwezig zijn;b. De voor de bakinrichtingen te gebruiken gasflessen mogen een maximale waterinhoud van 45 liter per fles hebben;c. De gasflessen/-tanks moeten zodanig opgesteld zijn dat:- kranen/aansluitpunten zich aan de bovenzijde bevin¬den;- zij niet voor het publiek bereikbaar zijn;- zij bij brand gemakkelijk af te sluiten en te ver¬wijderen zijn of bij brand geen enkel gevaar kunnen lopen;- geen gevaar aanwezig is voor verhitting van de flessen/tanks, door kunstmatige omstandigheden;d. redelijkerwijze kan worden aangenomen dat eventueel lekgas niet in een besloten ruimte kan binnendrin¬gen;e. In de bakwagens mag in dezelfde ruimte, als waarin de bak- en braadapparatuur staat opgesteld, geen hou¬ders voor tot vloeistof verdichte gassen aanwezig zijn of worden ge¬bruikt;f. Indien de opslagruimte van de gasflessen deel uitmaakt van de bak¬wagen dient deze ruimte aan het volgende te voldoen:- de ruimte mag uitsluitend voor opslag van de gas¬flessentank worden gebruikt;- de vloer, wanden en plafondconstructie van de op¬slagruimte dienen 30 minuten brandwerend te zijn uitgevoerd;- de ruimte mag uitsluitend aan de buitenzijde van de bakwagen toegankelijk zijn en moet door middel van een deur of luik zijn afgesloten;- de ruimte moet direct op de buitenlucht zijn geven¬tileerd door middel van een opening van tenminste 1 dm. Deze opening moet zo laag mogelijk in de wand van de ruimte of in de bodem zijn aangebracht;g. Lege gasflessen moeten direct worden afgevoerd naar een niet voor publiek toegankelijke plaats;

5. Gasleidingen en – appendages.a. Indien de afstand tussen de gasfles(sen) en het gebruiks¬toestel groter is dan 1 m., dan dient deze verbinding te worden uitgevoerd in 12 mm. Koperbuis;b. Het gedeelte tussen de gasfles en het reduceerventiel mag d.m.v. een fexibele, speciaal voor deze gassoort bestem¬de, slang tot stand worden gebracht. Deze slang mag maximaal 1 m. lang zijn;c. Voor het hoge-druk gedeelte (verbinding fles op de vaste gasleiding) dient een hoge-drukslang te worden toegepast. Uitvoering cfm. NEN 5654. Op de slang dient de aanduiding te staan BUTAANGASSLANG B-8-NEN 5654 OF PROPAANGASSLANG P-16-NEN 5654, de nominale middellijn en het jaar van fabricage in cijfers en letters van tenminste 4 mm. hoog¬te. De kleur van de slang dient oranje te zijn. De slang mag maximaal 1 m. lang zijn. De leeftijd van de slang mag maximaal 2 jaar zijn;d. Voor het lage-druk gedeelte (verbinding aansluitkraan op verbruikstoe¬stel) dient een lage-drukslang te worden toegepast. Uitvoering cfm. NEN 5658. op de slang dient de aanduiding te staan BUTAANGASSLANG - NEN 5658 OF PROPAAN¬GASSLANG - NEN 5658, 0,05 BAR en het jaar van fabricage in cijfers en letters van tenminste 4 mm hoogte. De slang mag maximaal 1 m. lang zijn. De leeftijd van de slang mag maximaal 2 jaar zijn;e. De gasslangen dienen zowel aan de gasflessen als aan de toestellen voor kook- of bakdoeleinden te worden bevestigd door middel van slangklem¬men;f. Bij twee- of drie-flessen installaties dient aan de volgende voorwaar¬den worden voldaan:- tussen de verzamelleiding en de hoofdleiding dient een hoofdkraan te worden aangebracht. Deze hoofd¬kraan moet zich in de gasopslag¬ruimte bevinden;- tussen de hoofdkraan en de verzamelleiding dient een reduceerven¬tiel te zijn aangebracht. Bij toe¬passing van een reduceerventiel met afblaas¬ventiel dient het gas d.m.v. een leiding naar buiten wor¬den afgevoerd;g. De leeftijd van het reduceerventiel mag maximaal 5 jaar zijn;h. Indien de bak en braadapparatuur is voorzien van een mechanische afzuiging voor de afvoer van rookgassen en/of een mechanische toevoer van verbrandingslucht, dienen de volgende voorziening¬en in de genoemde volgorde zijn aangebracht:- afsluiter t.p.v. het gebruikstoestel;- magneetventiel;- reduceerventiel.i. Indien de bak en braadapparatuur niet is voorzien van een thermische beveiliging, dienen de volgende voorziening¬en in de genoemde volgorde zijn aangebracht:- afsluiter t.p.v. het gebruikstoestel;- B-klep;- reduceerventiel.

6. Blusmiddelen.a. Bij de verwarmingsapparatuur dient onder handbereik een blusappa¬raat met een inhoud van 6 kg poeder of koolzuur¬sneeuw, geschikt voor het blussen van branden van het type A,B en C aanwe¬zig te zijn. De blustoestellen dienen van een rijkskeur¬merk te zijn voorzien;b. De blusapparaten dienen jaarlijks gekeurd te zijn ten bewijze waar¬van een keuringsbewijs aanwezig dient te zijn;c. Indien met de verwarmingsapparatuur olie of vet wordt verwarmd, dan dienen in de onmiddellijke nabijheid van de verwarmingsapparatuur goed passende en hanteerbare dek¬sels aanwezig te zijn om pannen of vaatwerk met overver¬hit of brandend vet of olie af te dekken.

7. OVERKAPPINGEN.

1. Situering.a. Voor het object dient een vrije doorgangs¬breedte van minimaal 4,0 meter en een vrije doorgangshoogte van 4,2 meter gehandhaafd te blijven;b. De toegangen of uit¬gangen van belendende ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belem¬merd;c. Brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen tevens voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar te zijn;d. Aanwezige (straat)afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijderbaar te zijn om zodoende de brand¬weer een vrije doorgang te verlenen.

2. Constructie.a. Het materiaal welke gebruikt wordt voor het dak van de overkapping moet bestaan uit materiaal waarvan de brandvoort¬plan¬tingsbijdra¬ge tenminste valt in klasse 2 van de norm NEN 6065, in klasse B2 van de Duitse norm DIN 4102 of in klasse M2 van de Franse norm NF P 92-503.b. Van het materiaal dat gebruikt wordt voor de daken en verticale afscheidingen dient een geldig certificaat te worden overlegd waarmee aangetoond wordt dat het materiaal aan de gestelde eisen voldoet.c. De basisconstructie van het object dient van materialen te zijn ver¬vaardigd, die bij verhitting niet onmiddellijk vlam vatten of be¬zwijken.d. De constructie van het object dient naar het oordeel van de commandant brandweer of diens plaatsvervanger aan een redelijke mate van brandveiligheid te voldoen.

3. Inrichting.a. Decors, versieringen, bekledingen etc. moeten zijn vervaardigd van moeilijk ontvlambare materialen die geen grotere brandvoortplan¬tingsbijdrage hebben dan klasse 2 zoals omschreven in NEN 6065 en geen groter rookgetal dan 2,2 m-1 zoals omschreven in NEN 6066.b. In en rond het object mag uitsluitend gebruik wor¬den gemaakt van elektrische verlichting welke zodanig aange¬bracht dient te worden, dat de armaturen niet in aanraking kunnen komen met brandbare materia¬len.c. Open vuur in de vorm van onder meer kaarsen, lan¬taarns en lampionnen is in de nabij¬heid van het object niet toege¬staan.

4. Gebruiksvoorwaarden.a. De overkapping mag niet worden gebruikt voor uitbreiding van de horeca activiteiten.b. De overkapping mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het inrichten van een garderobe of voor opslag van niet-brandgevaarlijke goederen en/of stoffen. c. Onder de overkapping mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn, evenals kachels en gasflessen.

8. AANBOUWSELS TEGEN GEVELS VAN BOUWWERKEN.

1. Bereikbaarheid.a. Het tijdelijk bouwwerk mag geen voetgangers belemmeren om over het voetgangersdomein te kunnen lopen. Er dient tevens rekening te worden gehouden met de doorgang voor mindervaliden en kinderwagens e.d.b. Het tijdelijk bouwwerk mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.c. Tijdelijke bouwwerken op de Grote Markt mogen geen hinder veroorzaken voor de wekelijkse markt.d. Het tijdelijk bouwwerk mag de doorgang voor verkeer en dus ook de carnavalsoptocht niet belemmeren.

2. Constructie.a. Om het tijdelijk bouwwerk te bevestigen is het niet toegestaan om de bestrating open te breken.b. Materialen tot een hoogte tot 2,5 meter boven het aangrenzende trottoir dient te voldoen aan een Bijdrage tot Brandvoortplanting van minimaal klasse 2, overeenkomstig NEN 6065.c. Materialen vanaf een hoogte van 2,5 meter boven het aangrenzende trottoir mag een Bijdrage tot Brandvoortplanting bezitten dat hoger is dan klasse 2. Het gebruik van gemakkelijk ontvlambare materialen zoals tempex is echter niet toegestaan. d. De plafondconstructie van het aanbouwsel dient te worden uitgevoerd in een wbdbo van 30 minuten.

3. Gebruiksvoorwaarden.a. Het tijdelijk bouwwerk mag niet worden gebruikt voor uitbreiding van de horeca activiteiten.b. Het tijdelijk bouwwerk mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het inrichten van een garderobe of voor opslag van niet-brandgevaarlijke goederen en/of stoffen. c. In het tijdelijk bouwwerk mogen geen brandbare stoffen aanwezig zijn, evenals kachels en gasflessen.d. Het tijdelijk bouwwerk dient even zoveel (nood)uitgangen te bezitten als in de gevel aanwezig zijn welke door het tijdelijk bouwwerk wordt afgedekt.e. De deurconstructies in het tijdelijk bouwwerk dienen in de vluchtrichting te draaien.f. De ruimte (gangpad) tussen de (nood)uitgangen in de gevel van het bouwwerk en de deurconstructies in het tijdelijk bouwwerk dient te worden vrijgehouden.

4. Gevelversieringa. Gevelversiering tot een hoogte tot 2,5 meter boven het aangrenzende trottoir dient te voldoen aan een Bijdrage tot Brandvoortplanting van minimaal klasse 2, overeenkomstig NEN 6065.b. Gevelversiering vanaf een hoogte van 2,5 meter boven het aangrenzende trottoir mag een Bijdrage tot Brandvoortplanting bezitten dat hoger is dan klasse 2. Het gebruik van gemakkelijk ontvlambare materialen zoals tempex is echter niet toegestaan. c. Tussen spots en de gevel(versiering) dient minimaal een afstand van 50 cm aanwezig te zijn.

9. BARBECUES

1. Situering en opstelling.a. De barbecue dient te worden opgesteld in de buitenlucht op een afstand van tenminste 2 meter ten opzichte van bebou¬wing, be¬planting en overige objecten.b. De opstelling van de barbecue mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden.c. Rondom de barbecue dient een ruimte van tenminste 2 meter te worden vrij gehouden.d. De barbecue dient op een vlakke, liefst stenen ondergrond geplaatst te worden.e. De barbecue dient zodanig te worden geplaatst dat de wind er niet in kan blazen, omdat daardoor vliegvuur kan ontstaan. Eventueel kunt U hiervoor een windscherm gebrui¬ken op een afstand van mini¬maal 2 meter.f. Niet-permanente luifels, afdaken, parasols en dergelijke mogen niet worden toegepast boven of in de nabijheid van de barbecue.

2. Brandstof.a. Als brandstof dienen houtskool of houtskoolbriketten te worden gebruikt. Briketten verdienen de voorkeur daar deze geen vonken veroorzaken.b. De barbecue dient te worden ontstoken door middel van daarvoor geschikte ontstekingsblokjes van vaste brandstof. Het gebruik van vloeibare aansteekmiddelen, zoals spiritus, benzine etc. is niet toegestaan.c. Het is tevens verboden op een brandende c.q. smeulende barbecue brandbare vloeistoffen te gieten.d. Om het vuur aan te wakkeren mag alleen een blaasbalg worden ge¬bruikt.

3. Gebruik van gasbarbecues.a. Het gedeelte tussen de gasfles en het reduceerventiel dient d.m.v. een fexibele, speciaal voor deze gassoort bestem¬de, slang tot stand worden gebracht. b. Op de slang dient de aanduiding te staan BUTAANGASSLANG B-8-NEN 5654 OF PROPAANGASSLANG P-16-NEN 5654, de nominale middellijn en het jaar van fabricage in cijfers en letters van tenminste 4 mm. hoog¬te. De kleur van de slang dient oranje te zijn. De slang mag maximaal 1 m. lang zijn. De leeftijd van de slang mag maximaal 2 jaar zijn.c. De gasslangen dienen zowel aan de gasflessen als aan de barbecuetoestellen te worden bevestigd door middel van slangklem¬men.d. De leeftijd van het reduceerventiel mag maximaal 5 jaar zijn.

4. Blusmiddelen.a. Bij de verwarmingsapparatuur dient onder handbereik een blusap¬paraat met een inhoud van 7 kg poeder, geschikt voor het blussen van branden van het type A, B en C aanwezig te zijn. De blustoe¬stellen dienen van een rijkskeurmerk te zijn voorzien.b. Het blustoestel dient 1 x per jaar op goede werking te zijn gecon¬troleerd, ten bewijze waarvan bij het blusapparaat een keurings¬bewijs aanwezig dient te zijn.c. Onder de barbecue dient een laag zand te worden aangebracht om het afdruipende vet te absorberen of het brandende vet te doven.d. Na gebruik dient de nog brandende barbecue direct te worden afge¬dekt met zand of op een veilige manier te worden gedoofd.

10. HELIUMBALLONNEN

Indien u balonnen wilt gebruiken bij uw evenement mag u alleen samengeperste lucht of een onbrandbaar gas zoals Helium toepassen.

Indien u Helium gebruikt dient u met de volgende voorwaarden rekening te houden:a. De afleve¬ringsbe¬wijzen/facturen van het gas dienen ter plaatse aanwezig te zijn en moeten aan de met controle belaste ambtenaren getoond kunnen wor¬den.b. De met Helium gevulde cilinders moeten tegen opwarming door zonne¬straling en tegen omvallen zijn beschermd.c. Het vullen van de ballonnen mag niet in een gebouw plaats¬vin¬den.d. Het vullen van de ballonnen dient onder leiding van een persoon te gebeuren welke bekend is met werking en de veiligheidsvoorzieningen van de afvulinstallatie.

11. TENTENKAMPEN

1. SITUERING.a. De opstelling van de tenten dient zodanig te worden gekozen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:- er mogen niet meer dan 4 tenten aaneen worden gegroepeerd;- tussen elke groep van 4 tenten dient tenminste een vrije door¬gangsbreedte van 2 meter te worden gehouden;- opstellen van goederen en/of voorwerpen in de vrij te houden gedeel¬ten is niet toegestaan;- brandkranen dienen volledig te worden vrijgehouden en dienen voor onmiddellijk gebruik door de brandweer bereik¬baar zijn;- de toegangen of uit¬gangen van ge¬bouwen mogen niet worden ver¬sperd of belemmerd;- de afstand tussen de aanwezige bebouwing en de tenten dient tenminste 5 meter te bedragen;- brandweervoertuigen moeten de tenten tot op een afstand van 40 meter onbelemmerd kunnen bereiken;- de vrije doorgang van en naar aangrenzende straten dient t.b.v. brandweervoertuigen volledig gehandhaafd te blijven.b. Aanwezige afzettingen dienen in een voorkomend geval direct verwijder¬baar te zijn om zodoende de brandweer een vrije doorgang te verlenen.

2. VERWARMING EN VERLICHTING.a. Het gebruik van verwarmingstoestellen in de tenten is niet toegestaan;b. Voor de verlichting van de tenten moet uitsluitend elektrisch licht worden gebezigd;c. Verlichtingstoestellen waarvan de werking berust op vloeibare, gasvormige en pastavormige brandstoffen zijn niet toegestaan;d. Het gebruik van barbecues en andere vormen van open vuur in de nabijheid van de tenten is niet toegestaan.

3. BRANDMELDING.a. In of in de directe nabijheid van de tent(en) moet een telefoontoestel met aansluiting op een (mobiel) telefoonnet aanwezig zijn. Dit toestel moet steeds bereikbaar zijn. In de na¬bijheid ervan moet het alarmnummer van de brandweer duidelijk zijn aangegeven.

4. BLUSMIDDELEN.a. In de directe nabijheid van de tent(en) dienen op nader aan te geven plaatsen 3 stuks draagbare blustoestellen met een inhoud van tenminste 6 kg poeder geschikt voor het blussen van branden van het type A, B en C te zijn aange¬bracht en voor onmiddellijk gebruik gereed te zijn;b. De voorgeschreven blusmiddelen dienen te zijn voorzien van een geldig rijkskeurmerk;c. De voorgeschreven blustoestellen dienen 1 x per jaar op goede wer¬king te zijn gecontroleerd, ten bewijze waarvan bij het blusappa¬raat een keuringsbewijs aanwezig dient te zijn.

5. BARBECUEa. Barbecues mogen alleen worden opgesteld op door de brandweer aan te geven plaatsen. Daarbij dient met het volgende rekening te worden gehouden:- de opstelling dient in de buitenlucht gesitueerd te zijn;- de opstelling dient te zijn gesitueerd op een afstand van tenminste 2 meter ten opzichte van bebouwing, be¬planting en overige objecten;- de opstelling van de barbecue mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden;- Rondom de barbecue dient een ruimte van tenminste 2 meter te worden vrij gehouden;b. De barbecue dient op een vlakke, liefst stenen ondergrond geplaatst te worden;c. Onder de barbecue dient een laag zand te worden aangebracht om het afdruipende vet te absorberen of het brandende vet te doven;d. De barbecue dient zodanig te worden geplaatst dat de wind er niet in kan blazen, omdat daardoor vliegvuur kan ontstaan. Eventueel kunt U hiervoor een windscherm gebruiken op een afstand van mini¬maal 2 meter;e. Niet-permanente luifels, afdaken, parasols en dergelijke mogen niet worden toegepast boven of in de nabijheid van de barbecue;f. Als brandstof dienen houtskool of houtskoolbriketten te worden gebruikt. Briketten verdienen de voorkeur daar deze geen vonken veroorzaken;g. De barbecue dient te worden ontstoken door middel van daarvoor geschikte ontstekingsblokjes van vaste brandstof. Het gebruik van vloeibare aansteekmiddelen, zoals spiritus, benzine etc. is niet toegestaan;h. Het is tevens verboden op een brandende c.q. smeulende barbecue brandbare vloeistoffen te gieten;i. Om het vuur aan te wakkeren mag alleen een blaasbalg worden ge¬bruikt;j. Bij de verwarmingsapparatuur dient onder handbereik een blusap¬paraat met een inhoud van 7 kg poeder, geschikt voor het blussen van branden van het type A,B en C aanwezig te zijn. De blustoe¬stellen dienen van een rijkskeurmerk te zijn voorzien;k. Het blustoestel dient 1 x per jaar op goede werking te zijn gecon¬troleerd, ten bewijze waarvan bij het blusapparaat een keurings¬bewijs aanwezig dient te zijn;l. Na gebruik dient de nog brandende barbecue direct te worden afge¬dekt met zand of op een veilige manier te worden gedoofd.

6. TOEZICHT.a. De vergunninghouder dient ervoor zorg te dragen dat er voldoende toezicht aanwezig is bij/in:- het tentenkamp;- de barbecue.

12. ALGEMEEN.a. Alle aanwijzingen, die door of namens de commandant brandweer of diens plaatsvervanger worden gegeven in het belang van de brand¬vei¬lig¬heid, dienen stipt te worden opgevolgd te worden.b. De houder van de vergunning is verplicht deze vergunning in de inrichting aanwezig te hebben en deze op eerste aanvraag van ambtenaren van brandweer, politie en openbare werken ter inzage over te leggen.c. De exploitant van de verkoopwagen welke wordt gebruikt voor kook- en bakdoeleinden, dient een bewijs van goedkeuring van de commandant brandweer te kunnen overleg¬gen.d. De vergunninghouder is verplicht om een veiligheidsinstructie voor de BHV’ers en overig personeel op te stellen. Deze instructie dient tenminste een ontruimingsplan te bevatten.e. De vergunninghouder is verplicht om één of meer personen tijdens het evenement aanwezig te hebben die de hulpverleningstaak op zich nemen. Het aantal BHV’ers dient 1 % van het aantal personen te zijn dat gelijktijdig aanwezig kan zijn.