Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013 |
Citeertitel | Verordening Parkeerbelastingen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 225 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2018 | 19-12-2019 | Wijziging artikel 8 | 14-11-2018 | 1089453 | |
22-12-2017 | 13-12-2018 | Wijziging art. 8 | 08-11-2017 | 1057724 | |
01-12-2016 | 22-12-2017 | Artikel 8 | 09-11-2016 | 1023896 | |
01-01-2016 | 01-12-2016 | Artikel 8 | 11-11-2015 | 644165 | |
01-01-2014 | 01-01-2013 | Onbekend. | 17-12-2013 Barneveldse krant, 19 december 2013 | Parkeerbelastingen 2013 |
De raad van de gemeente Barneveld;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2012,
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;
vast te stellen de: VERORDENING op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2013.
Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 5 MAATSTAF VAN HEFFING, BELASTINGTARIEF EN BELASTINGTIJDVAK
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 6 WIJZE VAN HEFFING EN TERMIJN VAN BETALING
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Indien een parkeervergunning in de loop van het jaar wordt ingetrokken, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de intrekking van de parkeervergunning, nog volle kalendermaanden overblijven; met dien verstande dat de restitutie niet wordt verleend indien het bedrag daarvan minder dan € 10,00 bedraagt.
Indien een parkeervergunning in de loop van een belastingjaar wordt aangevraagd is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, waarbij het tijdstip van de aanvraag als volledige maand wordt aangemerkt; met dien verstande dat de verschuldigde belasting niet wordt geïnd indien het bedrag daarvan minder dan € 10,00 bedraagt.
Artikel 7 BEVOEGDHEID TOT AANWIJZING PARKEERPLAATSEN
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedragen € 62,70.
Artikel 10 NADERE REGELS DOOR HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.
Artikel 11 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL
De `Verordening parkeerbelastingen 2011' van 28 juni 2011, nr. 11-51b en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 oktober 2011, nr. 11-80c, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2012, nr 12-79d en gepubliceerd ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet d.d. 22 november 2012. Laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 12 november 2013, nr 13-82d (1e wijziging) en gepubliceerd ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet d.d. 21 november 2013.
TARIEVENTABEL 2013 behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2013.
1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:
2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:
Behoort bij raadsbesluit van 13 november 2012, nr. 12-79d, tot vaststelling van de “Verordening Parkeerbelastingen 2013” en gepubliceerd ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet d.d. 22 november 2012.