Organisatie | Achtkarspelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde gemeenteraad |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2005 | 13-02-2014 | Onbekend | 23-03-2005 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Achtkarspelen;
gelezen het voorstel van de voorzitter d.d 10 maart 2005, puntnr. 6;
gelet op het besluit van de raad van 9 december 2004;
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Achtkarspelen.
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
-initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel, afkomstig van
-interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2: toelating van nieuwe leden; fracties
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
1° één lid van een fractie als zelfstandige fractie gaat optreden of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden, of
2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden, of
3° één lid van een fractie zich aansluit bij een andere fractie of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;
wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen, indeling
1.Voorafgaand aan het besluitvormende deel van de vergadering kan een opiniërend deel van de vergadering plaatsvinden.
2.De raad wordt gevraagd om politieke en/of bestuurlijke hoofdkeuzes te maken c.q. richtinggevende uitspraken te doen ten behoeve van de portefeuillehouder en/of het college.
portefeuillehouder ook andere interne of externe deskundigen informatie verstrekken.
5.Aan het eind van het opiniërende deel vat de voorzitter de opinies samen en stelt vast of
het besprokene als agendapunt voor een besluitvormend deel aan de orde dient te
Artikel 17 Aanwezigheid wethouders
In de regel worden wethouders geacht in de vergadering aanwezig te zijn en indien daartoe uitgenodigd aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 18 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 19. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproeping stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 21 Kennisgeving van verhindering
Het lid van de raad dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan voor aanvang van de vergadering kennis aan de voorzitter en de griffier
1.De voorzitter, de leden van de raad, de griffier en de wethouders hebben een
vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere
nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
2.Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in
3.De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.
Artikel 23 Opening vergadering; quorum
1.De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor
door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.
2.Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden
aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige
leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de
Artikel 25 Spreekrecht burgers
Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit schriftelijk of mondeling voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren, zijn naam, adres, zijn telefoonnummer en namens wie hij spreekt. Hij dient aanwezig te zijn aan het begin van de inspreekperiode.
Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord, per agendapunt is voor alle sprekers in totaliteit niet meer dan vijftien minuten spreektijd beschikbaar. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan drie sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter en de leden van de raad kunnen vragen stellen aan de inspreker, het is hen echter niet toegestaan met de inspreker te beraadslagen. De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen over de behandeling van de inbreng van de burger.
Artikel 26 Primus bij hoofdelijke stemming
Voor de aanvang van een hoofdelijke stemming wordt door het lot beslist bij welk nummer van de presentielijst de hoofdelijke stemming begint.
Artikel 33 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 34 Beraadslaging; schorsing
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden van de raad de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid van de raad het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 38 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.
Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 40 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.
Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 41 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk 4: Rechten van leden
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Ieder lid van de raad kan een verzoek indienen tot het houden van een interpellatie. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, de wethouders en de griffier. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 49 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Indien een vraag later dan in het in lid 3 gestelde tijdstip dan wel tijdens het vragenhalfuur zonder voorafgaande schriftelijke indiening wordt gesteld, zal zo mogelijk direct antwoord gegeven worden. Indien directe beantwoording niet mogelijk is, zal in ieder geval binnen twee werkdagen schriftelijk antwoord gegeven worden aan de vragensteller.
Hoofdstuk 6: Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 54 Verslag; verantwoording
Eenlid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om tijdens het informerende deel van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 51, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7: Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
1.De notulen van een besloten vergadering worden vertrouwelijk toegezonden aan de leden
2.Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 58 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de wet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8: Toehoorders en pers
Artikel 59 Toehoorders en pers
1.De toehoorders en de vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.
2.Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de
Artikel 60 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- danwel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 61 Verbod gebruik mobiele telefoons e.a.
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik alsmede stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van Achtkarspelen van 23 maart 2005.
De griffier, De voorzitter,
Mw. I.R. Zwart L.J. Lyklema
De raad van de gemeente Achtkarspelen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 10 november 2005, punt nr.: 15;
overwegende dat het huidige artikel 39 lid 4 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, onvoldoende ruimte biedt om te stemmen zoals de raad dat wenst;
Artikel 39 lid 4 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad als volgt te wijzigen:
" Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, vindt stemming over deze motie plaats bij de behandeling van het voorstel."
2.De toelichting bij artikel 39 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad als volgt te wijzigen:
2. "Artikel 39 Stemming over amendementen en moties.
2. Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 43 en 44 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen."
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
Toelichting Reglement van Orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnde.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de wet schrijven dit dwingend voor. Op grond van artikel 77, eerste lid van de wet, is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. (De raad heeft inmiddels een 1e en 2e waarnemend voorzitter benoemd). Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
De burgemeester heeft het op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De wet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. De raad heeft inmiddels een plaatsvervangend griffier en een tweede plaatsvervangend griffier benoemd.
In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.
De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en de leiding van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie die de secretaris bezit en kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over de werking van de gemeentelijke organisatie.
Ten aanzien van de gemeentesecretaris zij verder nog het volgende opgemerkt. Hoewel in de artikelsgewijze toelichting op de Gemeentewet op een aantal plaatsen wordt aangegeven dat ten aanzien van de gemeentesecretaris een nadere regeling via het reglement van orde zou kunnen plaatsvinden hebben wij daarvan afgezien. De redenen daarvoor zijn dat wij in de eerste plaats van mening zijn dat de ambtenaarrechtelijke bepalingen die ook ten aanzien van de gemeentesecretaris van toepassing zijn voldoende waarborgen bevatten, en daarnaast dat de instructie voor de gemeentesecretaris c.q. het organisatiebesluit daarvoor een betere plaats is. In dit reglement vindt u dus geen bepalingen omtrent zijn beëdiging, zijn woonplaats, beëdiging van de vervanger, etc.
De in lid 4 bedoelde vervanger van een raadslid die een eenpersoonsfractie vormt dient tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de fractie. De taken van het presidium worden bij raadsbesluit geregeld. (Dit is gedaan bij raadsbesluit van 9 december 2004.)
De samenstelling en de taken van de agendacommissie worden raadsbesluit geregeld, (dit is gedaan bij raadsbesluit van 9 december 2004), zie ook artikel 7.
Artikel 7 Commissies en werkgroepen
De in artikel 7 bedoelde commissies en werkgroepen verrichten ‘slechts’ procedurele werkzaamheden ten behoeve van de raad. Hiermee worden derhalve niet de functionele raadscommissies voor advies bedoeld (zie artikel 82 van de Gemeentewet).
De commissies worden voor een langere termijn benoemd (b.v. een raadsperiode), terwijl werkgroepen meer incidentele werkzaamheden verrichten.
De door de raad ingestelde commissies en werkgroepen worden in het Reglement van Orde niet benoemd. Een uitzondering is gemaakt voor het presidium en de agendacommissie omdat die ook elders in het Reglement van Orde worden genoemd.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.
De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is komen te vervallen.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). Er kunnen regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. worden opgesteld. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op de dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. De notulen worden nagezonden.
In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda opstellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.
Naast initiatiefvoorstellen kunnen individuele raadsleden via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op drie momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Het vijfde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval bestaat de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.
Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen. Dit zal met name het geval zijn indien zich voor bepaalde onderwerpen insprekers hebben gemeld.
Of de raadsvergadering daadwerkelijk uit alle drie genoemde delen bestaat, is afhankelijk van de aangeleverde onderwerpen/agendapunten.
Bij informerende agendapunten staat de informatie uitwisseling centraal. In principe wordt van de raad geen opinie of besluit gevraagd, tenzij het om een ondergeschikt punt gaat. Indien er behoefte bestaat om het onderwerp wel inhoudelijk te behandelen, kan het voor een volgende vergadering worden geagendeerd als opiniërend of besluitvormend punt.
Dit gedeelte van de raadsvergadering is voor onderwerpen, waarover oriënterend/discussiërend wordt gesproken (met inspraak), zonder dat tot een standpuntbepaling wordt gekomen. Het leiden van de opiniërende gedeelten van de vergaderingen zal andere eisen stellen aan de voorzittersrol. Het zal meer gaan om een echte discussieleider dan om een technisch voorzitter.
Artikel 16 Besluitvormend deel
Het besluitvormende deel omvat de raadsvergaderingen ‘oude stijl’.
Artikel 17 is een nadere uitwerking van artikel 21 lid 2 van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in een staande uitnodiging voor wethouders om tijdens de raadsvergaderingen aanwezig te zijn.
Artikel 18 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Artikel 19 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
Paragraaf 2 Orde van de vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Artikelen 21 en 22 behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 23 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.
Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 25 Spreekrecht burgers
De inspraak is gekoppeld aan het opiniërende en besluitvormende deel zodat de behandeling door de raad van de onderwerpen waarop burger inspreekt vrijwel direct plaatsvindt.
behoeft geen nadere toelichting.
Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden in principe alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren.
Wanneer een ingekomen stuk leidt tot uitgebreide inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 29 behoeft geen nadere toelichting.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 33).
Artikel 31 Aantal spreektermijnen, opbouw van de beraadslaging
De opbouw van de beraadslaging is als volgt:
Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Artikel 32 behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 33 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid van de raad , dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 34 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.
Artikel 34 Beraadslaging; schorsing
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 32).
Artikel 35 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.
Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 38 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid van de raad te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 26.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 39 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 43 en 44 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen.
Artikel 40 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.
Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.
Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikelen 41 en 42 behoeven geen nadere toelichting.Hoofdstuk 4 Rechten van leden
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of het initiatiefvoorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.
Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 32).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 40.
Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.
Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 46 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 45 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 47).
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend (artikel 147a van de Gemeentewet). Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Artikel 47 behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 lid 2 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Artikel 49 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling.
Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenhalfuur.
Artikel 51 behoeft geen nadere toelichting
Hoofdstuk 6: Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 54 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 49.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.
Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van een) NV. Hierin voorziet het vierde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 58 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 59 Toehoorders en pers
In artikel 26 lid 1 Gemeentewet is geregeld dat de voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering. Wanneer de orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord is de voorzitter bevoegd deze en zonodig andere toehoorders te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen ontzegd worden.
Artikelen 60 en 61 behoeven geen nadere toelichting
Het reglement van orde treedt in werking op 1 april 2005, dit ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet dat het mogelijk maakt om in het besluit een tijdstip aan te wijzen. Bijlage III
Van toepassing zijnde artikelen uit de Gemeentewet op het Reglement van Orde
De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.
9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;
11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;
13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;
15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;
17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;
19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;
21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;
23 leden in een gemeente van 30 001-35 000 inwoners;
25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;
27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;
29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;
31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;
33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;
35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;
37 leden in een gemeente van 80 001-100 000 inwoners;
39 leden in een gemeente van 100 001-200 000 inwoners;
45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.
2.Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.
De burgemeester is voorzitter van de raad.
Artikel 10 Vereisten raadslidmaatschap
Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:
zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel 11 Verbod vervullen opengevallen plaats
Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.
Artikel 12 Openbaar maken nevenfuncties
Artikel 13 Incompatibiliteiten/onverenigbaarheden
Artikel 14 Eed voor ambtsaanvaarding raadslidmaatschap
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
Artikel 15 Verboden handelingen en gedragscode voor raadsleden
De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
Artikel 18 Eerste bijeenkomst nieuw verkozen raad
De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.
Artikel 19 Oproeping raadsleden voor en openbare kennisgeving van vergadering
vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
Artikel 20 Quorum voor opening vergadering
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de
presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging
Artikel 22 Onschendbaarheid, verschoningsrecht
De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.
Artikel 23 Openbaarheid vergadering
5 De raad maakt de besluitenlijsten van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd met het openbaar belang.
Artikel 24 Verbod te vergaderen met gesloten deuren
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
Artikel 25 Opleggen geheimhoudingsplicht
De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd
aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Artikel 26 Handhaving orde vergadering
Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 27 Stemmen zonder last
De leden van de raad stemmen zonder last.
Artikel 28 Niet deelname aan stemming
Artikel 29 Quorum voor geldige stemming
Artikel 30 Totstandkoming beslissing
Artikel 31 Geheime stembriefjes
Artikel 33 Ambtelijke bijstand raadsleden
Artikel 55 Oplegging geheimhouding
Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Kennisgeving van besluiten van college aan de raad
Artikel 75 Ondertekening stukken
Kennisgeving burgemeesterlijke beslissingen aan de raad
Artikel 107a Globale functieomschrijving en instructie griffier
Aanwezigheid griffier in vergadering raad
De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.
De stukken die van de raad uitgaan, worden door de griffier medeondertekend.
Artikel 107d Vervanging griffier
Artikel 107e Organisatie griffie
De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.
Artikel 147b Recht van amendement
Artikel 149 Omvang verordenende bevoegdheid
De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt.
Artikel 155 Oprichting van en deelname in privaatrechtelijke rechtspersonen
Verantwoordings- en inlichtingenplicht
Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Artikel 180 Verantwoordings- en inlichtingenplicht
Aanbieding van de ontwerpbegroting
Artikel 197 Verantwoording over het gevoerde bestuur en financieel beheer
De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.
Hoofdstuk 2: Toelating van nieuwe leden; fracties 6
artikel 8 : Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging 6
Paragraaf 1: Tijd van vergaderen; voorbereidingen e.v. 7
artikel 10 : Vergaderfrequentie 7
artikel 14 : Informerend deel 7
artikel 15 : Opiniërend deel 8
artikel 16 : Besluitvormend deel 8
artikel 17 : Aanwezigheid wethouders 8
artikel 18 : Ter inzage leggen van stukken 8
artikel 19 : Openbare kennisgeving 8
Paragraaf 2: Orde van de vergadering 9
artikel 21 : Kennisgeving van verhindering 8
artikel 23 : Opening vergadering; quorum 9
artikel 25 : Spreekrecht burgers 9
artikel 26 : Primus bij hoofdelijke stemming 10
artikel 28 : Ingekomen stukken 10
artikel 30 : Volgorde sprekers 10
artikel 31 : Aantal spreektermijnen 11
artikel 33 : Handhaving orde; schorsing 11
artikel 34 : Beraadslaging; schorsing 11
artikel 35 : Deelname aan de beraadslaging door anderen 11
artikel 36 : Stemverklaring 12
Paragraaf 3 : Procedures bij stemmingen12
artikel 38 : Algemene bepalingen over stemming 12
artikel 39 : Stemming over amendementen en moties(gewijzigd24-11-2005) 12
artikel 40 : Stemming over personen 13
artikel 41 : Herstemming over personen 13
artikel 42 : Beslissing door het lot 13
Hoofdstuk 4: Rechten van leden 14
artikel 45 : Voorstellen van orde 14
artikel 46 : Initiatiefvoorstel 14
artikel 47 : Collegevoorstel 14
artikel 49 : Schriftelijke vragen 15
Hoofdstuk 5: Begroting en jaarrekening 17
artikel 52 : Procedure begroting 17
artikel 53 : Procedure jaarrekening 17
Hoofdstuk 6: Lidmaatschap van andere organisaties 17
artikel 54 : Verslag; verantwoording 17
Hoofdstuk 7: Besloten vergadering 18
artikel 58 : Opheffing geheimhouding 18
Hoofdstuk 8: Toehoorders en pers 18
artikel 59 : Toehoorders en pers 18
artikel 60 : Geluid- en beeldregistraties 18
artikel 61 : Verbod gebruik mobiele telefoons e.v. 18
Hoofdstuk 9: Slotbepalingen 19
artikel 62 : Uitleg reglement 19
artikel 63 : In werking treden 19