Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Apeldoorn

gemeenschappelijke regeling Felua

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Apeldoorn
Officiële naam regelinggemeenschappelijke regeling Felua
Citeertitelgemeenschappelijke regeling Felua
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200006-01-2016Onbekend

17-12-2009

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING FELUA-GROEP 2009

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Apeldoorn, Epe en Heerde, ieder voor zover zij daartoe bevoegd zijn;

overwegende dat:

  • ·

    op 1 januari 2008 de modernisering van de Wet sociale werkvoorziening in werking is getreden;

  • ·

    als gevolg daarvan de gemeentebesturen de verantwoordelijkheid hebben over de regie op en de financiering van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening;

  • ·

    in dat verband de gemeentebesturen van Apeldoorn, Epe en Heerde en het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Felua-groep een wijziging van de nu geldende regeling noodzakelijk achten;

gelezen het voorstel van het Algemeen Bestuur tot wijziging van de (Gemeenschappelijke) Regeling Felua-groep;

gelet op artikel 37 van de Regeling Felua-groep 2003;

mede gelet op de Wet sociale werkvoorziening, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de ondernemingsraden;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende (gewijzigde) Gemeenschappelijke regeling Felua-groep:

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • ·

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Felua-groep;

  • ·

    openbaar lichaam: de rechtspersoon Felua-groep;

  • ·

    deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • ·

    sw-medewerkers: personen met een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Wet sociale werkvoorziening;

  • ·

    personeel: de bij het openbaar lichaam aangestelde ambtenaren en personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, dan wel personen die op grond van enig ander verbindend voorschrift in dienst zijn van het openbaar lichaam;

  • ·

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland.

Artikel 2

Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, lid 1, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd Felua-groep, gevestigd en kantoor houdende te Apeldoorn.

Artikel 3

Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II Belang, taken en bevoegdheden

Artikel 4

  • 1. Het openbaar lichaam behartigt op basis van het beleid van de deelnemende gemeenten inzake de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening de aan het openbaar lichaam opgedragen dan wel overgedragen gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van de sociale werkvoorziening.

  • 2. Het openbaar lichaam kan, indien de deelnemende gemeenten daartoe besluiten, overige gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten behartigen op het gebied van arbeidsparticipatie.

Artikel 5

  • 1. De uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening wordt overgedragen aan het bestuur van het openbaar lichaam met inachtneming van het in de deelnemende gemeenten vastgestelde beleid en binnen de in de deelnemende gemeenten vastgestelde financiële kaders.

  • 2. Het bestuur van het openbaar lichaam treedt voor de toepassing van de Wet sociale werkvoorziening, met uitzondering van de artikelen 8, 9, 13, vierde lid, en 14, eerste lid, in de plaats van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3. In het kader van de verwezenlijking van het bepaalde in artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, zullen door de deelnemende gemeenten afzonderlijk per één of meer begrotingsjaren prestatieafspraken en afspraken over de bekostiging daarvan worden gemaakt met het openbaar lichaam. De door de deelnemende gemeenten van het openbaar lichaam gevraagde prestaties worden bij de begroting van het openbaar lichaam betrokken.

  • 4. Indien de deelnemende gemeenten gezamenlijk dan wel individueel besluiten uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 4, lid 2, zullen ook deze prestatieafspraken bij de begroting van het openbaar lichaam worden betrokken.

Artikel 6

  • 1. Voor zover hiervan in deze regeling niet is afgeweken, komen aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam ter uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken de bevoegdheden toe, die aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten behoren met dien verstande, dat het Algemeen Bestuur in de plaats treedt van de raad, het Dagelijks Bestuur in de plaats van het college en de voorzitter in de plaats van de burgemeester.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet sociale werkvoorziening of enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in de artikelen voor de gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de gemeentesecretaris onderscheidenlijk gelezen: Felua-groep, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de algemeen directeur.

HOOFDSTUK III Het Algemeen Bestuur

Artikel 7

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit 8 leden, die als volgt worden aangewezen:

    • ·

      door de raad van Apeldoorn: 3 leden uit zijn midden en 1 lid uit het college;

    • ·

      door de raad van Epe: 1 lid uit zijn midden en 1 lid uit het college;

    • ·

      door de raad van Heerde: 1 lid uit zijn midden en 1 lid uit het college.

  • 2. De raden van de deelnemende gemeenten wijzen met inachtneming van het eerste lid voor ieder lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 3. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met een dienstverband bij het openbaar lichaam of bij een onder toepassing van het desbetreffende artikel van de Gemeentewet door het daartoe bevoegde bestuursorgaan ingestelde rechtspersoon dan wel een rechtspersoon, waarin door het openbaar lichaam wordt deelgenomen.

  • 4. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt - onverminderd het bepaalde in artikel 8, derde lid - op de dag waarop de zittingsperiode van de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten afloopt.

Artikel 8

  • 1. De raden van de deelnemende gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van de raden over de aanwijzing van de nieuwe leden van het Algemeen Bestuur.

  • 2. Aftredende leden van het Algemeen Bestuur kunnen opnieuw worden aangewezen.

  • 3. Totdat de raden van de deelnemende gemeenten in hun opvolging hebben voorzien blijven de aangewezen leden van het Algemeen Bestuur, die hadden moeten aftreden - voor zover zij voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap als bedoeld in artikel 7, eerste lid - als zodanig functioneren.

  • 4. De raad van een deelnemende gemeente kan een lid van het Algemeen Bestuur dat door hem is aangewezen, indien deze het vertrouwen van deze raad niet meer bezit, te allen tijde ontslaan. Hiervan wordt onmiddellijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Indien tussentijds de plaats van een lid van het Algemeen Bestuur beschikbaar komt, wijst de betreffende raad in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, ten spoedigste een nieuw lid aan.

  • 6. In het geval, dat het gaat om een tussentijdse ontslagname, stelt het lid van het Algemeen Bestuur de voorzitter en de desbetreffende raad op de hoogte. De tussentijdse ontslagname is onherroepelijk. De leden van het Algemeen Bestuur, die tussentijds ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap van het Algemeen Bestuur - voor zover zij aan de vereisten daarvoor als bedoeld in artikel 7, eerste lid, blijven voldoen - totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

  • 7. Elke aanwijzing tot lid van het Algemeen Bestuur delen de deelnemende gemeenten binnen acht dagen schriftelijk mede aan de voorzitter.

  • 8. Het bepaalde in de voorgaande leden is ook van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 9

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak als de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt of tenminste twee van het aantal zitting hebbende leden dit, onder opgaaf van redenen aan de voorzitter, schriftelijk verlangen.

  • 2. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur worden in het openbaar gehouden.

  • 3. De vergadering vindt doorgang, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen.

  • 4. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee leden, die de presentielijst hebben getekend daarom verzoeken, of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist.

Artikel 10

Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een Reglement van orde vast, met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en waarin onder meer regels worden gegeven omtrent:

  • a.

    het horen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden ten aanzien van door het Algemeen Bestuur te nemen besluiten;

  • b.

    de wijze van verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording als bedoeld in de artikelen 19, 20 en 21 van deze regeling.

Artikel 11

  • 1. Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft één stem.

  • 2. Een besluit van het Algemeen Bestuur wordt geacht te zijn genomen als dit meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen heeft verkregen.

  • 3. Indien bij een eerste stemming over een voorstel de stemmen staken, wordt dat voorstel voor nader beraad teruggelegd op het Dagelijks Bestuur.

  • 4. Indien bij een herstemming over hetzelfde voorstel de stemmen andermaal staken, dan beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 12

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuwe leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting als bedoeld in artikel 27, zevende lid, en de vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 28, vijfde lid;

HOOFDSTUK IV Het Dagelijks Bestuur

Artikel 13

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit de 3 door de raden van de deelnemende gemeenten in het Algemeen Bestuur aangewezen collegeleden.

  • 2. Artikel 168 van de Gemeentewet is van toepassing op de leden van het Dagelijks Bestuur als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14

  • 1. Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur openvalt, wijst de betreffende raad zo spoedig mogelijk een nieuw collegelid aan met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.

  • 2. De leden van het Dagelijks Bestuur treden af op de datum, waarop de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur eindigt. Zij zijn direct weer als lid benoembaar.

  • 3. De aftredende leden van het Dagelijks Bestuur blijven hun lidmaatschap - voor zover zij aan het lidmaatschapsvereiste van het Algemeen Bestuur als bedoeld in artikel 7, eerste lid, voldoen - vervullen, totdat hun opvolgers hun lidmaatschap hebben aanvaard.

  • 4. Op de leden van het Dagelijks Bestuur is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

Het Dagelijks Bestuur stelt een Reglement van orde voor zijn vergaderingen en voor zijn andere werkzaamheden vast, dat aan het Algemeen Bestuur wordt toegezonden.

Artikel 16

De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het Dagelijks Bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en het tijdstip van de opening vast.

HOOFDSTUK V De voorzitter

Artikel 17

  • 1. Het door de raad van de gemeente Apeldoorn in het Algemeen Bestuur aangewezen collegelid vervult de rol van voorzitter.

  • 2. De voorzitter is voorzitter van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur.

  • 3. De voorzitter wordt bij ontstentenis vervangen door een, door het Dagelijks Bestuur uit zijn midden aangewezen plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 18

  • 1. De voorzitter bevordert, dat de belangen van het openbaar lichaam op een goede wijze worden behartigd.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar orgaan in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen lid van het Dagelijks Bestuur of aan de directeur van het openbaar lichaam.

  • 3. In rechtsgedingen, waarin het openbaar lichaam en de gemeente waaruit de voorzitter afkomstig is, partij zijn, treedt de plaatsvervangend voorzitter voor de in het vorige lid bedoelde vertegenwoordiging in de plaats van de voorzitter.

  • 4. Op de voorzitter is artikel 49 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI Inlichtingen en verantwoording

Artikel 19

  • 1. Het Dagelijks Bestuur en de leden van het Dagelijks Bestuur afzonderlijk, zijn aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde beleid nodig is.

  • 3. Zij geven als Dagelijks Bestuur dan wel afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur, wanneer dit bestuur het Dagelijks Bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. De voorgaande leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde beleid.

Artikel 20

  • 1. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid nodig is.

  • 2. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door deze raden dan wel één of meerdere leden van deze raden worden verlangd.

Artikel 21

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt de raad, die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen die door die raad of één of meerdere leden daarvan worden verlangd en wel op de in het Reglement van orde van deze raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het Algemeen Bestuur is de raad, die dit lid heeft aangewezen met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren beleid en wel op de in het Reglement van orde van deze raad aangegeven wijze.

HOOFDSTUK VII Organisatie

Artikel 22

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een algemeen directeur die belast is met de dagelijkse leiding en de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan de algemeen directeur schorsen en ontslaan, indien en voorzover dat noodzakelijk en geboden is in het belang van het openbaar lichaam.

Artikel 23

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt een directiestatuut vast ten behoeve van het functioneren van de algemeen directeur. In dit statuut kan het Dagelijks Bestuur bepalingen opnemen met betrekking tot de opstelling van een meerjarig bedrijfsplan, bevoegdheden mandateren dan wel volmacht verlenen, indien dit in het belang van de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 noodzakelijk wordt geacht.

  • 2. In het directiestatuut wordt tevens de periodieke informatie- en verantwoordingsplicht aan het Dagelijks Bestuur geregeld.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur evalueert elke twee jaar na vaststelling ervan de werking en de effectiviteit van het directiestatuut. Mede op basis van deze evaluatie kan het Dagelijks Bestuur besluiten het directiestatuut aan te passen.

Artikel 24

  • 1. Binnen het openbaar lichaam zijn de volgende personen werkzaam:

    • a.

      sw-medewerkers

    • b.

      personeel

  • 2. De sw-medewerkers en het personeel worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Dagelijks Bestuur.

Artikel 25

  • 1. Op de sw-medewerkers zijn van toepassing:

    • a.

      de bij of krachtens de Wet sociale werkvoorziening bepaalde rechtspositie en arbeidsvoorwaarden;

    • b.

      de bepalingen van de Collectieve arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden vast van het personeel, waarbij de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (Car) en de Uitwerkingsovereenkomst (Uwo) van de gemeente Apeldoorn worden gevolgd.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur kan algemene voorschriften en bepalingen vaststellen voor de sw-medewerkers en het personeel.

HOOFDSTUK VIII Financiële bepalingen

Artikel 26

  • 1. Op de uitgangspunten van het financiële beleid, het financiële beheer, de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet van toepassing.

  • 2. Een exemplaar van de op grond van de in het eerste lid genoemde bepalingen van de Gemeentewet door het Algemeen Bestuur vast te stellen verordeningen, alsmede eventuele wijzigingen daarop, worden door het Dagelijks Bestuur aan de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 3. Het financiële beheer, als bedoeld in het eerste lid, wordt verricht door de krachtens dat lid bedoelde regels aan te wijzen medewerkers. De algemeen directeur kan daartoe niet worden aangewezen.

Artikel 27

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren op.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerp-begroting en de meerjarenraming voor 1 mei van het jaar en in ieder geval zes weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur ter vaststelling worden aangeboden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen vier weken na toezending van de ontwerpbegroting en meerjarenraming het Dagelijks Bestuur van hun gevoelens ter zake doen blijken.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenraming twee weken voor de voorgenomen datum van vaststelling toe aan het Algemeen Bestuur.

  • 5. De gevoelens van de raden van de deelnemende gemeenten, alsmede eventueel de nota van wijzigingen, worden uiterlijk twee weken voor de vaststelling toegezonden aan het Algemeen Bestuur.

  • 6. De ontwerpbegroting en de meerjarenraming, alsmede de eventuele nota van wijzigingen, worden ter inzage gelegd op de wijze als bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, alsook bij de vestigingen van het openbaar lichaam en tegen betaling algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 7. Het Algemeen Bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor zij moeten dienen.

  • 8. Terstond na de vaststelling zendt het Algemeen Bestuur de begroting en de meerjarenraming aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelens kunnen doen blijken.

  • 9. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk 15 juli van het jaar waarvoor zij dienen, aan gedeputeerde staten.

  • 10. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op begrotingswijzigingen met uitzondering van het bepaalde in het tweede, derde, vijfde en achtste lid van dit artikel, voorzover het betreft wijzigingen van de begroting die voor de deelnemende gemeenten budgettair neutraal zijn zowel wat betreft de algemene dienst als de financierings- en investeringsstaat.

Artikel 28

  • 1. Het Dagelijks Bestuur legt aan het Algemeen Bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financiële beheer onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag, waarbij nadrukkelijk de prestatieafspraken met de deelnemende gemeenten worden betrokken.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij het accountantsverslag.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken worden aan het Algemeen Bestuur en de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden uiterlijk op 1 mei van het jaar volgende op het jaar waarop zij betrekking hebben.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen zes weken, nadat de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken zijn toegezonden, aan het Algemeen Bestuur van hun gevoelens ter zake doen blijken.

  • 5. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening vast voor 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 6. Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar, waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

  • 7. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het in de jaarrekening verantwoorde financiële beheer.

Artikel 29

  • 1. De deelnemende gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat het openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om tijdig aan zijn verplichtingen in het kader van de gemaakte prestatieafspraken en de bedrijfsvoering te kunnen voldoen.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de uitgaven voor het openbaar lichaam op de gemeentebegroting te zetten, doet hij onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK IX Vergoedingen

Artikel 30

Het Algemeen Bestuur kan met in achtneming van artikel 21, eerst, tweede lid en derde lid, van de Wet Gemeenschappelijke regelingen voor de leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter een regeling voor een tegemoetkoming in de kosten en een vergoeding voor hun werkzaamheden, alsmede een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen, die verband houden met de vervulling van hun lidmaatschap van het bestuur vaststellen.

HOOFDSTUK X Archief

Artikel 31

  • 1. De bepalingen van de Archiefwet en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van organen, ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijn van overeenkomstige toepassing op het openbaar lichaam.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.

  • 3. De archivaris van het archief van het openbaar lichaam, dan wel van het archief dat als zodanig is aangewezen, oefent overeenkomstig de voor hem gestelde regels toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden.

  • 4. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Apeldoorn.

HOOFDSTUK XI Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 32

  • 1. De raad van een gemeente, die wenst toe of uit te treden, richt het verzoek ter zake aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Algemeen Bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen twee maanden na ontvangst voor het nemen van een besluit aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding respectievelijk de uittreding van een gemeente en de daaraan te verbinden voorwaarden en gevolgen.

  • 3. De raden en colleges besluiten over het verzoek binnen een termijn van twee maanden na toezending door het Algemeen Bestuur.

  • 4. Toetreding van een gemeente vindt plaats, indien de raden en colleges van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 5. Uittreding van een deelnemende gemeente vindt plaats, indien de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 6. Aan de toetreding respectievelijk de uittreding worden bij de in het derde en vierde lid bedoelde besluiten voorwaarden en gevolgen verbonden overeenkomstig het in het tweede lid bedoelde advies van het Algemeen Bestuur.

  • 7. De toetreding respectievelijk de uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 33

  • 1. Zowel het Dagelijks Bestuur als de raad van een deelnemende gemeente kunnen aan het Algemeen Bestuur voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Indien het Algemeen Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het Dagelijks Bestuur het door het Algemeen Bestuur vastgestelde voorstel toekomen ter besluitvorming aan de raden en colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Een wijziging van de regeling komt tot stand, wanneer de raden en colleges van de deelnemende gemeenten zich daar voor hebben verklaard.

  • 4. De wijziging van de regeling gaat in op de dag volgende op de dag waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 34

  • 1. De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. De opheffing gaat niet eerder in dan op de dag volgende op die waarop is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. In geval van opheffing van de regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 4. Het Algemeen Bestuur stelt, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten, het liquidatieplan vast, dat voorziet in de verplichtingen van de deelnemende gemeenten in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5. Indien in het liquidatieplan daartoe geen andere regeling is opgenomen, wordt het Dagelijks Bestuur belast met de liquidatie.

  • 6. Zo nodig blijven de overige organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK XII Slotbepalingen

Artikel 35

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling treedt in werking op de 8e dag na de dag waarop zij (door de gemeente Apeldoorn) is afgekondigd, en vervangt de Regeling Felua-groep, vastgesteld in 2003.

  • 3. De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten zullen binnen maximaal drie jaar na de inwerkingtreding een evaluatie beginnen met betrekking tot het belang, de doelen, de taakstelling en de wijze van uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 36

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Felua-groep’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Apeldoorn d.d. 17 december 2009

de griffier, de voorzitter,

Vastgesteld door het college van Apeldoorn d.d. 13 november 2009

de secretaris, de burgemeester,

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Epe d.d. 26 november 2009

de griffier, de voorzitter,

Vastgesteld door het college van Epe d.d. 27 oktober 2009

de secretaris, de burgemeester,

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Heerde d.d. 23 november 2009

de griffier, de voorzitter,

Vastgesteld door het college van Heerde d.d. 13 oktober 2009

de secretaris, de burgemeester,