Organisatie | 's-Hertogenbosch |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode voor raadsleden van 's-Hertogenbosch 2007 |
Citeertitel | Gedragscode voor raadsleden van 's-Hertogenbosch 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-01-2008 | Onbekend | 22-01-2008 Bossche Omroep, 03-02-2008 | 08.0037 |
De gedragscode bestaat uit twee delen.
In deel 1 worden de algemene uitgangspunten voor de gedragscode gedefinieerd. Het betreft een
aantal kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder kader. De begrippen zijn in dezelfde dan wel in vergelijkbare bewoording in de gedragsregels terug te vinden.
Deel 2 bevat de feitelijke gedragsregels waarbij een aantal thema’s worden onderscheiden:
• Belangenverstrengeling en aanbesteding
• Bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen
Raadsleden stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.
Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt, wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-raadsleden en de raad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie de raadsleden hun functie vervullen.
Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder
Het handelen van een raadslid in functie is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.
Het handelen van een raadslid heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur van de gemeente.
Het handelen van een raadslid wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
Het handelen van een raadslid is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van het raadslid en zijn beweegredenen daarbij.
Op een raadslid moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een raadslid is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Deeel 2: Gedragscode voor burgemeester en wethouders
In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing en uitleg niet eenduidig is vindt bespreking in het presidium van de raad plaats. Het presidium kan zonodig de raad een aanbeveling doen op welke wijze – in toekomstige gevallen – daarin te voorzien al dan niet in de vorm van aanpassing/aanvulling van het betrokken artikel(lid).
2. Belangenverstrengeling en aanbesteding
Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een raadslid over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat. (Toelichting: dit is ook verankerd in artikel 28 Gmw, waarin is opgenomen wanneer een raadslid geen deel kan nemen aan de stemming).
Een raadslid die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.2.6 Een raadslid neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten, geschenken of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.
3. Nevenfuncties (Toelichting: er wordt bij deze formulering vanuit gegaan dathet raadslidmaatschap de ‘hoofdfunctie’ is en worden dus alle
overige functies als nevenfuncties betiteld. Hierbij wordt
door de VNG erkend dat deze (neven)functies een noodzakelijkebron van inkomsten kunnen zijn).
Een raadslid behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie (tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan). De inkomsten komen ten goede aan de kas van de gemeente. (Toelichting: een q.q.-nevenfunctie is een nevenfunctie die een raadslid uit hoofde van zijn raadslidmaatschap vervult. Dit type nevenfuncties doen zich momenteel niet voor in ’s-Hertogenbosch).
8. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Een raadslid dat, uit hoofde van zijn functie of op uitnodiging voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van de fractie. Het fractiebelang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming. De reis wordt door de fractie bekostigd.