Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE OEGSTGEEST |
Citeertitel | Inspraakverordening gemeente Oegstgeest |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit voor het opnieuw vaststellen en bekendmaken van de verordeningen ten behoeve van centrale ontsluiting van lokale regelgeving.
De ‘Verordening inspraak gemeente Oegstgeest 2000’ wordt hiermee ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2010 | nieuwe regeling | 28-10-2012 Oegstgeester Courant, 15-12-2010 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Oegstgeest;
gelet op het recente vaststellen van de Nota interactieve beleidsvorming;
alsmede gelet op de gewijzigde wet- en regelgeving;
voorts gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;
overwegende dat de Inspraakverordening op mineure onderdelen een actualisatie behoeft;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 september 2006, nr. 117/06;
Deze Verordening verstaat onder:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oegstgeest, gehouden op 16 oktober 2006.
, voorzitter.
, griffier.
Met het formuleren van de begripsomschrijvingen wordt beoogd eenduidigheid in de Verordening te bewerkstelligen. Aangesloten wordt bij de definities van artikel 150 Gemeentewet. Dit Gemeentewet- artikel verklaart voorts dat de raad het bestuursorgaan is dat verantwoordelijk is voor de nadere regeling en organisatie van inspraak.
Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Duidelijk moge zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Dit zijn raad, college en burgemeester (ex 1:1, eerste lid, van de Awb). Het is ter beoordeling van de gemeenteraad ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend (kaderstelling). In bepaalde gevallen is het doelmatiger als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen. Derhalve is middels de formulering van het eerste lid de mogelijkheid opengehouden dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.
In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Afgezien is ervan om e.e.a. op te sommen in dit artikel daar, in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming is dat de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.
De belangen genoemd in lid 3, onder e van dit artikel vloeien voort uit de Wet openbaarheid van bestuur.
Belanghebbenden zijn ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen. Deze omschrijving vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet en sluit ook aan bij het in artikel 1:2 Awb gedefinieerde. Deze definitie heeft ook gelding voor wet-geving buiten de Awb.
In afdeling 3.4 Awb wordt de inspraakprocedure geregeld. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak.
Het tweede lid houdt de mogelijkheid open om voor veel voorkomende inspraakprocedures, zoals artikel 19 WRO-procedures, een aparte procedure te ontwikkelen met bijvoorbeeld een afwijkende inspraaktermijn (bv. twee in plaats van zes weken).
Om moverende redenen is hier niet aangesloten bij het bepaalde in de Awb. Daarin wordt immers slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Gekozen is voor een uitgebreidere verslaglegging.
Het gestelde in het tweede lid van dit artikel houdt in dat het schriftelijk verslag aan enkele voorwaarden moet voldoen: hoe is de procedure verlopen, wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd, bevat het een volledig overzicht van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties? In het verslag zelf kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. In tweede lid onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt, derhalve via de Oegstgeest Courant en de gemeentelijke website. Deze laatste zal als informatiebron steeds belangrijker worden.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag ex artikel 170 Gemeentewet.