Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Brummen

Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBrummen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2010
CiteertitelNadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlagenTabel STICHTING RHIENDEROORD ZWEM & SPORT PLEZIER BIBLIOTHEEKWERK OVERIG CULTUUR MUZIEKVERENIGINGEN BREDE WELZIJNSINSTELLING JEUGD- EN JONGERENWERK WIJK- EN DORPSRADEN ADVIESORGANEN STICHTING PROGRAMMARAAD OOST-GELDERLAND LOKALE AFDELINGEN VAN LANDELIJKE ORGANISATIES DIVERSEN STICHTING SLACHTOFFERHULP NEDERLAND REGIO OOST STICHTING VRIJWILLIGE HULPDIENST HANDSAAM BRUMMEN-EERBEEK STICHTING DIERENPARK ‘T GOOR

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-201001-01-201001-01-2011nieuwe regeling

21-01-2010

GemeenteThuis, 27-01-2010

BR09.0059

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2010

De gemeente stelt de Nadere regels subsidieverstrekking Samenleving 2010 vast.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op grond van artikel 2 van de “Algemene Subsidieverordening Gemeente Brummen” kan het college van Burgemeester en Wethouders nadere regels vaststellen voor de uitvoering van de verordening. In de nu voorliggende nadere regels voor de afdeling Samenleving is rekening gehouden met de ervaringen die in de afgelopen periode zijn opgedaan.

 

De opbouw van de nadere regels is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 wordt het subsidiebeleid toegelicht. Er wordt ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente heeft vastgesteld voor het nieuwe systeem. Voor alle duidelijkheid komen de hoofdlijnen van het nieuwe systeem aan bod en de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de oude situatie.Er wordt stilgestaan bij de juridische context en aangegeven wordt welke subsidievormen de gemeente hanteert. Tevens zijn in hoofdstuk 2 de subsidieplafonds per werksoort beschreven. Deze worden vervolgens nader toegelicht in het laatste deel van hoofdstuk 2 en in de hoofdstukken 3 en 4.

  • Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de subsidieverdeling onder de organisaties.

  • In hoofdstuk 4 zijn de nadere regels per beleidsterrein beschreven. Daarin worden voor organisaties die in aanmerking komen voor een instandhoudingsubsidie of een budgetsubsidie nadere regels en eisen benoemd.

Hoofdstuk 2 Het subsidiebeleid

In 2002 heeft de gemeenteraad het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” vastgesteld. Dit beleid is nog steeds de basis voor het huidige subsidiebeleid. In april 2009 heeft een evaluatie van het subsidiebeleid “naar eigen vermogen” plaatsgevonden, welke aan de gemeenteraad is aangeboden. De raad besloot in zijn vergadering van 25 juni 2009 de aanbevelingen uit de evaluatie over te nemen en het in 2004 vastgestelde subsidiebeleid bij te stellen.

 

Hieronder staan  in één overzicht alle aanbevelingen die in de evaluatie bij de verschillende onderwerpen zijn gedaan.

  • 1.

    In de subsidiebeleidsregels uitvoeringsrichtlijnen opnemen met betrekking tot de mogelijkheid om af te wijken van de statutaire vestigingseisen zoals die in de Algemene subsidieverordening zijn vastgesteld. Daarmee mogelijk makend om de waardering voor de activiteiten van lokale afdelingen van landelijke organisaties te onderstrepen door deze lokale afdelingen in aanmerking te laten komen voor een waarderingssubsidie.

  • 2.

    Het aanvraagformulier voor het aanvragen van een waarderingssubsidie vereenvoudigen door het formulier te voorzien van al bekende gegevens.

  • 3.

    De waarderingssubsidie in de toekomst voor een bepaald tijdvak (bijvoorbeeld 4 jaar) verlenen en de subsidieverordening hiertoe aanpassen.

  • 4.

    De bestaande inleverdatum voor de waarderingssubsidie handhaven op 1 april.

  • 5.

    De inleverdatum voor de instandhoudings- en budgetsubsidie aanvragen vaststellen op 1 juni en hiertoe ook de verordening aan te passen.

  • 6.

    De verplichting om de subsidieafrekening te voorzien van een accountantsverklaring, bij subsidiebedragen boven de € 10.000,00 te wijzigen en het drempelbedrag voor de verplichte accountantsverklaring te verhogen naar € 50.000,00.

  • 7.

    De reikwijdte van de huidige “Algemene subsidieverordening gemeente Brummen 2004” niet aanpassen, waarbij deze een deelverordening wordt onder een overkoepelende verordening aanbeveling 8).

  • 8.

    Een nieuwe “Algemene subsidieverordening gemeente Brummen” opstellen, die fungeert als overkoepelende algemene subsidieverordening.

  • 9.

    De huidige bepalingen vanuit de Algemene wet bestuursrecht verwijderen uit de verordening en ook in de toekomst niet meer in de verordening opnemen, om onduidelijkheden te voorkomen.

  • 10.

    De huidige verordening ontdoen van de “kan”-bepalingen, waardoor helder en eenduidig is wat met de bepalingen in de verordening wordt bedoeld.

  • 11

    In de beleidsregels het verplichte gebruik van formulier voor de rekening en verantwoording van de instandhoudings- en budgetsubsidie vastleggen.

  • 12

    In overleg met de Stichting Welzijn Brummen mogelijkheden blijven (onder)zoeken om de Vrijwilligerscentrale Brummen-Eerbeek nog meer onder de aandacht van organisaties in onze gemeente te brengen.

Deze aanbevelingen vormen feitelijk de belangrijkste uitgangspunten voor het nieuwe subsidiebeleid.

2.1 Instrumenten subsidiebeleid

Uiteindelijk bestaat het nieuwe subsidiebeleid uit twee instrumenten. Dit biedt mogelijkheden om het nieuwe subsidiebeleid op basis van ‘Naar eigen vermogen’ uit te voeren:

 

  • -

    De Algemene subsidieverordening gemeente Brummenen de toelichting daarop. Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2004 van de gemeente Brummen. De nieuwe verordening geeft op hoofdlijnen de juridische ‘spelregels’ voor subsidieverlening en –vaststelling aan. De subsidieontvanger kan kennisnemen van de regels waaraan men zich te houden heeft bij subsidiëring. De verordening is tevens afgestemd op datgene wat is bepaald op grond van de 4de tranche van de Algemene wet bestuursrecht.

 

De Algemene wet bestuursrecht regelt onder andere de subsidieverhouding tussen de overheid als publiekrechtelijk orgaan en de burger. In titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht worden nadere regels gegeven voor de manier waarop gemeenten hun subsidiebeleid vorm dienen te geven.

De Algemene wet bestuursrecht gaat in op de subsidieverhouding. Op deze subsidieverhouding zijn van toepassing de beginselen van behoorlijk bestuur, de bezwaar- en beroepsmogelijkheden en de regels voor het doen van aanvragen en het beslissen hierop. De hoofdregel van de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht luidt dat een wettelijke grondslag vereist is voor het verstrekken van subsidie. De wetgever beoogt hiermee de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en –ontvanger alsmede de doelmatigheid van de overheidsuitgaven te verbeteren.

 

De wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een subsidieverordening. Het gemeentelijk subsidiebeleid bepaalt vervolgens de beleidsterreinen en - activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Dit wordt vastgelegd in nadere regels.

 

  • -

    De nadere regels. Dit zijn de inhoudelijke regels die de gemeente gaat gebruiken bij het verstrekken van subsidies aan de instellingen. In de nadere regels worden de beleidsinhoudelijke criteria per afzonderlijk beleidsterrein vastgelegd. Het systeem geeft de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de individuele omstandigheden van de subsidieontvanger.

 

De nadere regels zijn een collegebevoegdheid. Dit betekent dat de raad kaderstellend is doormiddel van de Algemene subsidieverordening en dat het college zich middels de nadere regels bezig houdt met de uitvoering.

2.2 Veranderingen ten opzichte van de subsidieregeling 2004

Ten opzichte van de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Brummen 2004’ zijn in hoofdlijnen de volgende wijzigingen doorgevoerd:

 

  • -

    Grotere reikwijdte dan eerdere Algemene subsidieverordening 2004.

    Een essentieel verschil met de Algemene subsidieverordening 2004 is de reikwijdte. De Algemene subsidieverordening is, in tegenstelling tot de Algemene subsidieverordening 2004, van toepassing op alle subsidieverstrekkingen binnen de gemeente  Brummen.

  • -

    Het is  college belast met uitvoering en het stellen van nadere regels

    Het college wordt op grond van artikel 3 van de Algemene subsidieverordening belast met de uitvoering van de verordening. Voor de verschillende beleidsterreinen kan het college nadere regels vaststellen. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels valt altijd binnen de door de raad gestelde kaders van de Algemene subsidieverordening.

  • -

    Wijziging bepaling subsidieplafonds door vaststelling van subsidieplafonds per beleidsterrein door de raad

    De subsidieplafonds worden per beleidsterrein door de raad vastgesteld bij de vaststelling van de programmabegroting. Deze subsidieplafonds worden als bijlage bij de programmabegroting gevoegd. Het college is vervolgens belast met de bekendmaking van de subsidieplafonds. Bij de bekendmaking van subsidieplafonds worden ook de verdeelregels bekend gemaakt.

  • -

    “Kan”-bepalingen beperkt toegepast en Awb-bepalingen geschrapt in de Algemene subsidieverordening

    Ondanks het feit dat de evaluatie subsidiebeleid “naar eigen vermogen” aanbeveelt om de “kan”-bepalingen te schrappen, valt hier in enkele bepalingen niet aan te ontkomen. “Kan”-bepalingen komen de duurzaamheid van de verordening ten goede. Daarnaast beveelt de evaluatie subsidiebeleid “naar eigen vermogen” aan om bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht te verwijderen. Overbodige bepalingen, omdat het betreffende onderwerp al in de Algemene wet bestuursrecht wordt geregeld, zijn daarom zoveel mogelijk geschrapt. Dit betekent dat ten opzichte van de Algemene subsidieverordening 2004 een aanzienlijk aantal bepalingen is geschrapt.

  • -

    Indexering wordt “kan” bepaling

    Budget-, instandhoudings en waarderingssubsidies kunnen jaarlijks worden geïndexeerd. In de nieuwe Algemene subsidieverordening is bewust gekozen voor het woordje “kunnen”. Door het toevoegen van deze “kan”-bepaling, hoeft de Algemene subsidieverordening in de toekomst niet direct te worden aangepast bij eventuele afschaffing van de indexering. Voor de waarderingssubsidie is gekozen voor een vaste jaarlijkse indexering van € 5,--.

  • -

    Inleverdatum voor budget- en instandhoudingssubsidies verlengd

    Een van de aanbevelingen uit de evaluatie subsidiebeleid “naar eigen vermogen” is om de     inleverdatum voor aanvragen voor de instandhoudings- en budgetsubsidies vast te stellen op 1 juni (in de Algemene subsidieverordening 2004 is de inleverdatum 1 april). Dit is ook een wens vanuit de uitvoering. Deze aanbeveling is dan ook verwerkt in de nieuwe verordening. De uiterlijke datum van de termijn voor het nemen van een besluit over de subsidieverlening blijft gehandhaafd. De inleverdatum voor een aanvraag tot subsidievaststelling is ook vastgesteld op 1 juni, in plaats van 1 april zoals in de Algemene subsidieverordening 2004.

  • -

    Waarderingssubsidies kunnen worden toegekend voor meerdere jaren

    Bij de waarderingssubsidies is de bepaling toegevoegd dat zij kunnen worden toegekend voor een tijdvak van meer dan een jaar.

  • -

    Lastenverlichting voor de burger bij het aanvragen van subsidies

    In het kader van de lastenverlichting voor de burger is bepaald dat bij een aanvraag voor een startsubsidie alleen de concept statuten worden overgelegd. In de oude situatie moest een aanvrager een activiteitenplan en een gespecificeerde begroting overleggen. Daarnaast is ook bij de startsubsidies bepaald dat subsidieverlening en –vaststelling gelijktijdig plaatsvinden.

  • -

    Mogelijke verkorting aanvraagtermijn

    Gelet op de reikwijdte van de Algemene subsidieverordening, zullen er verschillende soorten subsidies onder de subsidiesoort project- of evenementensubsidie vallen. Een aanvraag voor een project- of evenementensubsidie dient 13 weken voor aanvang van de activiteiten te worden ingediend. Aan deze bepaling is toegevoegd dat het college een kortere termijn kan toestaan. Een kortere termijn kan voor sommige subsidiesoorten noodzakelijk zijn.

     

    Het college beslist over een aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag. In de Algemene subsidieverordening 2004 was opgenomen dat uiterlijk 8 weken voor aanvang van de activiteiten beslist werd. In de praktijk bleek dat de beslistermijn van 5 weken die hierdoor in sommige situaties ontstond (aanvraag uiterlijk 13 weken voor activiteiten inleveren en 8 weken voor de activiteiten beslissen) niet haalbaar is. De beslistermijn is daarom gewijzigd in 8 weken.

  • -

    Accountantscontrole op hoger bedrag vastgesteld

    De verplichting uit de Algemene subsidieverordening 2004 om de subsidieafrekening bij een budget- of instandhoudingssubsidie te voorzien van een accountantsverklaring bij subsidiebedragen boven de € 10.000,-- is gewijzigd. Het drempelbedrag voor de verplichte accountantsverklaring is verhoogd naar € 50.000,--. Deze wijziging komt voort uit aanbeveling 6 van het evaluatierapport subsidiebeleid “Naar eigen vermogen”. De wijziging betekend een lastenverlichting voor de subsidieontvanger, zowel administratief als financieel.

2.3 Vijf subsidievormen

De gemeente Brummen onderscheidt in de subsidiesystematiek vijf subsidievormen:

 

Incidenteel:

  • -

    Startsubsidie:

    Een eenmalig subsidie, uitsluitend voor nieuwe rechtspersonen, dat hen in staat stelt om de eerste aanloopkosten te kunnen betalen. Rechtspersonen die hiervoor in aanmerking willen komen zullen in elk geval worden getoetst of ze voldoen aan het criterium ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving ’. Deze toets geldt overigens voor alle subsidieaanvragers.

     

  • -

    Project- en evenementensubsidie:

    Een subsidievorm die is ingesteld om de totstandkoming van incidentele of tijdelijke activiteiten te stimuleren.

 

Structureel (deze subsidies komen jaarlijks voor indexering in aanmerking):

 

  • -

    Budgetsubsidie:

    Een subsidie aan een rechtspersoon met personeel in dienst dat wordt gesubsidieerd door de gemeente. Het budgetsubsidie wordt toegekend op grond van vooraf afgesproken activiteiten en prestaties of op basis van een subsidieovereenkomst. Bij dit subsidie worden vooraf de subsidieperiode, de criteria en uitgangspunten, alsmede de manier waarop het subsidiebudget kan worden bijgesteld, bepaald.

  • -

    Instandhoudingsubsidie:

    Een subsidievorm die uitsluitend is bedoeld voor rechtspersonen die naar het oordeel van het college zonder een substantiële subsidie zeer ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd. Instandhouding van de activiteiten van deze organisaties vindt de gemeente dermate belangrijk dat deze organisaties uitdrukkelijk als zodanig zijn aangewezen.

     

    Er dient naar het oordeel van het college sprake te zijn van een goed bestuur en beleid en een redelijke contributie/ eigen bijdrage, alsmede van onvoorziene omstandigheden. Wanneer organisaties aangeven in financiële (en /of bestuurlijke of andersoortige) problemen te komen, zullen zij in eerste instantie worden ondersteund bij het zoeken naar oorzaken van de problemen en het aandragen van oplossingen voor een gezonde exploitatie. De vrijwilligerscentrale Brummen-Eerbeek heeft hierbij een ondersteunende rol.

     

    Er kan door de gemeente een onafhankelijk deskundige worden ingeschakeld om de feitelijke situatie van de rechtspersoon in beeld te brengen en advies uit te brengen. Het college kan eventueel voorwaarden stellen ten aanzien van de periode dat de subsidie wordt verstrekt en de termijn waarin deze wordt aangevraagd. In bijzondere situaties kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule in de Algemene Subsidieverordening. Bovendien kan het college voorwaarden stellen aan de inspanningen van de rechtspersoon om op termijn subsidieonafhankelijk te worden.

 

  • -

    Waarderingssubsidie:

    Een subsidie waarmee het college haar waardering uitspreekt aan verenigingen of stichtingen die activiteiten uitvoeren die va maatschappelijk belang zijn voor de gemeente Brummen.

  •  

    Een vereniging of stichting heeft jaarlijks recht op een waarderingssubsidie wanneer er sprake is van een aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving. Alle verenigingen of stichtingen die hiervoor in aanmerking komen krijgen een zelfde bedrag, ongeacht de grootte van de de vereniging of stichting en het karakter van de activiteiten. 2.4 Indexering

     

    Om subsidieontvangers te compenseren voor prijs- en kostenstijgingen kunnen budgetsubsidies en instandhoudingsubsidies jaarlijks worden verhoogd met het indexcijfer dat jaarlijks door de raad wordt vastgesteld bij de programmabegroting.

     

    Er is gekozen voor uniformiteit van indexering. Werden er in het verleden (vóór de Algemene subsidieverordening 2004) uiteenlopende indexcijfers gehanteerd, onder het het huidige regime is gekozen voor een uniforme indexering.

     

    In bijzondere gevallen kan het college afwijken van deze regel en een andere indexering toepassen.

     

    De waarderingsubsidies kunnen jaarlijks worden verhoogd met € 5,-.

2.5 Nadere regels met betrekking tot reserves en voorzieningen

De algemene subsidieverordening geeft de mogelijkheid dat vermogensvorming in de vorm van reserves onder bepaalde voorwaarden wordt toegestaan. Daarbij is er een spanningsveld. Enerzijds moeten gesubsidieerde organisaties voldoende vrijheid van handelen krijgen om slagvaardig en bedrijfsmatig werken te stimuleren. Dit betekent een zekere financiële armslag om perioden met ‘slecht weer’ te kunnen overbruggen. Reservevorming past goed in een systeem waar instellingen die in aanmerking komen voor een budgetsubsidie binnen de kaders van de met de gemeente te sluiten overeenkomst meer vrijheid van handelen krijgen. In dat kader is het van belang om een eventueel positief resultaat – er vanuit gaande dat de afgesproken prestaties zijn geleverd – niet direct en volledig af te romen. Bovendien zou een dergelijke afroming eerder stimuleren om nog snel voor het eind van een subsidiejaar extra uitgaven te doen die mogelijk niet echt noodzakelijk zijn.

Anderzijds moet ook voorkomen worden dat ten koste van gemeenschapsgeld overmatig aan reservevorming bij instellingen wordt gedaan. In dat geval kan een gemeente beter zelf over de middelen beschikken en afwegen over besteding of belegging.

 

Resumerend betekent dit dat reservevorming mogelijk is, maar dat het aantal en de omvang van de reserves beperkt zal worden. Hieronder worden daarom aanvullende voorwaarden gesteld aan reserves. Daartoe wordt eerst het begrip reserves nader toegelicht.

 

Reserves

Reserves maken deel uit van het eigen vermogen van de instelling. De instelling kan zelf vrij beschikken over de desbetreffende middelen binnen de doelstellingen van de organisatie, conform de subsidieafspraken met de gemeente. Reserves worden gevormd uit de exploitatieoverschotten.

Algemene reserves zijn reserves met een algemeen karakter en daarom vrij aanwendbaar. Zij zijn onder andere bedoeld om eventuele bedrijfsrisico’s op te vangen, waarmee een gebudgetteerde instelling wordt geconfronteerd.

Bestemmingsreserveszijn specifieke reserves waaraan tevoren een bestemming is gegeven.

Een voorbeeld van een bestemmingsreserve is een egalisatiereserve (om verschillen in jaarlijkse inkomsten en uitgaven te spreiden).

 

Voorschriften m.b.t. reserves

Voor instellingen die in aanmerking komen voor een instandhoudingsubsidie geldt een totaal-reservepercentage van maximaal 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven, vrij te verdelen over de algemene reserve en de bestemmingsreserve.

Ook voor instellingen die in aanmerking komen voor een budgetsubsidie geldt dat de hoogte van de reserves in redelijke relatie moet staan tot het totaal van de omzet van de instelling. Anders gezegd: een organisatie komt niet voor een budgetsubsidie in aanmerking, als de organisatie zich in een zodanige financiële positie bevindt dat de subsidie feitelijk overbodig is.

Het college kan instellingen met een budgetsubsidie vragen om bij de subsidieaanvraag een vermogensplan te voegen. In dat plan staat opgenomen:

  • -

    welke reserves met welke oogmerken gevormd (gaan) worden;

  • -

    de gewenste maximale omvang per reserve;

  • -

    de verwachte storting in en/ of onttrekking uit per reserve.

 

Op basis van dit plan kan het college de eigen vermogenspositie van de instelling beoordelen.

 

Ook bij instellingen met een budgetsubsidie geldt dat de som van reserves niet hoger mag zijn dan maximaal 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven van de instelling.

Als het eigen vermogen ook bestaat uit legaten of erfstellingen dan blijven deze buiten de beoordeling van het toegestane eigen vermogen.

 

Bij het vaststellen van de subsidie over enig jaar kunnen legaten of erfstellingen wel betrokken worden conform artikel 14 lid 1b. Overschrijding van de norm voor reservevorming leidt tot een lagere vaststelling van subsidies en/of lagere subsidies in de toekomst. Als uit een schriftelijke onderbouwing blijkt, dat de reserves absoluut noodzakelijk zijn voor het kunnen verrichten van de prestaties en activiteiten, dan kan het college bij uitzondering een hogere reserve toestaan.

Het college kan derhalve in bijzondere situaties toestemming geven om af te wijken van het maximum van 10% van alle ten laste van de exploitatie komende uitgaven van de instelling.

 

Er worden geen regels gesteld aan de reservevorming bij instellingen die in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie, een startsubsidie, een project- en evenementensubsidie.

 

Steunstichtingen

Tenslotte mag een gesubsidieerde instelling, behoudens de toestemming van het college, geen vermogen onderbrengen in steunstichtingen waaraan zij is gelieerd. Voorbeelden van dergelijke steunstichtingen zijn supportersverenigingen en stichtingen als “Vrienden van..”. Het vermogen dat desondanks bij een steunstichting is ondergebracht, wordt geacht te behoren tot vermogen van de organisatie en wordt bij de subsidieberekening betrokken op basis van voornoemde norm.

 

Voorzieningen

Reserves behoren tot het eigen vermogen, maar voorzieningen daarentegen behoren tot het vreemd vermogen van een instelling. Voorzieningen betreffen:

  • 1.

    Gelden die een instelling heeft verkregen onder de voorwaarde dat die gelden voor een tevoren overeengekomen doel worden gebruikt. Voldoet de uitvoering niet aan de afspraken met de geldverstrekker, dan kan deze verstrekker het geld terugvorderen. Deze vorm van voorzieningen staat geheel los van de beoordeling van de 10% vermogensnorm.

  • 2.

    Gelden die instellingen onttrekken uit de exploitatie om daarmee toekomstig onderhoud te kunnen financieren. Voorbeelden hiervan zijn de ‘voorziening inventaris’ en de ‘voorziening gebouwen’. Ook deze voorzieningen vallen op zich buiten de beoordeling van de 10% vermogensnorm. Wel geldt hierbij dat de toevoeging vanuit de exploitatie gestoeld moet zijn op een deugdelijk (onderhouds)plan. Het ontbreken van een dergelijk plan kan leiden tot het lager vaststellen van de subsidie.

2.6 Subsidieplafonds

De Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid tot het stellen van subsidieplafonds. Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaalde periode – meestal subsidiejaar – ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Plafonds kunnen per werksoort worden ingesteld. De Algemene wet bestuursrecht verplicht tot weigering van subsidie als een plafond wordt overschreden.

 

Op basis van het vastgestelde maximum subsidieplafond in de programmabegroting, zijn de subsidieplafonds per werksoort, zoals genoemd in navolgende tabel, vastgesteld voor het jaar 2010.

 

Omdat de programmabegroting voor 2010 in 2009 is vastgesteld, zijn de subsidieplafonds voor 2010 nog volgens artikel 4 van de Algemene subsidieverordening 2004 vastgesteld per werksoort. In 2010 zullen de subsidieplafonds voor 2011 worden vastgesteld volgens de nieuwe werkwijze van artikel 5 van de Algemene subsidieverordening.

 

Voor de toelichting wordt per werksoort verwezen naar het betreffende hoofdstuk. Voor enkele organisaties die (vooralsnog) een instandhoudingsubsidie ontvangen geldt dat deze in als hoofdstuk 4 worden toegelicht.

 

 

 

Werksoort

Subsidieplafond 2010

Sport

€ 17.250,--

Muziek- en zangverenigingen

€ 27.339,24

Oranjeverenigingen

€   2.625,--

Minderheden

€      750,--

Overige cultuur

€ 12.003,--

Diversen

€ 15.814,--

Wijk- en dorpsraden

€ 52.318,--

Jeugd- en jongerenwerk

€   4.513,--

Adviesorganen (incl. prog.raad)

€ 13.480,--

Budgetsubsidies

€ 2.013.617,--

Overigen (inclusief evenementen)

€   9.700,--

Gezondheidszorg

€   5.283,--

WMO/Mantelzorg & vrijwilligers

€   7.968,--

 

Het voornoemde subsidieplafond ‘Overigen’ dat voor het jaar 2010 is vastgesteld op in totaal € 9.700,-- is onderverdeeld in 3 navolgende subsidievormen. De vastgestelde budgetten voor het jaar 2010 zijn in navolgend overzicht per subsidievorm benoemd.

 

Subsidievorm

Subsidieplafond 2010

 

Budget project- en evenementensubsidie

 

Hierbij is ook het budget meegenomen voor het onderdeel ‘evenementen’ van de nota ‘Naar eigen vermogen’ ten bedrage van in totaal € 1.000,--.

Dit zijn:Eerbeekse schoolsport2daagse € 500,--Brummense schoolsportdag € 200,--Survivaldag Eerbeek € 200,--Schooldamtoernooi € 100,--

 

 

€ 5.000,--

 

Budget nieuwe aanvragen waarderingssubsidie                  

 

Dit budget voor de nieuwe aanvragen voor waarderingssubsidie is een separaat budget, naast de budgetten zoals genoemd in het overzicht in hoofdstuk 3. Nieuwe organisaties en bestaande organisaties die (nog) geen subsidie ontvangen en die voldoen aan het criterium ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving’ kunnen vanaf 2010 in aanmerking komen voor een zogenaamde waarderingssubsidie die is vastgesteld op € 375,-- (inclusief indexering).

 

 

€ 4.000,--

 

Budget startsubsidie

 

Indien een organisatie aan de voorwaarden voor de startsubsidie voldoet is, in de nota ‘Naar eigen vermogen’ bepaald, dat het budget voor de startsubsidie standaard wordt vastgesteld op € 350,--.

 

€ 700,--

Hoofdstuk 3 Overzicht subsidieverdeling organisaties

Achter de naam van de organisatie staat vermeld of een organisatie voor een instandhoudingsubsidie in aanmerking komt. Organisaties die voor het eerst voor 2010 een aanvraag voor subsidie hebben ingediend, zijn aan het eind van het overzicht opgenomen. Overigens betekent vermelding in het overzicht niet dat een subsidie te allen tijde wordt toegekend. Toekenning van een subsidie is afhankelijk aan het voldoen aan de criteria om voor subsidie in aanmerking te komen en niet aan de vermelding in het overzicht. De bedragen voor de waarderingssubsidie, zoals die in het navolgende overzicht zijn opgenomen in de kolom voor het jaar 2010, zijn de bedragen inclusief indexering. De opgenomen bedragen voor de instandhoudingsubsidie in de tabel op de pagina’s 10, 11 en 12 zijn de bedragen exclusief indexering.

 

Tabel

Hoofdstuk 4 Nadere regels per beleidsterrein

4.1 Algemene bepalingen bij subsidiering

Naast de bepalingen die in onderstaande beleidsregels zijn opgenomen zijn er enkele voorwaarden die voor elk beleidsterrein en voor elke beleidsregel gelden. Alle organisaties die in aanmerking komen voor een subsidie dienen hieraan te voldoen. Deze vereisten worden hier genoemd, en zullen daarom niet afzonderlijk opgenomen worden bij de onderscheiden beleidsregels.

4.2 Vereisten aan de organisatie

Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient de organisatie:

  • 1.

    Een direct en / of aantoonbaar ‘maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving’ te hebben. Er is sprake van een aantoonbaar maatschappelijk belang voor de Brummense samenleving indien:

    • a.

      De vereniging of stichting statutair gevestigd is in de gemeente Brummen. (Van deze regel kan in zeer bijzondere gevallen worden afgeweken wanneer het gaat om (subsidiabele) activiteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Brummen en welke activiteiten niet reeds naar tevredenheid c.q. in voldoende mate door een lokale organisatie worden uitgevoerd. Een en ander ter beoordeling van het college).

    • b.

      De organisatie tenminste 15 leden heeft die in de gemeente wonen (deze bepaling is niet van toepassing op stichtingen).

    • c.

      De activiteiten van de organisatie zich richten op het gebied van cultuur, zorg, educatie, sport, recreatie en welzijn (waaronder ook zijn begrepen wijk- en dorpsraden, jeugdbeleid en internationale contacten) en daarbij gericht zijn op de inwoners van de gemeente Brummen.

  • 2.

    Een rechtspersoon te zijn met volledige rechtsbevoegdheid en ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel. Deze verplichting geldt niet voor de adviesorganen die hierna in de beleidsregels worden genoemd.

  • 3.

    Zich tegen mogelijke risico’s voldoende te verzekeren (zoals inboedel, accommodatie, schade/ letsel bij deelnemers etc.).

 

In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van één of meerdere van deze vereisten of van de overige eisen opgenomen in de nadere regels.

 

Weigeringsgronden

Op grond van artikel 8 lid 1 van de Algemene subsidieverordening kan het college nadere weigeringsgronden stellen. In  aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 8 lid 1, gelden de volgende weigeringsgronden.

 

  • 1.

    De gemeente verstrekt in principe subsidie in relatie tot de door de subsidieaanvrager te leveren prestaties en activiteiten; de subsidieverstrekking heeft niet tot doel een instelling in stand te houden.

  • 2.

    De aanvrager dient de noodzaak voor subsidiering door de gemeente aan te tonen. Het college zal daarbij in het bijzonder letten of er een redelijke contributie / eigen bijdrage aan de deelnemers van de te subsidiëren activiteiten in rekening worden gebracht.

  • 3.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd mogen niet reeds op een andere manier gesubsidieerd worden.

  • 4.

    Er wordt geen subsidie verstrekt:

    • a.

      In verband met de viering van jubilea, feesten en partijen. De kosten daarvan dienen binnen de begroting van de organisatie opgevangen te worden.

    • b.

      In de kosten van consumpties (met uitzondering van de cliëntenraad gemeente Brummen en de adviesraad ouderenbeleid gemeente Brummen vanwege de aard van hun werkzaamheden).

    • c.

      In de kosten van commerciële, specifiek kerkelijke of politieke activiteiten.

    • d.

      voor donatie- of sponsorverzoeken.