Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kostenvergoeding Wet WOZ |
Citeertitel | Beleidsregels kostenvergoeding Wet WOZ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2010 | nieuwe regeling | 21-12-2010 Gemeenteblad, 30-12-2010 | 2010/045 |
Beleidsregels kostenvergoeding Wet WOZ
Burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk,
gelet op de artikelen 7:15, lid 2 en 7:28, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat besluit behorende bijlage
Beleidsregels voor de toepassing van de wegingsfactoren Bpb in procedures in het kader van de Wet WOZ.
Artikel 1 Reikwijdte beleidsregels
Deze beleidsregels zijn van toepassing bij het vergoeden van kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar- of administratief beroepschrift tegen een WOZ-beschikking redelijkerwijs heeft moeten maken. De beleidsregels zien op bezwaarprocedures in het kader van de Wet WOZ.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bedoeld in artikel 1, onderdeel a, Bpb en hiervoor de kosten bij de belanghebbende in rekening heeft gebracht.
Artikel 9 Bijzondere omstandigheden
Van de vaststelling van de wegingsfactoren zoals in de artikelen 2 tot en met 8 van dit beleid is vastgelegd, kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Dit kan slechts in overleg met en na toestemming van de heffingsambtenaar en/of plaatsvervangend heffingsambtenaar.
Toelichting op het beleid toepassing wegingsfactoren Bpb in het kader van de Wet
Een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb kan betrekking hebben op kosten van “de beroepsmatige derde”. Het bedrag van dergelijke kosten wordt vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeen-komstig de lijst A in het Bpb en die punten te vermenigvuldigen met € 218,- * per punt en met de toepasselijke wegingsfactoren. Het Bpb kent wegingsfactoren die variëren van zeer licht (0,25), licht (0,5), gemiddeld (1), zwaar (1,5) tot zeer zwaar (2). De uitkomst dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de complexiteit van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.
Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Dit beleid heeft betrekking op de wijze waarop de wegingsfactoren worden gehanteerd in het kader van de Wet WOZ.
* volgens het besluit in 2010, in andere jaren kan er per punt een ander wettelijk bedrag zijn vastgesteld. Voorheen was dit bedrag € 161,-.
De beleidsregels vormen een codificering van de reeds gevoerde vaste gedragslijn. Ter motivering van een besluit op een verzoek om proceskostenvergoeding kan er vanaf de inwerkingtreding worden volstaan met een verwijzing naar deze beleidsregels.
Het moet daarnaast gaan om redelijkerwijs door belanghebbende gemaakte kosten. Zo volgt uit jurisprudentie dat indien er sprake is van een kenbare fout die door de gemeente eenvoudig hersteld kan worden, het niet redelijk is dat een belanghebbende onnodige kosten maakt in de vorm van de inschakeling van een gemachtigde.
Een tenaamstellingsbezwaar is per definitie eenvoudig voor “de beroepsmatige derde”. Immers, indien er iemand is die weet hoe de tenaamstelling van een kennisgeving van woz-beschikking(en) dient te luiden, dan is het vanzelfsprekend deze “beroepsmatige derde”.
Zie onder toelichting op artikel 4. Dezelfde redenering is van toepassing.
Zie onder toelichting op artikel 4. Dezelfde redenering is van toepassing.
Elke grens die getrokken wordt, is arbitrair vanuit zijn aard. Met betrekking tot de objectafbakening van niet-woningen kan in het algemeen worden opgemerkt dat de oplossing van een dergelijke problematiek ook voor “de beroepsmatige derde” een meer dan zeer lichte inspanning kost. Vanuit deze invalshoek is het gerechtvaardigd de wegingsfactor op 0,5 te stellen.
Taxeren is geen wiskundige berekening, maar het “naar eer en geweten benaderen van een
onbekende werkelijkheid”. Waardeverminderingen van 20% of minder zijn in dat licht gezien naar hun aard niet bewerkelijk of gecompliceerd. Zie in dit verband ook de uitspraak van Rb. Arnhem van 16 maart 2010, 09/1380, LJN:BL7999.
Deze grens van 20% is eveneens arbitrair, maar is overgenomen uit het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ. Aangenomen kan worden dat “de beroepsmatige derde” die een waardevermindering van meer dan 20% bewerkstelligt, hiervoor, zonder hulp van een deskundige zoals een taxateur, hier een meer dan zeer lichte inspanning dient te verrichten. Vanuit deze invalshoek is het gerechtvaardigd de wegingsfactor op 0,5 te stellen.
Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de berekening van het bedrag van de kostenvergoeding. De volgorde is nu als volgt: het bedrag van de kostenvergoeding wordt vastgesteld met inachtneming van het BPB en dit beleid. Voor de vaststelling van de toe te passen wegingsfactoren, wordt uitgegaan van vaste regels zoals vastgelegd in de artikelen 2 tot en met 8 van dit beleid. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Gedacht kan worden aan uitzonderlijk ingewikkelde bezwaarschriften, bijvoorbeeld waarbij gebruik is gemaakt van bedrijfswaardeberekeningen opgesteld door financiële specialisten. Indien de waardevermindering minder dan 20% is, dan kan er niettemin een grondslag zijn voor een zwaardere wegingsfactor van 0,5.
Het tegenovergestelde is ook mogelijk. Wederom een voorbeeld in de sfeer van de waardebepaling. Indien de waardevermindering meer dan 20% bedraagt, kan er wellicht aanleiding zijn de wegingsfactor 0,25 toe te passen omdat het een heel eenvoudig bezwaarschrift betrof.
Aangezien het inherent aan “bijzondere omstandigheden” is dat het om omstandigheden zal gaan die zich niet of moeilijk van tevoren laten definiëren in eenduidige regels, bevat artikel 9 de clausule dat toepassing van “bijzondere omstandigheden” slechts mogelijk is door de heffingsambtenaar en/of plaatsvervangend heffingsambtenaar. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de eenheid van beleid in gevaar komt.
Dit beleid dient te worden toegepast de dag na de bekendmaking. Bij lopende procedures zullen, overeenkomstig de bestaande vaste gedragslijn, de gemaakte keuzes inzake kostenvergoeding afzonderlijk dienen te worden gemotiveerd.