Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening 2010 Zoeterwoude |
Citeertitel | Erfgoedverordening 2010 gemeente Zoeterwoude |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Monumentenverordening 1990.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2011 | nieuwe regeling | 25-11-2010 Leids Nieuwsblad, 12-01-2011 | 10-203-a |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
beschermd gemeentelijk dorpsgezicht:
een groep van onroerende zaken, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht zijn aangewezen en zijn ingeschreven in de op grond daarvan vastgestelde registers. Onder een groep van onroerende zaken wordt onder andere verstaan: bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, sloten of andere wateren die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun cultuurhistorische en/of karakteristieke waarde en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden. Hieronder wordt eveneens een ensemble, een lint, een cluster of een erf verstaan;
HOOFDSTUK 2 Gemeentelijke monumenten
Paragraaf 1: De aanwijzing als gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten
Artikel 9 Instandhoudingbepaling
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
HOOFDSTUK 3 Beschermde gemeentelijke dorpsgezichten
Paragraaf 1: De aanwijzing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 14 De aanwijzing en registratie tot beschermd gemeentelijk dorpsgezicht
Artikel 3, tweede tot en met het zevende lid, artikel 4 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 3, lid 3, wordt hierbij aangevuld met de ensemble waarde (geen objectmatige beoordeling maar in samenhang met het karakter). De termijn genoemd in artikel 4, lid 1 wordt verlengd naar 12 weken. De termijn van acht weken in artikel 4, lid 2 verlengd naar 12 weken.
Paragraaf 2: Vergunningen tot wijziging of afbraak van onroerende zaken in een gemeentelijk dorpsgezicht.
Artikel 15 Instandhoudingbepaling
Het is verboden in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen (niet zijnde een bouwwerk) en straatmeubilair te wijzigen, bouwwerken te herstellen, geheel of gedeeltelijk af te breken, te wijzigen of te gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 15 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in tweevoud ingediend.
HOOFDSTUK 6 Overige bepalingen
Artikel 22 Tegemoetkoming in schade
Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder c.
Een ieder, die handelt in strijd met het vierde lid van artikel 9, het derde lid van artikel 15 en artikel 20 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder d, van deze verordening, pleegt een strafbaar feit en kan worden gestraft met een geldboete van de tweede categorie.