Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Etten-Leur

Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Etten-Leur (VKLE).

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEtten-Leur
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Etten-Leur (VKLE).
CiteertitelVerordening kabels en leidingen Etten-Leur 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpRuimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt in de plaats van de Telecommunicatieverordening gemeente Etten-Leur van 31 mei 1999.

Deze regeling vormt deel I van het Handboek kabels en leidingen Etten-Leur

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Telecommunicatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Handboek kabels en leidingen Etten-Leur, delen II t/m V

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2008Nieuwe Regeling

03-11-2008

Etten-Leurse Bode, 09-11-2008

VH

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kabels en leidingen Etten-Leur 2008

De raad van de gemeente Etten-Leur,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 2 september 2008

overwegende:

  • -

    dat de ondergrondse infrastructuur aan kabels en leidingen van onmisbaar belang is;

  • -

    dat met deze kabels en leidingen ook grote andere belangen zijn gemoeid, zoals milieu, veiligheid en (ondergrondse) ordening;

  • -

    dat daarom een specifiek op deze kabels en leidingen gerichte verordening noodzakelijk is;

  • -

    dat deze verordening geldt voor de gehele energie-, water- en telecommunicatiesector.

gelet op de Gemeentewet en de Telecommunicatiewet;

Besluit:

Vast te stellen de hierna volgende verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van kabels en leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Etten-Leur (VKLE).

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;

  • b.

    Calamiteit: ongewenste situatie in een netwerk die een zodanig gevaar of hinder in de openbare ruimte oplevert dat direct ingrijpen noodzakelijk is;

  • c.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur;

  • d.

    Ernstige belemmering of storing: ongewenste situatie in een netwerk die de reguliere dienstverlening door de KLB in de weg staat waarbij reparatie geen uitstel kan lijden.

  • e.

    Handboek: alle door het college of gemeenteraad vastgestelde onderdelen (inclusief bijlagen) van het ‘Handboek kabels en leidingen’;

  • f.

    Huisaansluiting: het gedeelte van een kabel of leiding van minder dan 20 meter in openbare gronden dat een openbaar netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt;

  • g.

    Instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;

  • h.

    Kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z van de wet;

  • i.

    KLB: degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd;

  • j.

    Kunstwerk: voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten, en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van kabels of leidingen;

  • k.

    Leidingen: ondergrondse buizen of kabels, niet zijnde kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z van de wet, die zijn bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen, energie of informatie;

  • l.

    Netwerkbeheerder: aanbieder of KLB;

  • m.

    Ondergronds obstakel: bodemverontreiniging, materialen, object en stof die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde leiding tot gevolg heeft of kan hebben;

  • n.

    Openbaar elektronisch communicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de wet;

  • o.

    Openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet, alsmede het overig openbaar groen;

  • p.

    SB: de afdeling Stadsbeheer van de gemeente Etten-Leur;

  • q.

    Vergunning: besluit van het college als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze verordening;

  • r.

    VH: de afdeling Vergunning en Handhaving van de gemeente Etten-Leur;

  • s.

    VKLE: Verordening kabels en leidingen Etten-Leur;

  • t.

    Werk: grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

  • u.

    Werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding, verplaatsing en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of kabels en leidingen voor overige openbare en publieke doeleinden in of op openbare gronden;

  • v.

    Werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      het maken of wegnemen van huisaansluitingen;

    • -

      het plaatsen van handholes;

    • -

      reparaties met een sleuflengte van maximaal 20 meter;

    • -

      lasgaten met een oppervlakte van maximaal 4 vierkante meter in de openbare ruimte;

  • w.

    Wet: Telecommunicatiewet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de aanleg, de instandhouding en het verwijderen van onder- en bovengrondse infrastructuur van energie-, water- en telecommunicatiebedrijven in de openbare ruimte van Etten-Leur.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van bovengrondse hoogspanningskabels, buizen die deel uitmaken van het gemeentelijke rioleringsstelsel en kabels of leidingen die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Artikel 3 Nadere regels

  • 1.

    Het college stelt ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast in het Handboek.

  • 2.

    In het Handboek zijn onder meer bepalingen opgenomen betreffende de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van kabels en leidingen.

DE VERGUNNING

Artikel 4 Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college in, onder, over of boven de weg of een ander deel van de openbare ruimte een leiding of ander deel van ondergrondse of bijbehorende bovengrondse infrastructuur voor energie, water of andere netwerken, met uitzondering van telecommunicatienetwerken:

    • a.

      aan te leggen;

    • b.

      te hebben

    • c.

      in stand te houden;

    • d.

      te verplaatsen of te verwijderen;

    • e.

      een andere functie te geven dan in de vergunning is omschreven.

  • 2.

    De vergunning wordt in ieder geval niet verleend indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 5 Procedure aanvraag

  • 1.

    Een KLB die werkzaamheden, als bedoeld in artikel 4, wil verrichten, doet daarvoor uiterlijk acht weken voor aanvang een verzoek om vergunning aan het college.

  • 2.

    Een KLB die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde het verzoek, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor te bereiden.

  • 3.

    Voor het verrichten van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard, niet vallend onder lid 4 van dit artikel, geldt een ten opzichte van het eerste lid verkorte procedure. Het college verleent voor de beoogde werkzaamheden vergunning indien ten minste drie werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden daarvoor door de KLB bij het college een verzoek is gedaan. Aan de vergunning kunnen door het college voorwaarden worden verbonden. Artikel 6, eerste lid onder b, c, d en e, en artikel 15, tweede lid, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een calamiteit of een ernstige belemmering of storing van de levering van vaste stoffen, vloeistoffen of energie via een leiding volstaat de KLB met een met een telefonische melding, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden, aan de burgemeester of een daartoe gemachtigd ambtenaar. Zo spoedig mogelijk na uitvoering worden de werkzaamheden schriftelijk bij het college gemeld.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding, als bedoeld in het vierde lid, worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

  • 6.

    Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden als bedoeld in het vierde lid op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden. Het besluit wordt onverwijld na het tijdstip van ontvangst van de melding genomen.

  • 7.

    Het college kan de wijze van aanvragen of melden nader bepalen en formulieren vaststellen die moeten worden gebruikt voor het aanvragen van een vergunning als bedoeld in lid 1 of lid 3 of voor het doen van een melding als bedoeld in lid 4.

Artikel 6 Wijzigings- en intrekkingsgronden

1.Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken, indien:

  • a.

    de KLB de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik en niet onderhouden is;

  • b.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • c.

    de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

  • d.

    de KLB het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • e.

    na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning, met het oog op de belangen genoemd in artikel 8, tweede lid, onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

  • f.

    dit noodzakelijk is voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de eigenaar van grond waarin een leiding is gelegen;

  • g.

    de eigenaar van grond waarin een leiding is gelegen jegens een derde gehouden is grond, die door de eigenaar van de grond waarin de leiding is gelegen is bestemd voor het oprichten van een of meer gebouwen, zodanig te leveren dat die derde na verkrijging van de grond bij het door of vanwege hem oprichten van een of meer gebouwen niet gehinderd wordt door de in de grond aanwezige leidingen. De oprichting van een of meer gebouwen dient op het moment dat een verzoek wordt gedaan voldoende bepaalbaar te zijn.

Artikel 7 Bestaande leidingen

1.Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning krachtens deze verordening.

Artikel 8 Verwijderen van leidingen

  • 1.

    De KLB is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekken van de vergunning, de leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen.

  • 2.

    De artikelen 4, 17, 18, 19 en 20 zijn van overeenkomstige toepassing op een verwijdering als bedoeld in het eerste lid.

HET INSTEMMINGSBESLUIT

Artikel 9 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1.

    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college.

  • 2.

    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor te bereiden.

  • 3.

    Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4.

    Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college minimaal drie werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden. Aan de instemming kunnen door het college voorwaarden worden verbonden. Artikel 15, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het college kan de wijze van melden nader bepalen en formulieren vaststellen die moeten worden gebruikt voor het doen van een melding als bedoeld in lid 1 of een melding als bedoeld in lid 3.

Artikel 10 Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1.

    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een telefonische melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden aan de burgemeester of een daartoe gemachtigd ambtenaar. Zo spoedig mogelijk na uitvoering worden de werkzaamheden, via een door het college vast te stellen formulier, schriftelijk gemeld.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding, als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

 

AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 11 Zakelijk karakter vergunning

  • 1.

    Indien kabels of leidingen worden overgedragen aan een nieuwe netwerkbeheerder draagt deze zorg voor een voldoende, algemene registratie van zijn kabels of leidingen; melding bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) wordt als voldoende aangemerkt.

    Deze bepaling vervalt zodra de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Grondroerdersregeling) in werking is getreden.

  • 2.

    De netwerkbeheerder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van een kabel of leiding verandert of dat een kabel of leiding niet langer ten dienste staat van het openbare netwerk in of op openbare gronden.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in een vergunning bepalen dat die vergunning slechts geldt voor de KLB.

  • 4.

    Een krachtens deze verordening verleende vergunning of instemming geldt, voor zover van toepassing, tevens als een vergunning op grond van artikel 2.1.5.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Etten-Leur 2007.

Artikel 12 Gegevensverstrekking

  • 1.

    Bij de aanvraag als bedoeld artikel 5, eerste lid, of een melding als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze verordening verstrekt de netwerkbeheerder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel, de leiding of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert.

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van het aantal leidingen dat wordt aangebracht en de stof die erdoor wordt getransporteerd;

    • d.

      een opgave van de belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • e.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

    • 1.

      een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

    • 2.

      een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de gewenste situering daarvan;

    • 3.

      een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

    • 4.

      de doorsnede van de kabel en/of leiding en eventuele andere voorzieningen (zoals kabelgoten, mantelbuizen e.d.);

    • 5.

      de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, alsmede de situering en afmetingen daarvan;

    • 6.

      naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van door hen aangewezen contactpersoon of –personen die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden gezamenlijk vierentwintig uur per dag bereikbaar zijn in verband met mogelijke calamiteiten;

    • 7.

      de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;

    • 8.

      de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;

    • 9.

      alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;

  • 2.

    Het college stelt in een bijlage bij het aanvraag-, c.q. meldingsformulier vast welke aanvullende gegevens voor de beoordeling van het verzoek benodigd zijn en op welke wijze die gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    De netwerkbeheerder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Op het moment van de oplevering van de werkzaamheden is de netwerkbeheerder op verzoek van het college verplicht gegevens omtrent de ligging van zijn kabels en/of leidingen te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels en/of leidingen.

Artikel 14 Beslistermijn en aanhouding

  • 1.

    Een beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, of een melding als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van deze verordening, wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag of de melding. Indien een beslissing niet binnen acht weken kan worden genomen, deelt het college dit aan de netwerkbeheerder mede en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2.

    Het college houdt een beslissing aan, indien er geen grond is om de vergunning of instemming te weigeren en voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de kabel of leiding tevens een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist is, tenzij:

    • a.

      de betreffende bouwvergunning is afgegeven en zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend dan wel

    • b.

      een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.

Artikel 15 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan, met inachtneming van het Handboek, aan een vergunning of instemming voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2.

    De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem;

    • c.

      de bescherming van archeologische waarden;

    • d.

      de bescherming van beplanting en groenvoorzieningen;

    • e.

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • f.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • g.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • h.

      het verschaffen van nadere informatie;

    • i.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige kabels en leidingen;

    • j.

      de afstemming met andere werken of werkzaamheden;

    • k.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • l.

      het behoud van de integriteit van de kabel of leiding;

    • m.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de leiding mogen of moeten beginnen;

    • n.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding;

    • o.

      de bepaling van onderhoudsverplichtingen;

    • p.

      hergebruik en afvoer van bouwstoffen;

    • q.

      het tracé waar de leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.

  • 4.

    Indien binnen drie jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de netwerkbeheerder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan de wijze van herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de netwerkbeheerder.

  • 5.

    Aan het herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen.

Artikel 16 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1.

    Een netwerkbeheerder is verplicht om bij de aanleg van kabels of leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere netwerkbeheerders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2.

    Het vooroverleg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of artikel 9, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid, of een melding als bedoeld in artikel 9, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Indien de netwerkbeheerder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de netwerkbeheerder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4.

    Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels of leidingen, dient de netwerkbeheerder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere netwerkbeheerders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels of leidingen te doen. Aanbieders doen dat verzoek op grond van artikel 5.12, van de wet.

DE AANLEG

Artikel 17 Aanvullende informatie

  • 1.

    Het college kan de netwerkbeheerder verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning dan wel de afgifte van het instemmingsbesluit, en vóór de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, instandhouding of verwijdering van kabels of leidingen bij haar, overeenkomstig het Handboek, documenten in te dienen.

  • 2.

    De netwerkbeheerder voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de vergunning of in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de kennisgeving van concrete werkzaamheden of gebeurtenissen aan SB of VH.

Artikel 18 Ondergrondse obstakels

  • 1.

    Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de netwerkbeheerder dit onverwijld aan SB.

  • 2.

    Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de kabel of leiding aan de netwerkbeheerder maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de netwerkbeheerder.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de netwerkbeheerder opgedragen maatregelen, of

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld onder a. niet mogelijk zijn.

Artikel 19 Oplevering

  • 1.

    De netwerkbeheerder draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel de in de vergunning of het instemmingsbesluit omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 2.

    Indien door de netwerkbeheerder werkzaamheden aan kabels of leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college kosten bij de netwerkbeheerder in rekening conform de ‘Financiële bepalingen’, zoals vermeld in het Handboek.

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Het beheer van kabels en leidingen

  • 1.

    De netwerkbeheerder is verplicht, met inachtneming van het Handboek, zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van een leiding.

  • 2.

    Indien voor het verrichten van onderhoud aan een kabel of leiding graafwerkzaamheden in de openbare ruimte worden verricht, zijn de artikelen 4, 9 en 12 tot en met 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Verontreiniging, gevaar en hinder

  • 1.

    De netwerkbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in het Handboek te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2.

    Het college kan de netwerkbeheerder opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de kabel of leiding.

  • 3.

    Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de kabel of leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende kabel of leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende kabels of leidingen, van laatstgenoemde kabels of leidingen.

Artikel 22 Toezicht op de naleving

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het college aan te wijzen personen belast.

Artikel 23 Strafbepalingen

  • 1.

    Overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 24 december 2008.

  • 2.

    Op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid wordt de Algemene plaatselijk verordening Etten-Leur als volgt gewijzigd: in artikel 2.1.5.2, vierde lid, wordt “de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening” vervangen door “de Verordening kabels en leidingen Etten-Leur 2008”;

  • 3.

    Op het tijdstip bedoeld in het eerste lid wordt de Telecommunicatieverordening gemeente Etten-Leur (1999) ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1.

    De Telecommunicatieverordening gemeente Etten-Leur blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Etten-Leur maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 26 Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening kabels en leidingen Etten-Leur 2008.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 3 november 2008

De raad voornoemd.

De griffier, De voorzitter,

drs. W.C.M. Voeten. Mevr. H. van Rijnbach-de Groot.

Toelichting

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING KABELS EN LEIDINGEN ETTEN-LEUR 2008

A Algemene toelichting.

Algemeen

Het transport van water, energie en informatie via ondergrondse kabels en leidingen heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. In de ondergrond van de gemeente Etten-Leur is inmiddels een zeer uitgebreid netwerk aan ondergrondse kabels en leidingen aanwezig, en dat netwerk breidt zich nog steeds sterk uit. Bovendien moeten aan dat netwerk regelmatig onderhoud en reparaties worden uitgevoerd.

Dat alles heeft tot gevolg dat zeer regelmatig in de openbare ruimte moet worden gegraven. De gemeente Etten-Leur heeft de wens om de nadelige gevolgen van die werkzaamheden zo beperkt mogelijk te houden.

Juridische basis

Het leggen en houden van kabels en leidingen wordt nu publiekrechtelijk vergund. Voor het leggen en houden van telecomkabels was de Telecommunicatieverordening gemeente Etten-Leur (1999) beschikbaar. Voor overige kabels en leidingen was geen zelfstandige verordening van kracht. De nu voorliggende VKLE is gebaseerd op de Gemeentewet en de Telecommunicatiewet.

In deze verordening wordt op onderdelen onderscheid gemaakt tussen netwerkbeheerders in de energie- en watersector (aangeduid met het begrip “KLB’s”) en netwerkbeheerders in de telecomsector (aangeduid met “aanbieders”). De artikelen 4 tot en met 8 zijn alléén van toepassing voor de KLB’s. Bedrijven in de energie- en watersector zijn op grond van deze verordening vergunningplichtig.

De artikelen 9 en 10 gelden alléén voor de aanbieders in de telecomsector. Werkzaamheden aan kabels in de telecomsector moeten worden gedoogd. Daarom kan er geen sprake zijn van het vergunnen van werkzaamheden, maar moet met de werkzaamheden, onder voorwaarden, worden ingestemd.

Alle overige artikelen gelden voor alle netwerkbedrijven. Daar waar de verordening van toepassing is op alle netwerkbedrijven, wordt in de verordening ook gebruik gemaakt van de term “netwerkbedrijven”.

Kernartikelen van de verordening zijn de artikelen 4 (verbod om in de openbare ruimte een kabel of leiding aan te leggen, te houden, te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college) en 9 (melding van werkzaamheden voorafgaand daaraan door een aanbieder in de telecomsector).

Kernpunten van de verordening en de daaraan gekoppelde vergunningen/instemmingen zijn:

  • -

    de veiligheid van de kabels en leidingen;

  • -

    het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

  • -

    te stellen eisen aan ordening en allocatie van kabels en leidingen;

  • -

    te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;

  • -

    te stellen eisen aan wijzigingen van tracés en verwijdering van kabels en leidingen.

De verordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van de verordening. Deze nadere regels zijn neergelegd in het Handboek en behelzen voornamelijk technische eisen en eisen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen.

In sommige gevallen zullen behalve een vergunning of instemming op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de verordening de afgifte van eventuele milieu- en bouwvergunningen onverlet, en kunnen diverse artikelen van de APV van toepassing zijn. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen van waterschappen, provincie etc.

Toepassingsbereik

De verordening is van toepassing op alle kabels en leidingen, met uitzondering van rioolbuizen, die zich bevinden in de ondergrond van de openbare ruimte binnen de gemeente Etten-Leur. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn.

Bestuurlijke, administratieve lasten

Zoals uiteengezet hebben netwerkbeheerders ook nu een vergunning nodig voor het leggen, hebben en exploiteren van kabels of leidingen. De VKLE beoogt slechts voor het vergunnen van deze kabels en leidingen een eenduidige basis te creëren. De invoering van de verordening brengt dan ook geen verzwaring van de bestuurlijke en/of administratieve lasten met zich mee, voor de gemeente noch voor de netwerkbeheerders.

Handhaving

Wat over de bestuurlijke en administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor de handhaving. Ook nu wordt het leggen, hebben en exploiteren van kabels en leidingen gehandhaafd. VH is belast met de vergunningverlening of het voorbereiden van instemmingsbesluiten voor werkzaamheden aan kabels en leidingen. Het toezicht op de naleving bij de uitvoering van werkzaamheden aan kabels en leidingen is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders van SB.

Uitvoering en mandatering

De uitvoering van de VKLE wordt opgedragen aan de afdeling VH. Deze afdeling zal in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de vergunningverlening en het geven van instemmingsbesluiten ter hand nemen.

B Toelichting Telecommunicatiewet.

Inleiding

Op 1 februari 2007 is in werking getreden een wijziging van de Telecommunicatiewet (Stb. 2007,17). De wijzingen betreffen met name hoofdstuk 5 van de wet: De aanleg, instandhouding en opruiming van kabels.In dit hoofdstuk is onder meer geregeld de gedoogplicht van de gemeente voor telecommunicatiekabels in de openbare gronden met het adagium ‘leggen om niet, verleggen om niet’. De wetswijziging is er mede op gericht de belangen van gemeenten als beheerder van de openbare gronden en de telecombedrijven meer in evenwicht te brengen. De belangrijkste wijzigingen betreffen kort de volgende onderwerpen:

Lege buizen

Met het wetsontwerp wordt een technisch-juridische fout goedgemaakt.

Daardoor vallen lege buizen die bestemd zijn voor telecomkabels, alsnog onder hetzelfde

juridische regime als 'gevulde' buizen. Dit betekent onder andere dat het verplaatsen van lege

buizen op kosten van het telecommunicatiebedrijf (hierna: telecombedrijf) moet gebeuren. Verderop zijn de voorwaarden hiervoor aangegeven.

Gedoogplicht openbare gronden

Artikel 5.2, eerste lid, bepaalt dat de gedoogplicht geldt voor openbare gronden in de

gemeente. Als door een bestemmingswijziging de grond zijn openbaarheid verliest vervalt de gedoogplicht, ook al blijft de grond daarbij in eigendom van de gedoogplichtige. Een voorbeeld: een woonwijk wordt helemaal opnieuw ingericht, waardoor de telecomkabels in tuinen van nieuw te bouwen woningen komen te liggen. Geldt dan nog de gedoogplicht? Nee, de gedoogplicht vervalt puur op basis van het feit dat de grond niet meer openbaar is. Op basis van lid 1 van artikel 5.2 doet het er niet toe of er sprake is van uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op die locatie. Hoe dit in de praktijk gaat werken is nog onduidelijk. Zo is het de vraag of de kabel echt verwijderd moet worden als deze geen hinder oplevert.

Overigens geldt in niet-openbare grond en in of aan gebouwen wel een gedoogplicht voor zover dat voor het aansluiten van gebruikers op een openbaar elektronisch communicatienetwerk nodig is. In artikel 5.2 lid 3 en lid 4 Tw is dat geregeld.

Aanbieder netwerk

Artikel 5.1 breidt het begrip 'aanbieder netwerk' uit tot een aanlegger van een netwerk die

dit niet zelf gaat exploiteren. Dat is bijvoorbeeld een aannemer die voor eigen rekening en risico een telecommunicatienetwerk (hierna: telecomnetwerk) aanlegt om het te verkopen of te verhuren. Het netwerk dient wel binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen als ‘openbaar elektronisch communicatienetwerk’.

Medegebruik

Volgens artikel 5.2, zevende lid, dient het telecombedrijf op verzoek van de gedoogplichtige gebruik te maken van reeds aanwezige mantelbuizen indien deze tegen een marktconforme prijs ter beschikking worden gesteld. Die mantelbuizen kunnen zijn aangelegd door de gemeente zelf of door een ander telecombedrijf. Doel hiervan is te voorkomen dat er overbodig wordt gegraven in gemeentegrond. De minister van EZ kan in verband met het medegebruik aanvullende voorwaarden stellen bij de aanleg van netwerken.

De verplichting totmede gebruik wordt opgelegd in het instemmingsbesluit.

Gedoogplicht lege buizen 10 jaar

Op grond van artikel 5.2, lid 8, dienen lege buizen binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen voor openbare telecommunicatiediensten. Het telecombedrijf moet het in gebruik nemen schriftelijk melden aan de gemeente. Heeft deze dit binnen genoemde periode niet gedaan, dan is de gedoogplicht vervallen en kan de gemeente de verwijdering van de lege buizen op kosten van het telecombedrijf vorderen of precario heffen.

De gemeente zal niet zondermeer vorderen dat lege buizen na 10 jaar worden verwijderd wanneer het telecombedrijf kan aantonen dat het zinvol of noodzakelijk is om die buizen nog te laten liggen.

Voor reeds liggende lege buizen geldt op basis van het tweede lid van artikel 20.5 van de wet, een overgangsmaatregel. Tot 1 januari 2018 moeten deze worden gedoogd, tenzij deze gevaar of ernstige hinder opleveren. De telecombedrijven zijn verplicht na inwerkingtreding van het wetsontwerp de lege buizen schriftelijk aan de gemeente te melden.

Publiekrechtelijke instemming versus privaatrechtelijk toestemming

Voor het aanleggen van een netwerk heeft het telecombedrijf in principe zowel een publiekrechtelijke instemming van de gemeente nodig op grond van de Telecommunicatiewet, als een privaatrechtelijke toestemming van de gemeente als eigenaar/beheerder van de openbare grond. Om "dubbel werk" te voorkomen is in de wet bepaald dat het instemmingsbesluit van de gemeente tevens de privaatrechtelijke toestemming inhoudt. Dit is geregeld in artikel 5.4, lid 7 van de Telecommunicatiewet.

Instemmingsbesluit telecommunicatieverordening

Artikel 5.4 van de wet gaat gedetailleerd in op de instemmingsprocedure. Hierbij is meer rekening gehouden met de belangen van de gedoogplichtige gemeente. Zo moet het tijdstip van start van de werkzaamheden aan de kabel(s) liggen binnen 12 maanden na datum van het instemmingsbesluit, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang om de werkzaamheden later te starten.

Herstraten

Artikel 5.7 geeft antwoord op de vraag wie herstraat na beëindiging van de werkzaamheden. Dit is de aanlegger, tenzij de gemeente heeft aangegeven dit zelf te willen doen. De gemeente dient hiervoor marktconforme tarieven in rekening te brengen.

Verplaatsen van kabels en lege buizen

Artikel 5.8 van de wet geeft een uitbreiding van de plicht tot het nemen van maatregelen dan wel het verplaatsen op kosten van het telecombedrijf bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Deze verplichting geldt ook als de gemeente (op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst met een projectontwikkelaar) de plicht heeft de grond te leveren zonder concrete problemen vanwege telecomkabels in verband met de oprichting van gebouwen door deze projectontwikkelaar. Indien echter de gebouwen niet worden gerealiseerd dient de gemeente de verplaatsingskosten te vergoeden.

Indien een verzoek tot het nemen van maatregelen of het verplaatsing van kabels door de gemeente wordt gedaan binnen vijf jaar nadat op basis van een instemmingsbesluit deze kabels zijn gelegd, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de verzoekende gemeente.

Het telecombedrijf dient binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek tot het nemen van maatregelen over te gaan. Betreft het een verzoek tot verplaatsen van de kabels dan dient het telecombedrijf binnen 12 weken na het beschikbaar komen van een plaats waarheen de kabels verlegd kunnen worden, te starten met de werkzaamheden.

Indien de gemeente en een telecombedrijf het niets eens zijn over de vraag wie de verplaatsingskosten moet betalen, kan dit geschil zowel door de gemeente als het telecombedrijf worden voorgelegd aan de OPTA, die binnen acht weken uitspraak doet.

Tevens kan een verzoek tot verplaatsing worden gedaan bij een bestemmingswijziging van voorheen openbare grond naar niet openbare grond. Dit geldt ook indien deze verplaatsing niet noodzakelijk is voor de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Ook in dat geval komen de kosten daarvan voor rekening van het telecombedrijf.

Telecomkabels versus andere nutsleidingen

Artikel 5.9 van de wet bepaalt dat de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels de aanwezige andere (nuts)leidingen of andere telecomkabels zo min mogelijk mag hinderen of in gevaar brengen. Het telecombedrijf is verplicht op zijn kosten aan deze hinder of gevaar een einde te maken. Geschillen hierover kunnen worden voorgelegd aan de OPTA. Voor telecomkabels die reeds zijn aangelegd op het tijdstip van ingang van het wetsontwerp, blijft gelden dat - indien deze hinder of gevaar opleveren - dit moet worden opgelost via de privaatrechtelijke weg van de onrechtmatige daad.

Exploitatie van openbare elektronische communicatienetwerken

Het is gemeenten verboden openbare elektronische communicatienetwerken te exploiteren. Echter, wanneer een gemeente kan aantonen dat een breedbandig openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk niet tot stand komt door de markt, dan mag zij onder strikte voorwaarden genoemd in artikel 5.14 van de Telecommunicatiewet, een belang hebben in een dergelijke onderneming.

Eigendom netwerken

De Telecommunicatiewet bepaalt dat het telecombedrijf eigenaar is van zijn netwerk. Voor

andere netwerken van nutsleidingen als water, elektriciteit, etc. bestond de vraag of de

grondeigenaar door zogenaamde verticale natrekking eigenaar is, of het nutsbedrijf door

horizontale natrekking. In het wetsontwerp is een wijziging van het Burgerlijk Wetboek opgenomen waardoor het nu vaststaat dat netwerken eigendom zijn van de bevoegde aanlegger. Dit geldt ook voor reeds aangelegde netwerken.

Voor een uitgebreide toelichting kan worden verwezen naar de website van de VNG, www.vng.nl en die van het Gemeentelijke Platform Kabels en Leidingen (GPKL), www.gpkl.nl.

Evenals de oude wet heeft het telecombedrijf op basis van artikel 5.4, lid 1, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden voor het leggen, instandhouding of verwijderen van kabels in de openbare grond een instemmingsbesluit van het college. De leden 2 en 3 bepalen welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kunnen verbinden.

De leden 4 en 5 leggen de verplichting op aan de gemeenteraad tot het bij verordening regels vast te stellen omtrent:

  • a.

    het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van de werkzaamheden, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan;

  • b.

    de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder het uitvoeringsplan;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden bij aanleg, instandhouding en opruiming;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

  • f.

    de wijze van melding en uitvoering van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen of storing van de communicatie.

C Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd.

Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor kabels of leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij kan gedacht worden aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 2 is de reikwijdte expliciet aangegeven.

Artikel 2

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven. Verder maakt lid 1 van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een kabel of leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijziging en onderhoud tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.

In principe vallen hoofdzakelijk ondergrondse kabels en leidingen onder de reikwijdte van deze verordening. De bovengrondse infrastructuur van energie-, water- en telecommunicatiebedrijven (zoals trafohuisjes, schakel- en meterkasten) zijn nadrukkelijk van invloed op de kwaliteit van de openbare ruimte. Daarom valt dat ook onder de reikwijdte van deze verordening.

In het tweede lid is expliciet aangegeven welke werkzaamheden buiten de reikwijdte van deze verordening vallen. Bovengrondse hoogspanningskabels zijn uitgezonderd van de definitie van ‘kabel’ of ‘leiding’ en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de verordening.

De gemeente is (nagenoeg) altijd opdrachtgever voor rioleringswerken in het openbare gebied. Om die reden zijn werken aan het riool vrijgesteld van de vergunningplicht.

Tevens zijn uitgezonderd alle leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Ook vallen leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze verordening. Dit betreft overigens meestal leidingen die niet in de openbare ruimte liggen.

Artikel 3

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van de verordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zullen worden neergelegd in het Handboek. Door vaststelling van het Handboek krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. In de overige artikelen van de verordening wordt verwezen naar het op basis van dit artikel vast te stellen Handboek. Beoogd is hierin technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van leidingen en de uitvoering van werkzaamheden. Verder wordt in het Handboek aangegeven hoe de gemeente omgaat met handhaving en sancties, financiële bepalingen en coördinatie en afstemming tussen werken. Ook zal in het Handboek worden opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een aanvraag.

Het Handboek zal beschikbaar komen voor belangstellenden en betrokkenen.

Artikel 4 (niet-telecommunicatie)

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) te hebben of te verwijderen, tenzij de KLB in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg en exploitatie alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen. Voor de verwijdering van een leiding zal een afzonderlijke vergunning (of een wijziging van de bestaande vergunning) benodigd zijn. Zie voor de verwijdering van leidingen ook de toelichting bij artikel 8.

Overigens is het wel mogelijk om, in overleg met de opzichter, marginale wijzigingen in het traject tijdens de uitvoering van werkzaamheden door te voeren. Zie hiervoor de Algemene voorwaarden, onderdeel 2 onder 10 van het Handboek. Voor relevante wijzigingen tijdens uitvoering van een werk, dit ter beoordeling van de opzichter, is altijd een vergunning nodig.

Artikel 5 (niet-telecommunicatie)

Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij het college, t.a.v. VH, postbus 10100, 4870 GA Etten-Leur.

Indien de aanvraag niet door de eigenaar wordt ingediend, dan dient de partij die de aanvraag doet daartoe te zijn gemachtigd door de eigenaar. Een machtigingsformulier moet bij de aanvraag worden overgelegd.

Het voor de aanvraag te gebruiken formulier is als bijlage 3a in het Handboek opgenomen. Nadere informatie over de aanvraagprocedure is verkrijgbaar bij VH. De vergunningverlenende bevoegdheid wordt gemandateerd aan het afdelingshoofd van VH.

In het derde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor kleine werkzaamheden (werkzaamheden van niet-ingrijpende aard) een vereenvoudigde procedure geldt. Het betreft werkzaamheden die van tevoren gepland zijn. Drie werkdagen vóór aanvang van dergelijke werkzaamheden dient, door middel van een vereenvoudigd meldingsformulier, daarvan via een fax aan de opzichter melding gemaakt te worden. Dat meldingsformulier is als bijlage 3b in het Handboek opgenomen. De gemeente verleent toestemming en zal daaraan de voorwaarde verbinden dat aan de bepalingen in het Handboek voldaan moet worden.

In het vierde lid is de situatie opgenomen waarbij de werkzaamheden niet van tevoren zijn te plannen. Het betreft dringende werkzaamheden aan bestaande leidingen. Deze bepaling ziet uitdrukkelijk niet op de aanleg van nieuwe leidingen.

Bij calamiteiten en ernstige belemmeringen of storingen waarbij reparatie geen uitstel kan lijden kan gedacht worden aan leidingbreuk. In dergelijke gevallen kan volstaan worden met de onmiddellijke telefonische melding aan de burgemeester of aan een daartoe gemachtigde ambtenaar via het algemene telefoonnummer van de gemeente: 076-5024000. De reden hiervoor is dat het in het kader van de openbare orde en ter beperking van gevaar wenselijk is dat de werkzaamheden vooraf zijn gemeld bij de gemeente. De burgemeester is op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan inzake de handhaving van de openbare orde en hij heeft ook bevoegdheden met betrekking van het beperken van gevaar. Met betrekking tot het beperken van gevaar wordt gedoeld op situaties waarbij brand kan ontstaan of er ongevallen zijn of kunnen ontstaan waarbij de brandweer een taak heeft of er vrees is voor zware ongevallen dan wel rampen. Bij het uitoefenen van de bevoegdheid kan ook gedacht worden aan bepaalde situaties, waarbij het belang van de openbare orde dusdanig speelt, dat een burgemeester het nodig kan achten de werkzaamheden enige tijd uit te stellen. Daarom is lid 6 in dit artikel opgenomen.

Het vijfde lid regelt de bevoegdheid voor het college om nadere regels te stellen aan de melding van dringende werkzaamheden. De melding achteraf kan worden verricht via het formulier dat ook voor de melding van niet-ingrijpende werkzaamheden wordt gebruikt (bijlage 3b van het Handboek). Wanneer de noodzaak zich voordoet, dan worden tevens de relevante hulpdiensten onverwijld op de hoogte gesteld.

Het zevende lid regelt dat het college een formulier kán vaststellen waarmee een aanvraag of melding moet worden verricht. Door dit echter niet als vast artikel in deze verordening op te nemen, wordt de mogelijkheid geschept om een aanvraag of melding in de toekomst op een andere wijze te laten verrichten. Mogelijk kan het volgende initiatief hierin een plaats krijgen.

In 2002 zijn Essent Netwerken, Brabant Water, Intergas Netbeheer, Obragas Net, Waterleidingmaatschappij Limburg, NRE Netwerk en de Tilburgsche Waterleiding-Maatschappij een samenwerkingsverband aangegaan: sYnfra. Dit verband coördineert de aanleg van kabels en leidingen in Noord-Brabant en Limburg. Vooralsnog dragen de energie- en waterbedrijven de structuur, maar het is de bedoeling dat ook de andere partijen toetreden tot de stichting.

De module Combiplan is de elektronische ruggengraat van sYnfra. Hier komt alle informatie van projecten (werkzaamheden aan kabels en leidingen) samen. Combiplan biedt inzage aan gemeenten in alle lopende en geplande werkzaamheden. De gemeente kan zelf projecten in Combiplan invoeren zodat het niet meer nodig is om alle belanghebbende netwerkbedrijven afzonderlijk te benaderen.

Wanneer in Combiplan alle, op grond van artikel 12 van deze verordening, vereiste gegevens voor een melding of aanvraag beschikbaar zijn, dan kan in de toekomst mogelijk een eenvoudigere, automatische elektronische aanvraagprocedure worden gevolgd.

Artikel 6 (niet-telecommunicatie)

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om een vergunning in te trekken of te wijzigen indien sprake is van één of meer van de in het tweede lid genoemde gronden. De belangrijkste grond, onder d, betreft het intrekken indien de KLB de voorschriften van de verordening, het Handboek of de vergunning niet naleeft.

Onderdeel e is een vangnetbepaling, die het college de bevoegdheid geeft om in te grijpen indien er ernstige gevolgen voor gezondheid en milieu dreigen als gevolg van het in standhouden van de vergunning. Deze bevoegdheid kan alleen als laatste middel gebruikt worden aangezien eerst moet worden bezien of de dreiging kan worden weggenomen door aanpassing van de vergunning of door het stellen van nadere eisen. Onderdeel f betreft het geval indien er werken ter plaatse van de vergunde leiding moeten worden uitgevoerd, waardoor deze leiding niet kan blijven liggen of moet worden aangepast.

Artikel 7 (niet-telecommunicatie)

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze kabels en leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn, is in de meeste gevallen - al dan niet

privaatrechtelijk - een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Die voorwaarden zijn nog niet gebaseerd op het Handboek. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige eigenaren hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze verordening.

Overigens wordt opgemerkt dat voor kabels en leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van deze verordening te verkrijgen.

Artikel 8 (niet-telecommunicatie)

Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de KLB moet een kabel of leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de kabel of leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende kabel of leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning aangevraagd worden.

Artikel 9 (telecommunicatie)

Degene die een kabel wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een verzoek in bij het college, t.a.v. VH, postbus 10100, 4870 GA Etten-Leur.

Indien het verzoek niet door de eigenaar wordt ingediend, dan dient de partij die het verzoek doet daartoe te zijn gemachtigd door de eigenaar. Een machtigingsformulier moet bij het verzoek worden overgelegd.

Het voor de melding te gebruiken formulier is als bijlage 3a in het Handboek opgenomen. Informatie over de procedure is verkrijgbaar bij VH. De instemmingsverlenende bevoegdheid wordt gemandateerd aan het afdelingshoofd van VH.

De rechter heeft uitgesproken dat de werking van het instemmingsbesluit eindigt zodra de werkzaamheden, waarvoor instemming is gevraagd, zijn beëindigd. Dit betekent dat het college geen verplichtingen op basis van het instemmingsbesluit aan de aanbieder kan opleggen nadat deze zijn werkzaamheden heeft beëindigd.

In het vierde lid van dit artikel is expliciet opgenomen wat voor kleine (niet-ingrijpende) werkzaamheden geldt. Het betreft werkzaamheden die van tevoren gepland zijn. Drie werkdagen vóór aanvang van dergelijke werkzaamheden dient, door middel van het vereenvoudigd meldingsformulier in bijlage 3b van dit Handboek, daarvan via een fax aan de opzichter melding gemaakt te worden. De gemeente verleent instemming en zal daaraan de voorwaarde verbinden dat aan de bepalingen in het Handboek voldaan moet worden.

Zoals al aangegeven in de toelichting bij artikel 5, zijn telecombedrijven (nog) niet vertegenwoordigd in sYnfra. Wanneer dat in de toekomst wel het geval is, dan geldt voor de toegetreden bedrijven ook dat mogelijk een eenvoudigere, automatische elektronische meldingsprocedure in het verschiet ligt.

Artikel 10 (telecommunicatie)

In dit artikel is de situatie opgenomen waarbij de werkzaamheden niet van tevoren zijn te plannen. Het betreft dringende werkzaamheden aan bestaande kabels. Deze bepaling ziet uitdrukkelijk niet op de aanleg van nieuwe kabels.

Bij ernstige belemmering of storing van de communicatie kan gedacht worden aan kabelbreuk. In dergelijke gevallen kan volstaan worden met de onmiddellijke telefonische melding aan de burgemeester of aan een daartoe gemachtigde ambtenaar. De reden hiervoor is dat het in het kader van de openbare orde en ter beperking van gevaar wenselijk is dat de werkzaamheden vooraf zijn gemeld bij de gemeente. De burgemeester is op grond van de Gemeentewet het bevoegde orgaan inzake de handhaving van de openbare orde en hij heeft ook bevoegdheden met betrekking van het beperken van gevaar. Met betrekking tot het beperken van gevaar wordt gedoeld op situaties waarbij brand kan ontstaan of er ongevallen zijn of kunnen ontstaan waarbij de brandweer een taak heeft of er vrees is voor zware ongevallen dan wel rampen. Bij het uitoefenen van de bevoegdheid kan ook gedacht worden aan bepaalde situaties, waarbij het belang van de openbare orde dusdanig speelt, dat een burgemeester het nodig kan achten de werkzaamheden enige tijd uit te stellen. In de wet is geregeld dat de burgemeester kan besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.

De melding achteraf wordt verricht via het formulier dat ook voor de melding van niet-ingrijpende werkzaamheden wordt gebruikt.

Artikel 11

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een kabel of leiding de vergunning die op die kabel of leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe netwerkbeheerder. De vergunning of het instemmingsbesluit is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe netwerkbeheerder zich volledig te houden aan de in de vergunning of het instemmingsbesluit vermelde voorschriften. Indien wijziging van netwerkbeheerder plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe beheerder hiervan melding maken aan het college . Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op.

Op dit moment (november 2007) is in behandelingde Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, ook wel genoemd de grondroerdersregeling. Deze wet voorziet in een verplichte registratie van kabels en buizen en een verplichte informatie-uitwisseling bij graafwerkzaamheden om op deze wijze schade aan kabels en buizen te voorkomen bij de uitvoering van deze werkzaamheden. De wet vervangt de (vrijwillige) registratie van ondergrondse netten door het deelnemerschap aan KLIC. Bij het van kracht worden van de artikelen in de grondroerdersregeling die registratie bij het Kadaster voorschrijven kan artikel 11 eerste lid van de VKLE vervallen.

Op grond van het derde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat een vergunning persoonsgebonden, en daarmee niet overdraagbaar, is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen.

Het vierde lid bevat een samenloopbepaling: indien een vergunning of instemming op grond van deze verordening is verleend, geldt deze tevens als een vergunning op grond van de APV om een weg open te breken indien dit voor de aanleg of verwijdering van een kabel of leiding noodzakelijk is.

Artikel 12

Nadat de vergunning of instemming is verleend, kunnen de feitelijke werkzaamheden een aanvang nemen. Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om te eisen dat bouwtechnische tekeningen en andere documenten worden overgelegd. Waar mogelijk wordt in het Handboek opgenomen welke documenten in ieder geval overgelegd dienen te worden.

Het toezicht van gemeentewege op de aanleg van kabels en leidingen wordt van groot belang geacht. Om dat toezicht goed te kunnen uitoefenen is het nodig dat SB op de hoogte is van alle, na de afgifte van de vergunning of het instemmingsbesluit, geplande werkzaamheden. In een bijlage van het Handboek is aangegeven van welke concrete werkzaamheden of gebeurtenissen (bijvoorbeeld einde werk) aan SB kennis moet worden gegeven.

Artikel 13

Het tweede lid van dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen op te vragen.

Artikel 14

Dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een vergunning of instemming op grond van deze verordening wordt aangehouden zolang geen bouwvergunning of een vergunning op grond van de APV (zoals een kapvergunning) verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning vereist is. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken de toelichting bij artikel 11.

Artikel 15

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning of instemming voorwaarden en beperkingen te verbinden. De verordening en het Handboek vormen daarvoor gezamenlijk het kader.

In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken.

Lid 3 geeft aan welke voorschriften en beperkingen aan de vergunning of instemming kunnen worden verbonden. Het gaat in hoofdzaak om belangen van de openbare orde, het beheer en onderhoud en de bestemmingen van de openbare gronden, verkeersbelangen, medegebruik van voorzieningen en afstemming met andere werken. Verder dienen bij de aanleg van de kabels en leidingen de voorschriften van het Handboek in acht te worden genomen.

Lid 4 heeft betrekking op het geval dat binnen drie jaar na groot onderhoud of herinrichting van een openbaar gebied een netwerkbeheerder opnieuw werkzaamheden wenst uit te voeren. Er kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gesteld aan het herstel van de straat. Als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat de weg inclusief fundering als nieuw wordt hersteld. In lid 5 is geregeld dat een dergelijke voorwaarde ook kan worden gesteld indien sprake is van werkzaamheden in een bijzondere bestrating.

Artikel 16

Dit artikel is erop gericht om te bewerkstelligen dat werkzaamheden door verschillende netwerkbeheerders zoveel mogelijk gecombineerd worden uitgevoerd. In het artikel zijn de termen “zoveel mogelijk” en “redelijk aanbod” gebruikt om aan te geven dat bij medegebruik wel sprake dient te zijn van marktconforme kosten en het medegebruik ook technisch haalbaar moet zijn.

Artikel 17

Op grond van dit artikel heeft het college de bevoegdheid om documenten te verlangen nadat de vergunning of instemming is verleend. In bijlage 2 van de Handleiding zijn alle momenten verzameld waarop actie van een netwerkbeheerder wordt verwacht.

In het tweede lid is bepaald dat werkzaamheden in principe binnen 6 maanden na afgifte van de vergunning of het instemminsbesluit moeten worden voltooid. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij zeer grote werken, kan het college bepalen dat werkzaamheden langer mogen duren. Het college kan echter ook bepalen dat werkzaamheden binnen een kortere periode moeten zijn voltooid, bijvoorbeeld in verband met evenementen die op een bepaald tijdstip, op een bepaalde plaats moeten worden gehouden.

Artikel 18

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een kabel of leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan SB moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de kabel of leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.

In geval zodanige verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een kabel of leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de netwerkbeheerder opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de netwerkbeheerder zelf. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelings- en beslissingskader.

Artikel 19

De netwerkbeheerder is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de kabel of leiding. Hij moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij in de vergunnings- of instemmingsvoorwaarden anders is bepaald. Het spreekt voor zich dat in het laatste geval oplevering dient plaats te vinden overeenkomstig de in de vergunning of instemming omschreven voorwaarden.

Het tweede lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan kabels en leidingen.

Artikel 20

Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. In het Handboek worden de beoordelingscriteria voor goed onderhoud neergelegd. De netwerkbeheerder is primair verantwoordelijk voor een goede staat van een leiding.

Indien een onderhoudsinspectie leidt tot de conclusie dat (een deel van) een leiding vervangen of aangepast moet worden, dan zal daarvoor op basis van artikel 4 of artikel 9 een afzonderlijke vergunning c.q. instemmingsbesluit moeten worden aangevraagd.

Een belangrijke indicatie van de toestand van een leiding is de mate waarin daaraan onderhoud wordt gepleegd. De noodzaak tot onderhoud en de tijdschema's voor onderhoud verschillen per leiding. Op de werkzaamheden aan een leiding en het openbreken van de openbare ruimte zijn de voorschriften over de aanleg van een kabel of leiding van overeenkomstige toepassing, hetgeen o.m. betekent dat de aanwijzingen van het college moeten worden opgevolgd.

Artikel 21

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de netwerkbeheerder in geval van calamiteiten en storingen waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de kabel of leiding die het gevaar, hinder of de verontreiniging veroorzaakt, maar ook - indien noodzakelijk - ten aanzien van de naburige kabels en leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de netwerkbeheerder.

Artikel 22

Beoogd wordt een aantal ambtenaren van SB aan te wijzen als toezichthouder. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening. In de praktijk zal SB toezicht houden op het meest kritieke onderdeel: de aanleg van de leiding. Vervolgens zullen met name de periodieke rapporten over de staat van de individuele kabels en leidingen het onderwerp zijn van toezicht.

Artikel 23

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties een uiterst handhavingmiddel.