Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wachtdienstregeling |
Citeertitel | Wachtdienstregeling 2004 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Wachtdienstregeling 1980.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2004 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 02-12-2003 Onbekend. | Onbekend. |
De ambtenaar die volgens rooster is belast met het verrichten van wachtdienst ontvangt deswege overeenkomstig het gestelde in artikel 3 van deze regeling een vergoeding.
Voor de tijd gedurende welke de ambtenaar binnen de wachtdienst werkelijke dienst heeft verricht, wordt hem een vergoeding toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.
Voor de toepassing van lid 2 worden de door het College aangewezen werkdagen waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten, de zogenaamde brugdagen, beschouwd als normale werkdagen maandag tot en met vrijdag.
Voor een volledige wachtdienst van maandag tot en met zondag bedraagt de vergoeding voor die week een bedrag gelijk aan 7,4 x het uurloon behorende bij het maximum van niveau 8 vermeerderd met 3,6 verlofuren.
Onder volledige wachtdienst wordt verstaan het van 00.00 uur tot 24.00uur geconsigneerd zijn buiten de voor de betrekking geldende werktijden.
In geval van niet volledige wachtdienst bestaat de vergoeding uit een bedrag berekend naar evenredigheid.
Indien een dag als bedoeld in artikel 4:2:1 lid 3 van de CAR/UWO op een van de dagen maandag tot en met vrijdag van een wachtdienstperiode valt, dan geniet de ambtenaar voor die dag een extra vergoeding van 2 verlofuren. Indien een dag als bedoeld in artikel 2 lid 3 van deze regeling op een van de dagen van een wachtdienstperiode valt, dan geniet de ambtenaar voor die dag eveneens een extra vergoeding van 2 verlofuren.
Voor de in artikel 3 lid 1 genoemde vergoeding komt niet in aanmerking de ambtenaar voor wie naar het oordeel van het college bij de vaststelling van zijn bezoldiging of anderszins bij de regeling van zijn rechtspositie met de vergoeding van de wachtdienst rekening is gehouden.
De wachtdiensten worden volgens een door de leidinggevende op te stellen rooster verricht, met dien verstande dat een ambtenaar maximaal een wachtdienst per drie weken mag verrichten.
Het onder lid 1 bedoelde rooster beslaat tenminste een tijdvak van een kwartaal.
De met de wachtdienst belaste ambtenaar dient te handelen volgens de vooraf aan hem ter hand gestelde instructie welke door de leidinggevende wordt opgesteld.
De leidinggevende kan in overleg met de betrokken ambtenaren en naar redelijkheid in het opgemaakte rooster en in de vastgestelde instructie wijzigingen aanbrengen.
Artikel 6 Uitsluiting wachtdienst
De ambtenaar die 55 jaar of ouder is , is uitgesloten van deelneming aan een wachtdienst.
De ambtenaar, deelnemer zijnde aan een wachtdienst, is met ingang van de eerste maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, uitgesloten van deelneming aan een wachtdienst.
De in het vorige lid bedoelde datum van uitsluiting kan worden opgeschort voor de duur van ten hoogste één jaar, telkens met een periode van ten hoogste één jaar te verlengen, ingeval:
Toepassing van lid 3 is slechts mogelijk indien het college opschorting in het belang van de dienst acht en de ambtenaar blijkens de uitslag van een geneeskundig onderzoek, geestelijk en lichamelijk in staat kan worden geacht wachtdienst te blijven vervullen.
Indien de ambtenaar voor wie toepassing is gegeven aan het bepaalde onder lid 3, blijkens de uitslag van een geneeskundig onderzoek tussentijds ongeschikt is geworden voor deelneming aan de wachtdienst, wordt hij door de leidinggevende met onmiddellijke ingang van verdere deelneming aan de wachtdienst uitgesloten.
De ambtenaar die als gevolg van reorganisatie, op medische gronden of ingevolge het bepaalde in artikel 6, de wachtdienst moet verlaten of verminderen met tenminste de helft, komt in aanmerking voor een toelage, hierna te noemen garantietoelage.
De garantietoelage wordt verstrekt gedurende een periode die gelijk is aan ¼ deel van de tijd dat de ambtenaar bij de wachtdienst is ingedeeld geweest, met een maximum van 36 maanden.
Als berekeningsgrondslag voor de garantietoelage geldt de gemiddeld genoten geldelijke vergoeding voor wachtdienst per jaar, berekend over de 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging, onder aftrek van de op jaarbasis gemiddeld te genieten vergoeding voor wachtdienst na wijziging.
De op grond van lid 2 bepaalde uitkeringsperiode wordt in drie gelijke perioden verdeeld, afgerond op een hele maand naar boven. Gedurende de drie deelperioden wordt de garantietoelage bepaald op een percentage van de in lid 3 genoemde berekeningsgrondslag, met dien verstande dat de garantietoeslag in de eerste periode 75%, in de tweede periode 50% en in de derde periode 25% van de berekeningsgrondslag bedraagt.
Indien binnen een periode van drie jaar nadat een verlaging van de wachtdienstvergoeding heeft plaatsgevonden waarvoor geen garantietoeslag werd toegekend, opnieuw een verlaging van de wachtdienstvergoeding plaatsvindt, vindt beoordeling als volgt plaats:
Indien gedurende de periode waarin de garantietoelage wordt uitbetaald een volgende verlaging van de wachtdienstvergoeding plaatsvindt op grond van artikel 7 lid 1, dan wordt deze verlaging bezien in samenhang met lid 5 . Indien dit leidt tot toekenning van een tweede garantietoelage, dan wordt als volgt gehandeld:
De ambtenaar die minder dan 2 jaar bij de wachtdienst is ingedeeld geweest, kan geen aanspraak doen gelden op een toelage als bedoeld in lid 1.
Indien de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, tenminste 10 jaar bij de wachtdienst is ingedeeld geweest, wordt hem na afloop van de op grond van lid 2 bepaalde duur, gedurende de daarop volgende 4 maanden een verdere toelage toegekend van 25% van de berekeningsgrondslag als bedoeld in lid 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2 geldt ten aanzien van de ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt het volgende:
De ambtenaar van 55 jaar of ouder die voorafgaand aan het vervallen van de wachtdiensttoelage deze toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten, behoudt deze toelage tot het einde van zijn dienstverband.
De ambtenaar die bij toekenning van de garantietoelage de wachtdiensttoelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten en die tijdens de afbouwperiode de leeftijd van 55 jaar bereikt, behoudt tot het einde van zijn dienstverband de garantietoelage zoals hij die op 55 jarige leeftijd ontvangt.