Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling bezoldiging 2008 |
Citeertitel | Regeling bezoldiging 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene salarisverordening 1981 en de Richtlijnen bezoldigingsbeleid 1975.
De datum van ondertekening is bij benadering vastgesteld.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2008 | 23-03-2016 | nieuwe regeling | 31-03-2009 Onbekend. | Onbekend. |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker zijn werkzaamheden heeft aangevangen.
Het salaris wordt berekend op basis van de arbeidsduur per week en uitbetaald per maand.
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.
Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college beargumenteerd anders bepaalt.
Artikel 3 Salaris bij deeltijd
Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij volledige werktijd.
Artikel 4 Bepalen salarisschaal
De salarissen van de medewerkers, van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II en IIa van de CAR/UWO.
De toepassing van bijlage II en IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO.
Het college bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie. De aldus bepaalde functieschaal vormt met de naastlagere schaal (aanloopschaal) en de naasthogere schaal (uitloopschaal) een salarisband.
In afwijking van het bepaalde in lid 3 kent functieniveau 1 geen aanloopschaal en wordt vanaf functieniveau 14 geen uitloopschaal toegepast.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.
Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in artikel 16 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.
Artikel 5 Bepaling salariëring
Bij indiensttreding kent het college de medewerker het salaris toe, dat in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal is vermeld bij periodiek 0.
Het college kan van het bepaalde in het vorige lid afwijken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de functieschaal. Argumenten hiervoor zijn gelegen in:
Indien de medewerker bij indiensttreding
de functie niet volledig of nog niet op voldoende wijze vervult wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat, dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen. In deze situatie is de inschaling als regel gekoppeld aan een aanstelling of arbeidsovereenkomst bij wijze van proef conform artikel 2:4 lid 4 van de CAR.
Als een medewerker is aangesteld in de aanloopschaal wordt na maximaal een jaar functioneren beoordeeld of de medewerker voldoet aan de voorwaarden om in de functieschaal te worden ingepast. Daarvan is sprake als de medewerker aantoonbaar beschikt over voldoende opleiding en ervaring en/of de medewerker blijk heeft gegeven de functie op volledige en op voldoende wijze te vervullen.
Bij bevordering naar de functieschaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.
Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6 Toekenning periodieke verhoging
Het salaris van de medewerker wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt.
De salarisverhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de aanstelling en nadien telkens op 1 januari van het volgende jaar.
In afwijking van het gestelde in het tweede lid vindt bij aanstelling of bevordering op of na 1 juli, de periodieke verhoging per 1 juli van het jaar volgend op de aanstelling of bevordering plaats en nadien telkens op 1 juli van het volgende jaar.
Het tijdstip waarop ingevolge lid 2 resp. ingevolge lid 3 van dit artikel voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.
De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Als er in het betreffende jaar niet meer dan 6 maanden arbeid is verricht, kan het college bepalen dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:
Indien vaststaat dat een schorsing als bedoeld in lid 6 sub c van deze regeling, niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd.
In afwijking van het bepaalde in lid 6 sub b van dit artikel kan, indien de medewerker in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.
Artikel 7 Niet toekennen periodieke verhoging
Het college kan besluiten om salarisverhogingen als bedoeld in artikel 6 achterwege te laten indien:
Zolang ten aanzien van de medewerker het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten.
Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel, wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen van het betreffende besluit.
Artikel 8 Extra periodieke verhoging
Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de functie of andere door het college van voldoende belang geachte omstandigheden. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van de personeelsbeoordeling.
Bij toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip, waarop ingevolge artikel 6 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend, onverlet, tenzij door het college anders wordt bepaald.
Artikel 9 Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal
Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris in de oude salarisstructuur, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging wordt eerst de periodieke verhoging toegepast in de oude salarisschaal en vindt vervolgens overschaling naar de nieuwe salarisschaal plaats.
Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris in de nieuwe salarisstructuur, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de medewerker tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.
Artikel 10 Bevordering naar de uitloopschaal
De medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende functieschaal heeft bereikt en die na beoordeling blijkt heeft gegeven de functie op gemiddeld goede wijze te vervullen, kan worden bevorderd naar de uitloopschaal. Het salaris in de uitloopschaal wordt dan vastgesteld conform artikel 9 van deze regeling.
In afwijking van het bepaalde in lid 2 is de ingangsdatum van de salariëring volgens de uitloopschaal voor medewerker die de leeftijd van 55 jaar bereikt en die na beoordeling blijk heeft gegeven de functie op een gemiddeld goede wijze te vervullen, de eerste dag van het jaar waarin deze leeftijd wordt bereikt.
In afwijking van het bepaalde in dit artikel kan het college nadere regels vaststellen.
Artikel 11 Persoonlijke toelage
Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt kan, wanneer daartoe op gronden van zeer goede of uitstekende vervulling van de functie, blijkende uit de personeelsbeoordeling, aanleiding toe is, een toelage worden toegekend tot een bedrag van ten hoogste 10% van het salaris.
Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is.
Het salaris en de toelage bedragen samen niet meer dan het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal.
De toelage wordt ingetrokken indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.
Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op een afbouwregeling.
Artikel 12 Tijdelijke persoonlijke toelage
Aan de medewerker die gedurende een tijdvak van 2 jaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, blijkende uit de personeelsbeoordeling, kan in specifieke situaties een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van ten hoogste 10% van het salaris.
Toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde toelage vindt plaats als hier naar het oordeel van het college aanleiding toe is.
De toelage gaat vergezeld met schriftelijke afspraken over de duur, de grond, de hoogte en de ingangs- en einddatum van de toelage.
Het salaris en de toelage bedragen samen niet meer dan het hoogste bedrag van de naasthogere salarisschaal.
De toelage wordt toegekend voor een periode van maximaal twee jaar.
De toelage wordt in één keer uitbetaald na afloop van de periode van de toekenning, met dien verstande dat, indien de periode van de toelage een kalenderjaar overschrijdt er een tussentijdse uitbetaling plaatsvindt in de maand december.
De toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.
Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op een afbouwregeling.
Artikel 13 Arbeidsmarkttoelage
Aan de medewerker kan om redenen van werving of behoud een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.
De toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.
Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend.
Indien de medewerker aan wie een arbeidsmarkttoelage is toegekend een andere functie gaat bekleden, vervalt de toelage.
Bij het beëindigen van de toelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op een afbouwregeling.
Indien een medewerker naar het oordeel van het college een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de UWO worden toegekend.
De gratificatie wordt netto toegekend.
Ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 14 van deze regeling stelt het college nadere regels vast.
De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de UWO bepaalde.
Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 stelt het college nadere regels vast.
Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub L van de CAR is bepaald.
De vergoeding voor overwerk vindt plaats conform artikel 3:2:1 van de UWO uitsluitend voor volledig gewerkte uren en op basis van een door de leidinggevende vooraf verstrekte schriftelijke opdracht.
Voor de toepassing van artikel 3:2:1 van de UWO worden de Carnavalsdagen en Goede Vrijdag aangemerkt als feestdagen zoals bedoeld in artikel 4:2:1 lid 4 van de UWO. De door het college aangewezen brugdagen, zijnde werkdagen waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten, worden beschouwd als normale werkdagen maandag t/m vrijdag.
De in lid 2 bedoelde vergoeding bestaat uitsluitend uit een bedrag.
In bijzondere gevallen kan, uitsluitend met een expliciete schriftelijke opdracht van de leidinggevende, een uitzondering worden gemaakt op het bepaalde in lid 4.
Voor de in lid 2 bedoelde vergoeding komt niet in aanmerking de medewerker wiens salaris is vastgesteld op niveau 11 en hoger.
Artikel 20 Toelage Onregelmatige dienst
Aan de medewerker die, anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of naar de aard van zijn functie vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8.00u en 18.00u, wordt een toelage toegekend.
De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:
met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur (uurloon), dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximum van salarisschaal 6.
Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7.00u, respectievelijk is beëindigd na 19.00u.
Voor de toepassing van lid 2 worden de door het college aangewezen werkdagen waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten, de zgn. brugdagen, beschouwd als normale werkdagen maandag t/m vrijdag.
Dit artikel is niet van toepassing op de medewerker voor wie bij de vaststelling van de bezoldiging rekening is gehouden met onregelmatige diensten.
In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen die afwijkt van of aanvullend is op het bepaalde in de voorgaande leden.
Artikel 21 Toelage Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst
Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin UWO, wordt aan de medewerker die zich buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR ingevolge een aanwijzing door het college regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar of beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te verrichten, een toelage toegekend.
Het college stelt voor de medewerker aan wie de verplichting, bedoeld in lid 1, is opgelegd, regelen ter vergoeding van de verplichting.
De medewerker die een garantietoelage ontvangt die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen.
De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden vastgesteld voor het gemeentelijk personeel.
Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage.
Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.
Aan de medewerker wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage als bedoeld in de artikelen 21 en 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend indien:
De hoogte van de in het eerste lid bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de twaalf maanden voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de betrekking is ontstaan, gemiddeld per maand is toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage.
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt afgebouwd in een periode van 4 jaar, waarbij de toelage jaarlijks verminderd wordt met 25%.
De medewerker van 60 jaar of ouder ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaren zonder een onderbreking van langer dan 2 maanden heeft ontvangen.
De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de medewerker 60 jaar wordt en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste 10 jaar zonder onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.
De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.
Artikel 24 Korting wegens dienstwoning
De medewerker is voor het van gemeentewege verstrekte genot van woning en verdere verstrekkingen in die woning aan de werkgever een bedrag verschuldigd overeenkomende met de hierna genoemde percentage van zijn bezoldiging:
zulks met in achtneming van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te geven maxima voor de verstrekkingen, bedoeld onder b t/m e, met dien verstande dat de werkelijke kosten in rekening worden gebracht indien het mogelijk is deze afzonderlijk vast te stellen.
Indien betrokkene aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde in het vorige lid geldende bedrag wegens het genot van de woning, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde gesteld.
In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen welke afwijkt van het bepaalde in de vorige leden.
Artikel 25 Onvoorziene gevallen
In individuele gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college een bijzondere voorziening treffen.
Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling bezoldiging 2008”.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2008
De Algemene salarisverordening 1981, zoals vastgesteld op 1 maart 1983 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken per 1 april 2008.. De Richtlijnen bezoldigingsbeleid zoals vastgesteld op 16 september 1975 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken per 1 april 2008.