Organisatie | Arnhem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid omtrent planologische afwijking “Kruimelgevallen” |
Citeertitel | Beleid omtrent planologische afwijking “Kruimelgevallen” |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2010 | 05-11-2015 | Onbekend | 26-10-2010 Arnhemse Koerier, d.d. 15 december 2010 | 2010.0.086.578 |
Beleid omtrent planologische afwijking “Kruimelgevallen”
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ Wabo juncto artikel 4, bijlage II, Bor
Het is mogelijk om met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan af te wijken. Het betreft hier de voormalig 3.23 Wet ruimtelijke ordening (Wro) ontheffing. De maximale afwijkingsmogelijkheden op grond van dit artikelonderdeel staan opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor, voorheen artikel 4.1.1 Bro). Net als bij artikel 3.23 Wro komt het bevoegd gezag beleidsvrijheid toe om deze afwijkingsmogelijkheid in te perken.
In de nieuwe Wro is de verplichting opgenomen om bestemmingsplannen binnen 10 jaar te herzien. In de meest recente bestemmingsplannen zijn in principe de laatste ruimtelijke inzichten verwerkt. Hierbij is goed afgewogen wat wel en wat niet wordt toegestaan. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 4 uit bijlage II van het Bor is daardoor wellicht veel minder of in een bepaalde periode niet meer wenselijk.
Het vaststellen van beleid voor ontheffingen is bedoeld om kaders aan te geven waarbinnen in principe medewerking wordt verleend aan de afwijking van een bestemmingsplan. Hierdoor kan een snellere besluitvorming plaatsvinden. Deze snellere besluitvorming is mede van groot belang aangezien de afwijking van het bestemmingsplan op grond van 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚ van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht binnen de fatale termijn van 8 weken moeten zijn afgehandeld. Als een aanvraag past binnen dit beleid betekent dat uiteraard niet dat altijd medewerking zal worden verleend aan een afwijking van het bestemmingsplan, er kan sprake zijn van beoordelingsaspecten die tot een weigering noodzaken.
In dit afwijkingsbeleid wordt aansluiting gezocht bij de inzichten die in de nieuwste bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Er bovendien vanuit gaande dat de bestemmingsplannen op de juiste manier zijn opgesteld en vastgesteld wordt geen ontheffing verleend binnen de eerste twee en een half jaar na inwerkingtreding van het betreffende bestemmingsplan. Verder zijn bij het opstellen van de beleidsregels de aanvragen van de afgelopen jaren en de beoordeling daarvan als uitgangspunt genomen. Dit heeft geresulteerd in het onderhavige beleid.
Daar waar staat “alleen indien stedenbouwkundig aanvaardbaar” is bewust geen beleid opgesteld en zal iedere aanvraag op zichzelf worden beoordeeld. Bij de voorbereiding op een planologische afwijking worden ook aspecten bezien die buiten dit beleid vallen maar die wel tot het afwegingskader voor medewerking behoren. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld geluidsaspecten.
Om een positieve bijdrage te leveren aan het milieu zijn de onderdelen als bedoeld onder onderdeel 6 en 7 toegestaan, mits zoals hiervoor al opgemerkt geen bezwaren spelen op het gebied van andere toetsingen.
Uiteraard blijft het voor sommige gevallen wenselijk om in afwijking van onderhavig beleid medewerking aan een afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan sociale- of medische wenselijkheid. Ook andere ontwikkelingen kunnen reden geven om medewerking te verlenen aan een afwijking van het bestemmingsplan. Bij dergelijke afwijkingen wordt middels een belangenafweging beoordeeld of toepassing van dit beleid onbedoeld en onvoorzien buitengewoon onbillijk uitwerkt. Hierna is artikel 4 van bijlage II van het Bor opgenomen in de linker kolom. In de rechter kolom wordt kort aangegeven in welke gevallen een medewerking aan de afwijking van het bestemmingsplan verleend kan worden.
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: