Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Soest

Verordening Wet inburgering

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSoest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Soest
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpinburgering

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

De artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2010Nieuwe regeling

16-12-2010

Soester Courant 29-12-2010

RV 10-39

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING

De raad van de Gemeente Soest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010, nr. RV 10-39 ;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening: een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op

de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

1.Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars

op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit

hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de voorzieningen;

2.Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige

inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

  • a.

    Schriftelijk voorlichtingsmateriaal;

  • b.

    Gemeentelijke website;

    • 3.

      Het college beoordeelt tenminste eens in de vier jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van

De informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars en

rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het hebben van een afstand tot de arbeidsmarkt;

  • b.

    het bevorderen van de participatie;

  • c.

    het hebben van een opvoedingstaak.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

1.Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de voorziening aan geestelijke

bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de

maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige;

2.Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt

aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening op de voorziening gericht op

arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

1.Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk.

Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke

basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven;

2.In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en

worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de voorziening worden verbonden;

3.De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college

schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt;

4.Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken

na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de voorziening,

overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

1.Op verzoek van de inburgeraar kan het college een voorziening aanbieden in de vorm van een

persoonlijk inburgeringsbudget aan inburgeraars die:

  • a.

    onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller

    hun voorziening kunnen afronden;

  • b.

    specifieke wensen hebben ten aanzien van hun voorziening en/of niet passen binnen het

    reguliere aanbod.

    • 2.

      Het college kan aan andere inburgeraars dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een

persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien daartoe naar het oordeel van het college

aanleiding bestaat.

3.Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal)

inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

-naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar

het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

-wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

a. ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • c.

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van

    inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

    • 4.

      Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een

taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • -

    naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te

    laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op

    niveau 1 of 2; en

  • -

    wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

a. ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • c.

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van

    inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

    • 5.

      Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft

vastgesteld, sluit het college, de inburgeringsplichtige, of een andere partij een overeenkomst

met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

1.De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12

maandtermijnen betaald;

2.Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling

vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt

dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als

tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e.het melden indien door relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking

kan worden voldaan;

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II

moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de

inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

1.De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon

Ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze

inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld

in artikel 25, vierde lid, van de wet.

2.De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of

onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde

voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in

artikel 8 van deze verordening.

3.De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de

In artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van

Artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft

behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen

de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4 Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    het hebben van een afstand tot de arbeidsmarkt;

  • b.

    het bevorderen van de participatie;

  • c.

    het hebben van een opvoedingstaak.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

1.Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke

bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het

startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie

van de vrijwillige inburgeraar.

2.Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt

aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening op de voorziening gericht op

arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

1.Op verzoek van de inburgeraar kan het college een voorziening aanbieden in de vorm van een

persoonlijk inburgeringsbudget aan inburgeraars die:

  • a.

    onderdelen van het inburgeringsexamen al beheersen en met een individueel traject sneller

    hun voorziening kunnen afronden;

  • b.

    specifieke wensen hebben ten aanzien van hun voorziening en/of niet passen binnen het

    reguliere aanbod.

    • 2.

      Het college kan aan andere inburgeraars dan bedoeld onder a en b van het eerste lid een

persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien daartoe naar het oordeel van het college

aanleiding bestaat.

3.Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal)

inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

  • -

    naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar

    het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

  • -

    wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

    • c.

      beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van

      inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

      • 4.

        Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een

taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • -

    naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te

    laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op

    niveau 1 of 2; en

  • -

    wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende vereisten:

a. ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

  • b.

    beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

  • c.

    beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van

    inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

    • 5.

      Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede

lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is

opgenomen, heeft gesloten, sluiten het college, de vrijwillige inburgeraar, of een andere partij

een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage

1.De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12

termijnen betaald.

2.Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling vast. Indien overeen gekomen is

dat het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de

overeenkomst, bedoeld in artikel 17 vastgelegd.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als

tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

e.het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de

verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of

II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college hem een boete van ten hoogste € 500,- opleggen.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20 Uitvoeringsregels en hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen;

  • 2.

    In bijzondere situaties kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.

Artikel 21 Intrekking

De verordening Wet inburgering Gemeente Soest 2007 wordt ingetrokken met ingang van de

datum van inwerkingtreding, genoemd in artikel 22.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.

Artikel 23 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Gemeente Soest.

Soest, 16 december 2010

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

M.van Vliet MPM AA A. Noordergraaf

Algemene toelichting

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt. Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de

inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars wordt georganiseerd. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. Er is voor gekozen om hier alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan aan alle inburgeringsplichtigen een aanbod doen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is echter verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren.

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een voorziening kan aanbieden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Lid 3: Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking

(het tweede lid). Daarnaast zal het schriftelijke aanbod gebaseerd zijn op de reeds eerder gemaakte mondelinge afspraken en daarmee geen verrassingen meer mogen bevatten. Om die reden is gekozen voor een reactietermijn van twee weken voor de inburgeringsplichtige.

Lid 4: Voor de uiterlijke reactietermijn van het college is een periode van vier weken genomen om

daarmee risico`s in te perken in verband met het niet rechtmatig handelen vanwege overschrijding van de termijn. Naar verwachting zal de werkelijke reactietermijn veel korter zijn, want het afgeven van de beschikking is feitelijk alleen nog een administratieve afhandeling.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget.

Het gaat dan om:

  • -

    Hoger opgeleide inburgeraars die in het PIB een mogelijkheid zien om in vergelijking met een regulier inburgeringstraject in kortere tijd toe te werken naar het inburgeringsexamen of een van de inburgeringsplicht vrijstellend examen.

  • -

    Inburgeraars met een handicap waarbij het PIB de mogelijkheid biedt om specifieke faciliteiten aan te vragen.

  • -

    Inburgeraars die vanwege wisselende werktijden niet deel kunnen nemen aan een regulier inburgeringstraject.

  • -

    Inburgeraars die graag uit praktische overwegingen deel willen nemen aan een inburgeringstraject in de gemeente waarin zij werken in plaats van de gemeente waarin zij woonachtig zijn.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Bij het bepalen van de

termijnen is aansluiting gezocht bij de maximale aflossingsbedragen bij leningen van personen met een uitkering enerzijds en anderzijds het zoveel mogelijk beperken van de administratieve belasting.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel regelt de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding genoemd in artikel 9 lid 3 een hogere boete op te leggen.

Art 12 t/m 14

Zie toelichting bij artikel 3, 4 en 6.

Artikel 15 De inning van de eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 15 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 8 van de verordening).

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 18 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.

Voor de eenduidigheid is er voor gekozen het maximale bedrag van de boetes gelijk te laten zijn aan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt.

Bijgewerkt t/m raadsbesluit

(RB + datum)

:

Rb 10-39

16 december 2010

Goedgekeurd door GS

 

n.v.t.

Publicatie of anderszins bekend gemaakt d.d.

:

29-12-2010

Opmerkingen

 

Raadsbesluit is ondertekend, geen wijzigingen

Inwerking treding

:

1 januari 2011 (terugwerking 1/1/2010)

Intrekking

: