Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Richtlijn maatschappelijke participatie 2008 |
Citeertitel | Richtlijn maatschappelijke participatie 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
uitvoering aan het raadsbesluit tot invoering van categoriale bijstand.
Invoeringswet Wet werk en bijstand, artikel 10a lid 3
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2008 | 01-09-2012 | nieuwe regeling | 13-11-2007 Nieuwe Ooststellingwerver 12-03-2008 | B&W, 13-11-2007, no 5-4 |
Burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf;nr. 5 - 4gelezen artikel 10a, derde lid, van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (IWWB) en uitvoering gevende aan het raadsbesluit tot invoering van categoriale bijstand;b e s l u i t e n :vast te stellen de volgendeRICHTLIJN MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE 2008
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het recht op tegemoetkoming
Artikel 2 Voorwaarden bij toekenning op aanvraag
De alleenstaande, de alleenstaande ouder, de gehuwde en het ten laste komend kind heeft recht op een tegemoetkoming indien hij op datum aanvraag gedurende drie aaneengesloten maanden:a. beschikt over een inkomen niet hoger dan 110% van de voor hem van toepassing zijnde uitkeringsnorm enb. beschikt over een vermogen niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet en de gemeentelijke beleidsregels in het ‘Schulinck Handboek WWB’ van de gemeente Ooststellingwerf, waarbij als uitzondering geldt dat het vermogen in de eigen zelfbewoonde woning buiten beschouwing gelaten wordt enc. volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woont in de gemeente Ooststellingwerf.
Artikel 3 Voorwaarden bij ambtshalve toekenning
Aan de alleenstaande, de alleenstaande ouder, de gehuwde en het ten laste komend kind wordt ambtshalve een toekenning in de kosten van maatschappelijke participatie verstrekt indien hij:a. op de peildatum een cliënt is en / of in het jaar waarin de peildatum is gelegen gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen heeft gekregen enb. voldoet aan de in de in artikel 2, eerste lid, genoemde voorwaarden.
Hoofdstuk 3 Vergoeding en uitbetaling, uitsluiting en overeenkomstige bepalingen
ALGEMENE TOELICHTINGZoals eerdergenoemd biedt de WWB nog enige beleidsruimte ten aanzien van voorzieningen voor maatschappelijke participatie. Deze voorzieningen mogen uitsluitend betrekking hebben op sociaal-culturele en sportieve activiteiten. Het is derhalve niet toegestaan om onder de noemer ‘voorziening voor maatschappelijke participatie’ andersoortige verstrekkingen te doen. Aan het breedvoerig in ons land toegepaste categoriale minimabeleid kleefden bezwaren die voor het Rijk aanleiding zijn geweest om die categoriale minimaregelingen niet langer toe te staan.Met de kostensoort sociaal culturele activiteiten heeft onze gemeente ongeveer hetzelfde beoogd als de wetgever kennelijk bedoeld met maatschappelijke participatie. Bij die categoriale bijstandsregeling (minimabeleid) verstrekte SoZaWe (op basis van de bij de gemeente bekende informatie) aan bijstandklanten en personen die kwijtschelding van gemeentelijk belastingen hadden gekregen een geldbedrag op hun bankrekeningnummer. Dit ambtshalve verstrekken kan niet langer, omdat de te verstrekken gelden uitsluitend voor maatschappelijke participatie gebruikt mogen worden. Om die reden is een “declaratiefonds ter bevordering van maatschappelijke participatie” ingevoerd. Hieronder wordt onder meer verstaan: deelname aan sport-, culturele- en sociaal-culturele activiteiten, zoals bijvoorbeeld: zwembadbezoek (zwemlessen), volksdansen, zang, theaterbezoek, schoolreisjes en schoolexcursies, abonnement op een regionaal of landelijk dagblad, lidmaatschappen van belangenorganisaties, sport- of culturele verenigingen, telefoonkosten, maar ook diverse cursusvormen (bijvoorbeeld computers, dansen, bloemschikken enzovoort), voorstellingen aan theaters, georganiseerde boot- of andere dagtochten enzovoort. Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat dit geen uitputtende opsomming van activiteiten is. Het is daarom heel belangrijk dat aantoonbare bewijsstukken worden overlegd; de afdeling zal hierbij de nodige souplesse in acht nemen. Ingaande 2008 wordt om de uitvoering te vereenvoudigen het systeem van de 1 op 1 controle door middel van een declaratieformulier vervangen door een steekproefsgewijze controle van 1 op 10 achteraf. De regeling staat open voor personen onder als boven 65-jaar.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1. BegripsomschrijvingenHierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).Artikel 2. Voorwaarden bij toekenning op aanvraagGelet op de raakvlakken met de (inmiddels ingetrokken) ‘Verordening inkomensondersteuning 2003’, wordt aangesloten bij de daarin destijds door de raad vastgelegde voorwaarden. Dat houdt in dat iemand:- minimaal drie maanden ingezetene moet zijn van de gemeente,- beschikt over een inkomen niet hoger dan 110% van de voor hem van toepassing zijnde uitkeringsnorm en- beschikt over een vermogen niet hoger dan de op hem van toepassing zijnde vermogensgrens.Voor de vaststelling van het vermogen wordt verwezen naar de gemeentelijke beleidsregels zoals de zijn vastgelegd in het ‘Schulinck Handboek WWB’. Het vermogen in de eigen, zelfbewoonde woning wordt bij deze regeling buiten beschouwing gelaten. Uitbetaling kan echter niet meer ambtshalve. Personen die een beroep op het participatiefonds doen, moeten door middel van te overleggen bewijsstukken kunnen aantonen, dat ook daadwerkelijk aan maatschappelijke participatie wordtgedaan.Artikel 3. Voorwaarden bij ambtshalve toekenningEen ambtshalve toekenningbeschikking in de kosten voor maatschappelijke participatie wordt afgegeven, indien iemand op de peildatum een periodieke algemene bijstandsuitkering ontvangt dan wel kwijtschelding van gemeentelijke heffingen in het jaar van toekenning heeft gekregen en voldoet aan de eerder genoemde voorwaarden. Achteraf dient men dan de besteding te verantwoorden. Daarnaast kan, voor andere personen dan de bovenstaande doelgroep, via een kort aanvraagformulier een beroep op het declaratiefonds worden gedaan. In alle gevallen geldt dat de kosten desgevraagd moeten worden aangetoond door middel van bewijsstukken. Voor de ambtshalve toekenning is aansluiting gezocht bij de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. Om die reden wordt gewerkt met een peildatum.Artikel 4. Vergoeding en uitbetalingUitbetaling vindt plaats na het verzenden van de beschikking. Ingaande 2008 wordt om de uitvoering te vereenvoudigen het systeem van de 1 op 1 controle door middel van een declaratieformulier vervangen door een steekproefsgewijzecontrole van 1 op 10 achteraf. In de toekenningbeschikking wordt standaard opgenomen, dat de gemeente binnen 12 maanden na verzending van de beschikking om bewijsstukken kan vragen over de besteding van het toegekende bedrag.Bij niet of onjuiste besteding van het toegekende bedrag wordt tot terugvordering overgegaan.Artikel 5. Overeenkomstige bepalingenOp de verstrekking van een bijdrage zijn de bepalingen van de artikelen 13, eerste lid, met uitzondering van onderdeel e, 17, 53a, 54, 58, 59 en 60 van de WWB van toepassing. Deze bepalingen hebben betrekking op degenen die uitgeslotenzijn van het recht op een bijdrage (artikel 13), de inlichtingenplicht, medewerkingsplicht en identiteitsvaststelling (artikel 17), het inleveren van bewijsstukken (artikel 53a), opschorting van rechten (artikel 54) en terugvordering (artikelen 58,59 en 60). Door in de richtlijn naar deze artikelen te verwijzen is het niet noodzakelijk de tekst van de betreffende artikelen in de richtlijn op te nemen. Artikel 13, eerste lid, onderdeel e, wordt niet toegepast omdat kinderen beneden de 18 jaar eveneens recht hebben op een bijdrage.Artikelen 6, 7, 8, en 9Deze artikelen spreken voor zich.