Organisatie | Ooststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Richtlijn Eenmalige uitkering sociale minima 2008 |
Citeertitel | Richtlijn Eenmalige uitkering sociale minima 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking.
Wet werk en bijstand, art. 35, lid 3
Categoriale bijzondere bijstand.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-11-2008 | 01-11-2008 | 01-02-2009 | nieuwe regeling | 04-11-2008 Nieuwe Ooststellingwerver, 12-11-2008 | College besluit 04-nov-2008, no. 6 |
Burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf;nr. 6gelezen de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 9 oktober 2008, kenmerk W&B/B&K/08/27273,gelet op:- artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB) en- het amendement van de Tweede Kamerleden Tang en Spekman (TK 31 474 XV, nr. 10),b e s l u i t e n :vast te stellen de volgendeRICHTLIJN EENMALIGE UITKERING SOCIALE MINIMA 2008
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:a. wet: de Wet werk en bijstand (WWB);b. ambtshalve toekenning:toekenning op basis van vooraf gestelde criteria, zoals vastgelegd in deze richtlijn; c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf;d. doelgroep: belanghebbende met een inkomen tot maximaal 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in arti-kel 5, onderdeel c van de wet en zonder het in aanmerking te nemen vermogen;e. peildatum: als peildatum voor de beoordeling van het recht op de eenmalige uitkering geldt 1 november 2008;f. tegemoetkoming: de eenmalige uitkering sociale minima 2008;g. uitkering of uitkeringsnorm: de op en / of voor de belanghebbende van toepassing zijnde (fictieve) uitkering of uitkeringsnorm ingevolge de wet, in-clusief de van toepassing zijnde gemeentelijke toeslag zoals bedoeld in de artikelen 20 tot en met 29 van de wet.
Hoofdstuk 2 Voorwaarden voor het recht op tegemoetkoming
Artikel 2 Voorwaarden bij toekenning op aanvraag
De alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwde heeft recht op een tegemoetkoming indien hij op datum aanvraag gedurende minimaal één maand:
beschikt over een vermogen niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34 van de wet en de gemeentelijke beleidsregels in het ‘Schulinck Handboek WWB’ van Ooststel-lingwerf, waarbij als uitzondering geldt dat het vermogen in de eigen zelfbewoonde woning buiten beschouwing gelaten wordt en
Hoofdstuk 3 Vergoeding en uitbetaling, uitsluiting en overeenkomstige bepalingen
InleidingBij voorjaarsnota heeft de Tweede Kamer het amendement van de leden Tang en Spekman (TK 31 474 XV, nr. 10) aangenomen, waarmee € 50 miljoen extra beschikbaar is gesteld voor de uitvoering van armoedebeleid. Het amendement is bedoeld om extra aandacht te besteden aan de financiële positie van mensen met delaagste inkomens. Beoogd is om via de gemeenten de groep met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum extra financieel te ondersteunen.De gemeenten krijgen de financiële middelen ter compensatie van de te verstrekken ondersteuning via een zogenaamde decentralisatie-uitkering (circulaire Gemeentefonds, 19 september 2008). Als verdeelsleutel voor de uitkering geldt het aantal huishoudens met een inkomen onder 120% van het sociaal minimum.UitvoeringUit de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in 2005 bijna één miljoen huishoudens een inkomen had tot en met 120% van het sociaal minimum. Dat betekent dat er, gegeven het bedrag van € 50 miljoen, per huishouden een bedrag beschikbaar is van € 50,-. Het is aan de gemeenten om ervoor te zorgen dat dit bij de doelgroep terechtkomt. Gemeenten kennen al een groot deel van deze groep vanwege hun reguliere minimabeleid. Om de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden kan aan deze groep (in ieder geval de WWB-gerechtigden, maar mogelijk ook anderen) het bedrag ambtshalve verstrekt worden.De bij de gemeenten nog onbekende doelgroep, die kan bestaan uit werknemers, zelfstandigen en uitkeringsgerechtigen anders dan WWB’ers, kan een aanvraag indienen bij hun gemeente. Ondanks dat het hier geen reguliere klanten van de gemeente betreft, komen ze toch vaak in aanmerking voor inkomensondersteunenderegelingen zoals bijzondere bijstand of minimaregelingen.GrondslagAls wettelijke grondslag geldt artikel 35 van de wet. Eenmalig wordt afgeweken van het daarin vervatte uitgangspunt dat geen categoriale aanvullende inkomensondersteuning plaatsvindt, om zo de uitvoering van het amendement mogelijk te maken. De Inspectie Werk en Inkomen is hiervan in kennis gesteld, zodat hiermee bij de toezichtactiviteiten rekening kan worden gehouden. Het is echter van belang dat de gemeente bij het gebruik maken van deze eenmalige mogelijkheid niet afwijkt van de randvoorwaarden die besloten liggen in het amendement. Het past niet binnen het financiële kader van het amendement om een hoger bedrag dan €50,- te verstrekken of om de groep van rechthebbenden uit te breiden boven 120% van het sociaal mini-mum. De relatie met artikel 35 houdt tevens in dat het college voor de verstrekking van het bedrag van € 50,- beleidsregels dient op te stellen.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1. BegripsomschrijvingenHierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien artikel 35 van de WWB alleen geen formele grondslag kan bieden in verband met het verbod op categorale verstrekking, wordt tevens als grondslag vermeld het amendement van Tang en Spekman en de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 oktober 2008 waarin de Tweede Kamer over de eenmalige uitkering wordt geïnformeerd.DoelgroepUitgaande van het amendement bestaat de kring van rechthebbenden uit huishoudens met een inkomen van maximaal 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm en zonder in aanmerking te nemen vermogen. Voor het inkomen geldt het percentage van de voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm.Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder of gehuwde). Studenten worden in onze gemeente niet tot de groep van rechthebbenden gerekend.Zoals in de algemene toelichting is gesteld wordt eenmalig toegestaan dat afgeweken wordt van het verbod op categorale verstrekkingen, mits de verstrekking wordt gedaan binnen de kaders die het amendement aangeeft. Een grotere kring van rechthebbenden door een hogere inkomensgrens past daar niet in.Artikel 2. Voorwaarden bij toekenning op aanvraagGelet op de raakvlakken met de overige categoriale regelingen, wordt daar zoveel mogelijk bij aangesloten. Wel wordt rekening gehouden met de wens van de regering om uit te gaan van 120% van de bijstandsnorm in plaats van de gebruikelijke 110% in onze gemeente. De periode voor het ‘ingezetene zijn van de gemeente Ooststellingwerf’ is ingekort van drie naar één maand. Dat houdt in dat een belanghebbende: - minimaal één maand ingezetene moet zijn van de gemeente,- beschikken over een inkomen niet hoger dan 120% van de voor hem van toepassing zijnde uitkeringsnorm en- beschikken over een vermogen niet hoger dan de op hem van toepassing zijnde vermogensgrens.Voor de vaststelling van het vermogen wordt verwezen naar de gemeentelijke beleidsregels zoals deze zijn vastgelegd in het ‘Schulinck Handboek WWB’. Het vermogen in de eigen, zelfbewoonde woning wordt bij deze regeling buiten beschouwing gelaten.Artikel 3. Voorwaarden bij ambtshalve toekenningEen ambtshalve toekenningbeschikking voor de tegemoetkoming wordt afgegeven, indien iemand op de peildatum een periodieke algemene bijstandsuitkering ontvangt dan wel kwijtschelding van gemeentelijke heffingen in het jaar van toekenning heeft gekregen en voldoet aan de eerder genoemde voorwaarden. Voor de ambtshalve toekenning is ook geput uit het bestand kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. Om die reden wordt voor deze groep rechthebbende gewerkt met een afwijkende peildatum. Zeker is dat deze categorie tot de doelgroep behoort.Artikel 4. Vergoeding en uitbetalingDe hoogte van de eenmalige uitkering bedraagt € 50,-. Dit bedrag is de uitkomst van de breuk: het beschikbare bedrag (€ 50 miljoen) : het aantal personen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Gemeenten zouden kunnen kiezen voor een lager bedrag, waarbij opgemerkt wordt dat dit niet in de geest is van hetamendement. Zoals in de algemene toelichting is gesteld wordt eenmalig toegestaan dat afgeweken wordt van het verbod op categorale verstrekkingen, mits de verstrekking wordt gedaan binnen de kaders die het amendement aangeeft. Een hoger bedrag past daar niet in. Doordat de uitkering niet wordt aangemerkt als inkomen, telt het ook niet mee bij de vaststelling van onder meer de zorg- en huurtoeslag.Artikelen 5, 6, 7, en 8Deze artikelen spreken voor zich.