Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is nog voor de datum van inwerkingtreding bij besluit van de gemeenteraad van 11 december 2006, kenmerk R 6468, gewijzigd.
Deze regeling is ingetrokken in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal
Verstrekkingenboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-03-2009 | 09-04-2009 | art. 46 | 23-02-2009 De Kanaalstreek, 04-03-2009 | R 6656 | |
01-01-2007 | 12-03-2009 | nieuwe regeling | 25-09-2006 De Kanaalstreek, 27-09-2006 | R 6449 |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2006, nr. R 6449;
gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.
een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.
normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.
een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.
een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.
kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.
1. Het bruto-inkomen van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet, indien deze achttien jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.
2. Het gezamenlijke bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet, indien deze jonger is dan achttien jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.
3. Het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet en zijn echtgenoot, indien deze een echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.
de relevante bijstandsnorm als genoemd in de artikelen 20 tot en met 26 van de Wet werk en bijstand (WWB), omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar.
Artikel 2 Begrenzingen bij het treffen van voorzieningen
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;
Bij het compenseren van beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie, wordt rekening gehouden met de keuzes die de aanvrager maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een aanvrager geschikte keuzes maakt, rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal neergelegde criteria.
Artikel 4 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing, dan wel tussen de gemeente en de aanvrager.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, in de beschikking opgenomen.
Artikel 6 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal;
de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal;
Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.
Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien:
het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8, onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.
Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget
De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen
Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13, onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16 Primaat van de verhuizing
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen, kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal vast te leggen maximumbedrag.
Artikel 20 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden in verband met een woningaanpassing, waarvan de kosten meer bedragen dan het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal genoemde bedrag en bij een woningaanpassing voor een aanvrager die huurder is, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verleend. [ 'Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal' moet zijn 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal' ]
Indien burgemeester en wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij deze tegemoetkoming vast overeenkomstig het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal bepaalde.
Artikel 21 Frequentie van woningvoorzieningen
Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15, alleen wanneer er een noodzaak tot verhuizing is.
Artikel 22 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 15, onder b. en d., betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.
Artikel 23 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van bepaalde voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet ontoegankelijk blijft.
Artikel 24 Aanpassen woonwagens
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens, indien:
de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.
Artikel 25 Aanpassen woonschepen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:
Artikel 26 Levensduur woonwagens en woonschepen
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.000,00.
Artikel 27 Aanpassen binnenschepen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:
in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze, omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992;
Artikel 28 Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 15, onder a., verstrekken aan:
de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet;
een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.
Artikel 29 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie (zoals door burgemeester en wethouders aan te geven in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal), indien:
Artikel 30 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:
de financiële tegemoetkoming, als bedoeld onder a. en b., wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.
Artikel 31 Kosten in verband met huurderving
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.800,00 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling, gericht op het verstrekken van zorg of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 33 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte, burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.
Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen
Artikel 34 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 35 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:
Bij de toepassing van lid 1 wordt van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet binnen het vastgestelde zoneringsgebied een betaling gevraagd op basis van het door contractpartners vast te stellen vervoertarief.
Artikel 36 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 39 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 40 Het recht op een rolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 39, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken, de loopafstand beperkt is en blijft tot maximaal honderd meter en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 39, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 42 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 40, lid 1 komt een persoon, die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 43 Gebruik aanvraagformulier
Een aanvraag voor een voorziening dient bij burgemeester en wethouders te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.
Artikel 44 Gronden voor weigering
Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:
indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Artikel 46 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking
Burgemeester en wethouders vragen een door hun daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:
het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening, dan wel een op de Wet voorzieningen gehandicapten gebaseerde verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag, als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, te boven zal gaan;
Artikel 48 Samenhangende afstemming
Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 49 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 50 Intrekking van een voorziening
Indien burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een op grond van deze verordening genomen beschikking, is degene aan wie een voorziening in natura en/of een financiële of gemaximeerde vergoeding is verstrekt, verplicht tot terugbetaling van het uitbetaalde bedrag, dan wel tot restitutie van de verstrekte voorziening dan wel vergoeding van de waarde van de verstrekte voorziening, indien herstel in de oorspronkelijke staat niet mogelijk is, dan wel niet verwacht mag worden.
Artikel 53 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door de gemeente gevoerde beleid, wordt eenmaal per jaar geëvalueerd aan de hand van de benchmark WMO en een verslag; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de verordening aangepast. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens telkens na een jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.