Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tot regeling van de vergoeding voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Stadskanaal |
Citeertitel | Verordening vergoeding godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs Stadskanaal 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet op het Primair Onderwijs, art. 46
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2001 | 12-11-2009 | nieuwe regeling | 29-01-2001 - | R 5813 |
De raad van de gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 januari 2001, nr. R 5813;
gelet op artikel 46 e.v. van de Wet op het Primair Onderwijs;
mede gelet op de Algemene Subsidieverordening Welzijn gemeente Stadskanaal;
onder intrekking van de verordening van 20 december 1993 vast te stellen de volgende
Verordening tot regeling van de vergoeding voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare scholen voor basisonderwijs in de gemeente Stadskanaal.
Godsdienstonderwijs wordt gegeven door leraren daartoe aangewezen door kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen. Levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt gegeven door leraren daartoe aangewezen door volledige rechtsbevoegdheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag. Op aanvraag wordt hiervoor een tegemoetkoming verleend in de kosten.
Het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs wordt in de schoolgebouwen gegeven, tijdens de normale schooluren, aan leerlingen van de daardoor in aanmerking komende klassen van de twee oudste groepen van de openbare en bijzondere scholen voor basisonderwijs, voorzover de ouders, voogden of verzorgers daartegen geen bezwaar hebben.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienst- of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs berust bij de instelling die dit onderwijs doet geven.
De godsdienst- of levensbeschouwelijke vormingsleraren verstaan zich met de directeur van de basisschool voorzover dit voor de goede gang van zaken bij het onderwijs noodzakelijk is. Zij verstrekken hem alle inlichtingen, die hij in verband hiermee, verlangt.
Om voor het berekenen van de tegemoetkoming in aanmerking te worden genomen, moet de les bezocht worden door ten minste vijftien leerlingen of ten minste 75% van het aantal leerlingen van het leerjaar of de leerjaren, waaruit de leerlingen afkomstig zijn, naar de toestand op 16 oktober van het schooljaar.
Voor het verkrijgen van de in artikel 7 bedoelde tegemoetkoming, zendt de in artikel 1 bedoelde instelling binnen dertien weken na afloop van het schooljaar bij burgemeester en wethouders voor elke school afzonderlijk een opgave in, vermeldende:
Deze opgave moet vóór de inzending door de directeur van de basisschool gewaarmerkt worden. Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften vaststellen met betrekking tot de aan deze opgave te stellen eisen.
Elke leerling mag voor de berekening van de in artikel 7 bedoelde tegemoetkoming slechts eenmaal worden meegerekend. Deze tegemoetkoming mag middellijk noch onmiddellijk ten goede komen aan de school, waaraan het vermelde onderwijs wordt gegeven.