Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening (Re)ïntegratie Arbeidsgehandicapten Stadskanaal |
Citeertitel | Verordening (Re)ïntegratie Arbeidsgehandicapten Stadskanaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-1998 | 01-07-1998 | 29-12-2005 | nieuwe regeling | 22-02-1999 - | R 5520 |
Artikel 4 De termijn van aanvraag
Met uitzondering van de aanvraagtermijnen die genoemd worden in artikel 7a, zesde lid en artikel 7b, tweede lid van het Buf, worden de aanvragen voor subsidie binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte bij burgemeester en wethouders ingediend.
Artikel 5 Gegevens bij de aanvraag
De werkgever verstrekt bij een aanvraag voor subsidie van voorzieningen voor het verrichten van arbeid in Wiw-dienstbetrekking en op een proefplaats, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens een gespecificeerde begroting met toelichting en onderbouwing van de gevraagde subsidie, uitgesplitst naar de in artikel 8a, tweede lid, onder a tot en met d van het Buf genoemde onderdelen.
HOOFDSTUK 3 VOORWAARDEN OM VOOR SUBSIDIE IN AANMERKING TE KOMEN EN WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 6 Geen subsidie voor algemeen gebruikelijke voorzieningen
Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid van het Buf als de voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn.
Artikel 7 Geen subsidie bij geringe kosten
Geen subsidie wordt verstrekt, indien het totaal van de kosten van de voorzieningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, minder bedraagt dan 1,85 maal het minimumloon per dag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c. van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Artikel 8 Op individu gerichte voorzieningen
Een subsidie voor werknemersvoorzieningen en voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid onder a van het Buf wordt alleen toegekend, indien de betreffende voorzieningen in overwegende mate op het individu zijn gericht.
Artikel 9 Hoogte van de subsidie
Een subsidie voor de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 7b, eerste lid onder c, d en e en artikel 8a, tweede en derde lid en artikel 8b, onder a van het Buf is gelijk aan de werkelijke kosten van de voorzieningen, voorzover die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, sober en doelmatig zijn.
HOOFDSTUK 5 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 13 Medewerking werkgever
De werkgever verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats met de arbeidsgehandicapte in stand te houden.
Artikel 14 Medewerking arbeidsgehandicapte
De arbeidsgehandicapte verplicht zich in voldoende mate mee te werken om het dienstverband, de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats met de werkgever in stand te houden.
HOOFDSTUK 6 VASTSTELLEN VAN DE SUBSIDIE IN DE VORM VAN EEN PLAATSINGSBUDGET OF EEN PAKKET OP MAAT
Artikel 18 De aanvraag tot vaststellen van subsidie
Burgemeester en wethouders stellen het budget voor het "pakket op maat" en de werknemersvoorzieningen op nihil.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 februari 1999.
De raad
de secretaris, de voorzitter,
De definitie van arbeidsgehandicapte, in deze verordening betreft uitsluitend de arbeidsgehandicapten die onder de doelgroep van de gemeente vallen, te weten arbeidsgehandicapten die uitsluitend recht hebben op een Abw-, IOAW- of IOAZ-uitkering en arbeidsgehandicapten met een Wiw-dienstbetrekking. De definitie van subsidie is niet in de verordening opgenomen. De reden hiervoor is dat de Awb in artikel 4:21 een dwingende en algemeen geldende begripsomschrijving van subsidie geeft. Op grond van artikel 4:21 is een subsidie: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten".
De Wiw en het Buf dragen de uitvoering van de taken op aan de gemeente (dit is de gemeenteraad). In dit artikel legt de raad de bevoegdheid om over subsidieaanvragen te beslissen neer bij burgemeester en wethouders.
Artikel 4:26, tweede lid, Awb schrijft voor dat als een subsidieplafond wordt vastgesteld, op hetzelfde moment ook de wijze van verdeling moet worden vermeld. Artikel 3 heeft deze verdeelregel. Omdat subsidies gedurende het gehele begrotingsjaar kunnen worden aangevraagd, geldt als verdeelcriterium:"wie het eerst komt, die het eerst maalt". De keuze voor deze verdeling is gemaakt om dit jaar het beschikbare budget volledig te kunnen verdelen en het risico van terugvordering te beperken.
In artikel 7a, zesde lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget niet in behandeling wordt genomen als de werkgever deze aanvraag later dan vier weken na aanvang van het dienstverband indient. In artikel 7b, tweede lid van het Buf staat dat een aanvraag voor subsidie in de vorm van een pakket op maat in het geval dat reeds een subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget is verstrekt, uiterlijk binnen 13 weken na de verstrekking van het plaatsingsbudget moet zijn ingediend. Voor het overige worden zowel in de Wiw als in het Buf geen termijnen genoemd waarbinnen de subsidieaanvragen moeten zijn ingediend. Om die reden wordt in artikel 5 een regeling gegeven voor de aanvraagtermijn van de overige subsidies. Dit artikel bepaalt dat deze aanvragen binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband, respectievelijk de Wiw-dienstbetrekking of de proefplaats van de arbeidsgehandicapte, moeten worden ingediend. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die ook door Arbeidsvoorziening en het Lisv worden gehanteerd. Dit heeft als voordeel dat de werkgever met gelijke termijnen te maken heeft.
Bij de gegevens die bij de aanvraag verstrekt worden, wordt een onderscheid gemaakt tussen gegevens die een werkgever moet verstrekken en gegevens die een arbeidsgehandicapte moet verstrekken. De arbeidsgehandicapte dient de aanvraag, door werknemersvoorzieningen in, alle overige aanvragen gebeuren door de werkgever. In beide gevallen is bepaald dat bij de aanvraag de gegevens waaruit blijkt dat betrokkene arbeidsgehandicapte is, moet worden overhandigd. Deze bepaling is opgenomen om enerzijds zeker te kunnen stellen dat de arbeidsgehandicapte instemt met de aanvraag en anderzijds omdat het recht op voorzieningen pas ontstaat als vaststaat dat sprake is van een arbeidshandicap. Bij de in artikel 5, eerste lid onder d, bedoelde gegevens kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het aantal uren dat gewerkt gaat worden. Als de gemeente nog eventuele verdere beleidsregels vast zou leggen, dan biedt dit artikel de grond waarop deze gegevens kunnen worden opgevraagd. Overigens kan voor het plaatsingsbudget geen enkele aanvullende voorwaarde gesteld worden.
Bovendien wordt in artikel 5 geregeld dat per type subsidie specifieke gegevens verstrekt moeten worden. Deze specifieke gegevens heeft de gemeente nodig om te kunnen beoordelen of de aanvrager voor subsidie in aanmerking komt, gelet op de bepalingen in de Wiw en het Buf, en om de hoogte van de subsidie te kunnen vaststellen.
Aangezien een loonkostensubsidie onderdeel kan uitmaken van een pakket op maat, is in het tweede lid bepaald dat de werkgever een verklaring omtrent het bestaan en de hoogte van een loonkostensubsidie voor dezelfde arbeidsgehandicapte moet overhandigen. Op deze manier kan dubbele subsidiëring worden voorkomen.
De in het vierde lid gevraagde onderbouwing betreft een nadere toelichting van de arbeidsgehandicapte op de noodzaak van de aangevraagde werknemersvoorziening(en).
Deze artikelen bevatten de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. Door het opnemen van deze voorwaarden in de verordening, worden de voorwaarden die de gemeente stelt aan de verschillende subsidievormen min of meer gelijk aan de voorwaarden van de twee andere instanties die belast zijn met de (re)ïntegratie van arbeidsgehandicapten (Arbeidsvoorziening en het Lisv). Bij het opstellen van de voorwaarden is dan ook gekeken naar het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (Staatsblad 1998, 293). In dit besluit worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van de Wet REA door het Lisv. De voorwaarden vormen een aanvulling op de voorwaarden die in het Buf ten aanzien van de verschillende subsidievormen worden gesteld en gelden niet voor het plaatsingsbudget.
Artikel 6 bepaalt dat geen subsidie wordt verleend voor de kosten van voorzieningen als deze voorzieningen algemeen gebruikelijk zijn. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in het Reïntegratie-instrumentenbesluit van het Lisv (Staatsblad 293) en voor Arbeidsvoorziening (Staatsblad 291) en in de WVG-modelverordening. Het is immers niet de bedoeling dat kosten of diensten worden vergoed uit het REA-budget die door de meeste mensen (in een bepaalde bedrijfstak) worden aangeschaft of gebruikt. Dit artikel is aanvullend op de regelgeving in het Buf en zal vooral van belang zijn voor scholing en voorzieningen waarvoor in het Buf geen nadere regels zijn gesteld.
Artikel 7 bepaalt dat geen subsidie wordt verstrekt bij geringe kosten van de aangevraagde voorzieningen. Hiermee wordt voorkomen dat onevenredig hoge uitvoeringskosten moeten worden gemaakt bij het verstrekken van "kruimelsubsidies", De ondergrens van 1.85 maal het minimumloon per dag, is overgenomen uit het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (Staatsblad 1998, 293). Deze rekenmethode sluit hiermee aan bij die van het Lisv en het CBA. Gekozen is voor het totaal van de kosten van de aangevraagde voorzieningen. Als een aanvrager meerdere aanvragen doet die gezamenlijk wel, maar individueel niet boven het drempelbedrag uitkomen, worden die aanvragen op grond van dit artikel wel gehonoreerd.
Artikel 8 benadrukt dat de werknemersvoorzieningen en scholing, training en begeleiding van de arbeidsgehandicapte in een Wiw-dienstbetrekking of op een proefplaats op het individu gericht moeten zijn. Deze bepaling is opgenomen omdat het niet in de rede ligt voorzieningen toe te kennen waarvan niet vaststaat wie de gebruiker hiervan zal worden. Daarnaast wordt met deze bepaling aangegeven dat bij de toekenning van voorzieningen zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de specifieke belemmeringen die de arbeidsgehandicapte vanwege ziekte of gebrek ondervindt en dat hij een zoveel mogelijk op zijn situatie afgestemde voorziening krijgt toegekend.
In artikel 9 wordt bepaald dat de werkelijke kosten van de voorzieningen als scholing, aanpassing van de werkplek en vervoersvoorzieningen 100% vergoed worden, als deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk, sober en doelmatig zijn. Ook bij het Lisv en het CBA geldt het uitgangspunt van 100% kostenvergoeding. Voor de overige subsidies, zoals de loonkostensubsidie, de eenmalige trainings- en begeleidingssubsidie, de persoonlijke ondersteuning en de communicatievoorzieningen voor doven zijn in het Buf al nadere regels gesteld ten aanzien van de maximale vergoeding.
In artikel 7a, derde lid van het Buf staat dat de gemeente de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget geheel of gedeeltelijk kan weigeren als de subsidie wordt aangevraagd voor een arbeidsgehandicapte voor wie de werkgever reeds eerder subsidie op grond van de wet REA of een plaatsingsbudget of pakket op maat op grond van de Wiw of de Arbeidsvoorzieningenwet heeft ontvangen. De verwijzing naar deze weigeringsgrond is in deze verordening opgenomen, zodat de gemeente ook een aanvraag voor andere subsidies op deze grond kan weigeren. Ook de Awb bevat een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd, indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd, indien de aanvrager:
Aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 11 nog twee gronden om de subsidie te weigeren. Beide gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de (re)ïntegratie van arbeidsgehandicapten. De gemeenten kan dat beleid vastleggen in beleidsregels. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een minimum aantal uren, het werk in overeenstemming laten zijn met de krachten en bekwaamheden van de arbeidsgehandicapte en dergelijke. De aanvullende weigeringsgronden, zoals bedoeld in artikel 11, gelden niet voor het plaatsingsbudget.
Op grond van de Awb vindt de verstrekking van subsidies in beginsel in twee stappen plaats. De eerste stap is het besluit te verlenen van de subsidie, de tweede stap is het besluit tot vaststellen van de subsidie. Het is mogelijk om de eerste stap (de subsidieverlening) over te slaan. In die gevallen wordt het definitieve bedrag van de subsidie direct vastgesteld. Het voordeel van het direct vaststellen van de subsidie is besparing van de werklast voor zowel de gemeente als de subsidieaanvrager. De aanvraag en de bijgevoegde gegevens hoeven slechts één keer door de subsidieontvanger ingediend en door de gemeente gecontroleerd te worden. Een nadeel van het direct vaststellen van het subsidiebedrag is het feit dat de verstrekte subsidieontvanger zich niet gehouden heeft aan de subsidievoorwaarden. De gronden voor intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn beperkter dan bij het besluit tot subsidieverlening.
In artikel 11 wordt ervoor gekozen de verstrekking van de subsidie in de vorm van een plaatsingsbudget en een pakket op maat in twee stappen te laten plaatsvinden, terwijl bij de overige subsidies de verstrekking in één stap geschiedt. De reden dat in deze verordening alleen voor het plaatsingsbudget en het pakket op maat is gekozen voor twee stappen is, dat het bij de subsidie in de vorm van een pakket op maat om relatief grote bedragen kan gaan, waarbij gemeenten de meerkosten ten opzichte van het vastgestelde basisbedrag voor hun rekening moeten nemen. Bij het plaatsingsbudget heeft deze bepaling het voordeel dat ten onrechte uitgekeerde subsidie gemakkelijker teruggevorderd kan worden. Op basis van artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf, moet de gemeente deze ten onrechte verstrekte subsidie immers terugvorderen.
In het tweede lid is bepaald dat de subsidie voor de kosten van de overige voorzieningen direct vastgesteld kan worden, zonder voorafgaande beschikking tot verlening. Aangezien de kosten van voorzieningen, voorafgaand aan de subsidieverlening, bekend zijn, kan hiermee een dubbele administratieve handeling worden voorkomen en kan het definitieve subsidiebedrag direct na de aanvraag vastgesteld worden.
Aangezien in de Wiw en het Buf geen beslistermijnen staan vermeld, zijn deze in dit artikel alsnog opgenomen. De beslistermijn van acht weken sluit aan bij de termijnen in de Algemene wet bestuursrecht (redelijke termijn).
In deze artikelen zijn de verplichtingen van de subsidieontvanger geregeld, zoals de informatieplicht, de meldingsplicht en de bewaarplicht.
Dit artikel regelt het toezicht van de gemeente en de informatieplicht van de subsidieontvanger. De gemeente moet dan op grond van artikel 5:11 van de Awb een toezichthouder aanwijzen voor de handhaving en het toezicht. In het tweede lid van dit artikel is de medewerkingsplicht van de subsidieontvanger opgenomen om te verzekeren dat tegen niet-medewerking kan worden opgetreden door de subsidie lager vast te stellen. In artikel 5:11 en verder van de Awb staan de bevoegdheden van toezichthouders vermeld.
Hoofdstuk 6 van de verordening heeft betrekking op de tweede stap in het proces van subsidieverstrekking: het vaststellen van de subsidie. In deze verordening geldt dit alleen voor het plaatsingsbudget en het pakket op maat omdat in artikel 12, tweede lid is bepaald dat de subsidie voor de overige voorzieningen direct worden vastgesteld.
Bij een plaatsingsbudget geldt altijd dat de subsidie vooraf is verstrekt en kan alleen op basis van artikel 7a, vierde en vijfde lid van het Buf de subsidie lager worden vastgesteld. De werkgever moet het subsidiebedrag - dat ten onrechte is uitgekeerd - teruggeven aan de gemeente. Het ten onrechte uitgekeerde subsidiebedrag wordt bij de gemeente teruggevorderd door het rijk.
Artikel 4:46, leden 2 en 3 Awb bevatten ook gronden om een subsidie lager vast te stellen. Op grond van lid 2 kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
Het derde lid van artikel 4:46 luidt: "voorzover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid als niet noodzakelijk kunnen worden beschouwd, bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen". De gemeente stelt dus op basis van artikel 21 van de verordening de subsidie vast.
Op basis van artikel 19 beslist de gemeente binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.
Artikel 21 regelt dat het resterende subsidiebedrag binnen zes weken na de vaststelling wordt bepaald. Op grond van artikel 4:52 van de Abw worden de voorschotten verrekend met het definitieve subsidiebedrag. [ 'Abw' moet zijn 'Awb' ]
Artikel 22 betreft de zogenaamde hardheidsclausule voor de gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
In artikel 23 is de datum van inwerkingtreding met terugwerkende kracht bepaald op 1 juli 1998.