Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Haven- en kadeverordening Nijmegen 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHaven- en kadeverordening Nijmegen 1994
CiteertitelHaven- en kadeverordening Nijmegen 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerphaven kade scheepvaart schip schepen vaartuig ligplaats laden lossen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikelen 147 en 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-12-200602-07-2013Onbekend

06-12-2006

Gemeenteblad 2006/114

Raadsvoorstel 248/2006

Tekst van de regeling

Intitulé

Haven- en kadeverordening Nijmegen 1994

 

 

 

Haven- en kadeverordening Nijmegen 1994

I Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. Haven

De wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart openstaan, te weten:

  • 1.

    de Waalhaven;

  • 2.

    de Kanaalhavens;

  • 3.

    de Vluchthaven;

  • 4.

    't Meertje.

b. Kade

  • 1.

    de kaden langs een haven;

  • 2.

    de kaden langs het Maas- en Waalkanaal;

  • 3.

    het kadegedeelte langs de Waal dat aan beiden zijden wordt gemarkeerd door de stenen met het opschrift 'kadegeld'.

c. Laad- en losplaats

De plaatsen aan de Kanaalhavens, aan de Waalhaven en aan het Maas-Waalkanaal, bestemd voor het laden en lossen van vaartuigen.

d. Havenmeester

De door Burgemeester en Wethouders als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diens plaatsvervanger.

e. Schipper

Degene die over een vaartuig het gezag heeft of degene die hem vervangt of als zodanig optreedt.

f. Vaartuig

Een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen gebezigd wordt danwel bestemd of geschikt is voor: het vervoer te water van personen of goederen, alsmede elk ander voorwerp, hoe ook genaamd, dat uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd is of gebruikt wordt tot drijven, berging of bewoning.

g. Pleziervaartuig

Een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden, niet zijnde een cruiseschip of hotelschip.

h. Passantensteiger

De in de Vluchthaven gelegen steiger, bestemd voor het kortstondig afmeren van pleziervaartuigen.

i. Woonschip

Een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebezigd of tot bewoning is bestemd.

j. Steiger

Drijvend of vast kunstwerk met het doel er een vaartuig ligplaats aan te laten nemen, met inbegrip van de passantensteiger.

k. Ligplaats nemen

  • 1.

    Het aanleggen met een vaartuig aan een kade, laad- en losplaats of steiger;

  • 2.

    Het zich binnen 12 meter vanaf de oeverlijn van de Waalkade ophouden met het doel om personen en of goederen van of aan boord te nemen, zonder dat door middel van trossen wordt vastgemaakt.

l. Gevaarlijke stoffen

Stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code, de (International) Code for the Construction en Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk, de (International) Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de Internationale Maritieme Organisatie, danwel in het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR), alsmede elke andere stof die door Burgemeester en Wethouders als gevaarlijke stof is aangewezen en bekendgemaakt.

Tot gevaarlijke stoffen worden tevens gerekend de gevaarlijke afvalstoffen die zijn aangewezen in het Besluit Aanwijzing Gevaarlijke Afvalstoffen krachtens de Wet milieubeheer.

m. Schoonmaken

Elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, schoon- of droogmaken van ruimten van een vaartuig, die ladingresten van een onverpakte vloeibare gevaarlijke stof bevatten of laatstelijk hebben bevat.

n. Een schip dat niet is schoongemaakt

Een vaartuig dat resten van een onverpakte vloeibare gevaarlijke stof bevat of laatstelijk heeft bevat, waarvoor nog geen schoonmaakcertificaat is afgegeven.

o. VBG

Reglement betreffende het vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

p. ADNR

Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn.

q. RPR

Rijnvaartpolitiereglement.

r. BPR

Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied
  • 1.

    Deze verordening is van toepassing in de haven, los- en laadplaatsen in de gemeente en alle tot de haven behorende kunstwerken.

  • 2.

    Deze verordening is tevens van toepassing op schepen die buiten een haven doch binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan kaden, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in publiekrechtelijk beheer bij de gemeente.

Artikel 1.3 Verlening vergunningen en toestemmingen
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen vergunningen en toestemmingen verlenen en daaraan beperkingen en voorschriften verbinden. De beperkingen en voorschriften mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen, genoemd in het vijfde lid.

  • 2.

    De aanvraag en gegevens ter verkrijging van een vergunning of een toestemming worden bij de havenmeester ingediend.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de wijze van indienen van een aanvraag en de daarbij benodigde gegevens en bescheiden. Deze regels worden openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 1.7 van deze verordening en artikel 3.42 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    De verlening van een vergunning of toestemming geschiedt schriftelijk; de verlening van een toestemming kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling van korte duur mondeling geschieden.

  • 5.

    Een vergunning of toestemming wordt niet verleend indien het belang van de orde, van de veiligheid of van de volksgezondheid in de haven of het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen verzet.

Artikel 1.4 Persoonlijk karakter van vergunningen of toestemmingen

De vergunning of toestemming is gebonden aan de natuurlijke of rechtspersoon waaraan zij is verleend, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.5 Intrekking of wijziging van vergunningen of toestemmingen
  • 1.

    De vergunning of toestemming kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of toestemming, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door een belang als genoemd in artikel 1.3, vijfde lid;

    • c.

      indien de aan de vergunning of toestemming verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een termijn van drie maanden;

    • e.

      indien hierom door of namens de houder wordt verzocht.

  • 2.

    a. een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of toestemming is met redenen omkleed;

    • b.

      dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of toestemming in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

Artikel 1.6 Verplichtingen van houders van vergunningen of toestemmingen
  • 1.

    De houder van een vergunning of toestemming is verplicht op eerste aanvraag van een toezichthoudende ambtenaar of een opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid en artikel 5.5 het bezit van de vergunning of toestemming aan te tonen.

  • 2.

    De houder van een vergunning of toestemming is verplicht om bij het gebruik van de vergunning of toestemming de aan de vergunning of toestemming verbonden beperkingen en voorschriften in acht te nemen.

Artikel 1.7 (Vervallen)

 

II Gebruik van de haven

 

Artikel 2.1 Woonschepen
  • 1.

    Als ligplaats voor woonschepen is aangewezen de westelijke oever en de zijtak van 't Meertje tussen de Waal en de Meersluis.

  • 2.

    Het is de eigenaar en de gebruiker van een woonschip verboden het schip te doen verblijven in 't Meertje tenzij wordt gehandeld met een vergunning van Burgemeester en Wethouders.

  • 3.

    Het is de eigenaar en de gebruiker van een woonschip verboden het schip binnen de gemeente te doen verblijven op een andere dan de in het eerste lid aangegeven plaats.

  • 4.

    Lid 2 en 3 zijn niet van toepassing ten aanzien van woonschepen die de dag volgend op de dag van plaatsing van deze verordening in het Gemeenteblad gelegen zijn op andere dan de in lid 1 aangewezen plaats, zolang het woonschip na die dag door dezelfde bewoner of bewoners op dezelfde ligplaats als woonschip wordt gebezigd.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders kunnen het aantal vergunningen, bedoeld in lid 2, beperken tot een door hen te bepalen en bekend te maken aantal.

  • 6.

    Aan de vergunning bedoeld in lid 2 kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op onder meer:

    • a.

      de ligplaats en wisseling daarvan;

    • b.

      het hebben van voorwerpen op de wal of de steigers;

    • c.

      het uiterlijk van het schip in verband met de aard, bestemming of omgeving van de ligplaats;

  • 7.

    a. De vergunning bedoeld in lid 2 wordt gesteld op naam van de eigenaar en op naam van het schip;

    • b.

      De houder van de vergunning kan Burgemeester en Wethouders verzoeken de vergunning voor dezelfde ligplaats op een ander woonschip over te schrijven;

    • c.

      De houder van de vergunning kan Burgemeester en Wethouders verzoeken de vergunning voor het betreffende schip over te schrijven op een nieuwe eigenaar.

  • 8.

    Ongeacht het bepaalde in artikel 1.3 lid 5 kan een vergunning worden geweigerd indien:

    • a.

      de aard, het gebruik of het uiterlijk van het schip een belemmering vormt voor de ordening in de haven;

    • b.

      het schip op de ligplaats, waarvoor vergunning wordt gevraagd een belemmering vormt voor de ordening in de haven.

  • 9.

    De vergunning wordt geweigerd indien:

    • a.

      in de gemeente het maximaal aantal ligplaatsvergunningen is verleend;

    • b.

      de aanvrager, gelet op de wachtlijst als bedoeld in lid 12, op het moment van de aanvraag niet voor een ligplaats in aanmerking komt.

  • 10.

    Het is de eigenaar en de gebruiker van een woonschip verboden het schip uitwendig van bouw te veranderen of te doen veranderen dan wel daar bouwsels aan te brengen of te doen aanbrengen zonder schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders.

  • 11.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan een vergunning voor een woonschip eveneens worden ingetrokken, indien:

    • a.

      het woonschip voor andere dan uitsluitend of hoofdzakelijk woondoeleinden wordt gebruikt;

    • b.

      er sprake is van een verlaten woonschip, danwel van een onbewoond woonschip gedurende een aaneengesloten periode van tenminste zes maanden en de houder van de vergunning niet kan aantonen, dat het woonschip is bewoond.

  • 12.

    Voor het verkrijgen van een vrijkomende ligplaats komen allereerst in aanmerking degenen die aan Burgemeester en Wethouders de wens te kennen hebben gegeven voor een ligplaats in aanmerking te willen komen, zulks in volgorde waarin zij op de wachtlijst zijn ingeschreven. Deze wachtlijst wordt bijgehouden door de havenmeester.

  • 13.

    Onder een vrijkomende ligplaats als bedoeld in lid 12 wordt verstaan een ligplaats die vrijkomt bij gelijktijdig vertrek van vergunninghouder en schip.

Artikel 2.2 Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden

Het is verboden een schip op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf of indien gehandeld wordt met vergunning van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 2.3 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is de schipper van een schip verboden

    • a.

      een anker te gebruiken om een schip te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ter anker te gaan of ten anker te liggen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt:

    • a.

      ter voorkoming van aanvaring of aandrijving;

    • b.

      met toestemming van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 2.4 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers
  • 1.

    Het is de schipper van een schip verboden de voortstuwers en zijstuwers te gebruiker:

    • a.

      indien het schip aan de grond zit;

    • b.

      indien het schip gemeerd of ten anker ligt, tenzij dit geschiedt terstond na aankomst en vertrek.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met toestemming van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 2.5 Zeilschepen, zeilplanken, waterskiër
  • 1.

    Het is verboden in de haven een vaartuig uitsluitend door middel van zijn zeil voort te bewegen indien het vaartuig over een motor beschikt.

  • 2.

    Het is verboden in de haven te varen met een zeilplank of een waterjetski.

  • 3.

    Het is verboden in de haven een waterskiër voort te bewegen dan wel zich op waterski's voort te bewegen of te doen voortbewegen.

  • 4.

    Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 2.6 Ligplaats aan passantensteiger
  • 1.

    Het is aan schippers van andere voertuigen dan pleziervaartuigen en aan schippers van pleziervaartuigen langer dan 15 meter verboden om zonder toestemming van de havenmeester gebruik te maken van de passantensteiger.

  • 2.

    Het is, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, verboden zonder toestemming van de havenmeester langer dan 48 uur zonder onderbreking van de passantensteiger gebruik te maken. De onderbreking moet ten minste 24 uur bedragen.

  • 3.

    Het is aan schippers van pleziervaartuigen verboden om zonder toestemming van de havenmeester ligplaats te nemen, uitgezonderd aan de passantensteiger.

  • 4.

    Het is, onverminderd het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, verboden zonder toestemming van de havenmeester ligplaats te nemen aan het gedeelte van de passantensteiger dat door de havenmeester met borden is gereserveerd.

Artikel 2.7 Buiten gebruik stellen vaartuigen

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders vaartuigen ligplaats te laten nemen met het doel deze vaartuigen voor langere tijd buiten bedrijf te stellen.

III Orde in de haven

 

Artikel 3.1 Meldingsplicht

De schipper is verplicht om, zodra hij met zijn vaartuig een haven wil binnenvaren of ligplaats wil nemen, zich bij de havenmeester te melden.

Artikel 3.2 Verbod tot het nemen van ligplaats

Het is verboden bij het invaren van een haven of bij het ligplaats nemen een andere plaats in te nemen dan door de havenmeester is aangewezen.

Artikel 3.3 Verbod om stil te liggen of te laden en te lossen

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester met een vaartuig stil te liggen of het te laden en te lossen in een haven of op andere dan de daarvoor bestemde aangegeven of toegelaten ligplaatsen.

Artikel 3.4 Hinderen

Het is verboden met een vaartuig de doorvaart van andere vaartuigen te hinderen of hinderlijke waterbeweging te veroorzaken.

Artikel 3.5

De schipper is verplicht er voor te zorgen dat geen onderdelen van het vaartuig of andere voorwerpen buiten boord steken zodanig, dat daardoor gevaar of hinder kan ontstaan.

Artikel 3.6 (Vervallen)

 

Artikel 3.7 (Vervallen)

 

Artikel 3.8 IJsbreken

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester met een vaartuig in een haven of langs een steiger, kade of laad- en losplaats ijs te breken.

Artikel 3.9 Binnenvaren haven met lading, vallende onder VBG of ADNR

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders met een vaartuig met een lading die valt onder het VBG of het ADNR een haven binnen te varen of ligplaats in te nemen.

Artikel 3.10 Binnenvaren haven bij rode vlag of rood licht

Het is verboden zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders een haven binnen te varen indien bij de havenmond een rode vlag of 's nachts een rood licht wordt getoond, zoals aangegeven door het teken A1 als bedoeld in bijlage 7 van het RPR/BPR.

Artikel 3.11 Afmeren aan bolders

Het is verboden in een haven, aan een steiger, een kader of laad- en losplaats met een vaartuig te meren aan andere dan de daartoe bestemde bolders, ringen of palen.

Artikel 3.12 Opvolgen aanwijzingen havenmeester

De schipper is op aanwijzing van de havenmeester verplicht:

  • a.

    zijn vaartuig naar een andere ligplaats te brengen;

  • b.

    te gedogen dat vaartuigen op de zijde van het zijne liggend aan zijn schip wordt afgemeerd of over zijn vaartuig toegang naar of van de wal wordt verleend;

  • c.

    te gedogen dat trossen en lijnen van een vaartuig dat in een haven verhaald wordt, aan het zijne worden vastgemaakt;

  • d.

    er voor zorg te dragen, dat een goede en veilige afloop is zeker gesteld.

Artikel 3.13 (Vervallen)

 

Artikel 3.14 (Vervallen)

 

Artikel 3.15 Overladen vaartuig/onvoldoende bemand

De schipper is verplicht om, indien naar het oordeel van de havenmeester het vaartuig overladen dan wel onvoldoende bemand is, op aanzegging van de havenmeester de vaart te staken of het vaartuig naar een door de havenmeester aan te wijzen plaats te varen.

Artikel 3.16 Verplichting vaart minderen

Wanneer met toestemming van de havenmeester in een haven, aan een steiger, kade of laad- en losplaats van een vaartuig overdag een rood-witte vlag of 's nachts een rood licht met daaronder een wit licht wordt getoond, is de schipper van een voorbijvarend vaartuig verplicht vaart te minderen, zodanig dat hinderlijke golfslag of zuiging wordt voorkomen.

Artikel 3.17 Gedoogplicht ligplaats schepen voor bedrijven
  • 1.

    Ieder bedrijf dat aan een haven of een kade is gevestigd, moet gedogen dat vaartuigen aan de aan zijn vestiging grenzende kade of oever ligplaats nemen, indien dat door de havenmeester noodzakelijk wordt geoordeeld.

  • 2.

    Wanneer twee of meer vaartuigen gelijktijdig bij twee aangrenzende bedrijven moeten laden en/of lossen en een of meer vaartuigen daarbij gedeeltelijk voor het aangrenzende bedrijf ligplaats moeten nemen, wordt bij het vaartuig dat het eerst ligplaats heeft genomen ook het eerst met laden en/of lossen begonnen en dient het vaartuig dat bij het aangrenzende bedrijf moet laden en/of lossen, te wachten tot het eerste vaartuig met het laden en/of lossen gereed is.

  • 3.

    Indien bij het vaartuig als bedoeld in het tweede lid, waarbij het eerst met het laden en/ of lossen is begonnen de overslag tijdelijk wordt gestaakt, zal het voor de duur van deze onderbreking plaats moeten maken voor het andere vaartuig.

Artikel 3.18 (Vervallen)

 

IV Veiligheid en gevolgen voor het milieu in en om de haven

 

Artikel 4.1 Veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu
  • 1.

    Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen of andere handelingen zodanig uit te voeren of na te laten dat daardoor gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders wijzen stoffen aan die in onverpakte toestand bij het laden of lossen in of uit een schip nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Zij maken de aangewezen stoffen openbaar bekend.

  • 3.

    Het is verboden de krachtens het tweede lid aangewezen stoffen onverpakt in of uit een schip te laden of te lossen.

  • 4.

    Het in het eerste en derde lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer, danwel met toestemming van Burgemeester en Wethouders in gevallen waarin die wetten niet voorzien.

Artikel 4.2 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water van de haven terecht komt, waardoor de veiligheid in de haven in gevaar wordt gebracht of de waterkwaliteit wordt of kan worden benadeeld, is verplicht er voor te zorgen dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.3 Verrichten van herstellingen
  • 1.

    Het is verboden om aan of op een schip herstellingswerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden met toestemming van Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      vaartuigen liggend op een scheepswerf danwel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting waarvoor een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer is verleend;

    • b.

      vaartuigen die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of van die stof zijn schoongemaakt, mits

    • -

      bij de herstellingswerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

    • -

      tijdens de herstellingswerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd;

    • -

      de herstellingswerkzaamheden geen gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleveren of kunnen opleveren.

Artikel 4.4 Ontsmetten van schepen

Het is de schipper of kapitein verboden zijn schip met gassen te behandelen of te doen behandelen met het doel het schip te ontsmetten, tenzij dit geschiedt met toestemming van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 4.5 Ernstig gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleverende schepen
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen de schipper of een kapitein een verbod opleggen om met zijn schip de haven binnen te komen, een ligplaats te nemen of in de haven of op een ligplaats te verblijven, indien het schip ernstig gevaar, ernstige schade of nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

  • 2.

    Het verbod wordt pas opgelegd nadat gebleken is dat geen uitvoering is gegeven aan maatregelen die in het onderhavige geval door Burgemeester en Wethouders kunnen worden opgelegd of indien geen maatregelen mogelijk zijn ter voorkoming of beëindiging van het ernstige gevaar, de ernstige schade of de nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 3.

    Het verbod wordt schriftelijk meegedeeld.

  • 4.

    De schipper of kapitein, aan wie het in de vorige leden bedoelde verbod is opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Artikel 4.6 Veroorzaken geluidshinder
  • 1.

    Het is verboden op een in een haven, aan een steiger, kade of laad- en losplaats liggend vaartuig zonder noodzaak geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving geluidhinder te veroorzaken.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing is.

V Straf- en slotbepalingen

 

Artikel 5.1 Aanwijzingen
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het nemen van ligplaats en ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 2.

    Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 5.2 (Vervallen)

 

Artikel 5.3 Toezichthoudende ambtenaren
  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn belast de gemeentelijke havenmeesters.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Artikel 5.4 (Vervallen)

 

Artikel 5.5 (Vervallen)

 

Artikel 5.6 Betreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 5.7 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 5.8 Bestaande vergunningen, toestemmingen, ontheffingen en daarvoor ingediende aanvragen

 

Vergunningen, toestemmingen, ontheffingen, die zijn verleend of gegeven of die zijn aangevraagd op grond van de Haven- en kadeverordening, worden geacht te zijn verleend, gegeven of aangevraagd op grond van deze verordening.

Artikel 5.9 Naam van de verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Haven- en kadeverordening Nijmegen 1994'.

Artikel 5.10 (Vervallen)

 

Artikel 5.11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na afkondiging.

  • 2.

    Op dat tijdstip wordt de Haven- en Kadeverordening 198/1984 ingetrokken.

De Voorzitter, mr. E. d'Hondt

De Secretaris, mr. F. Derks