Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Bijlage APV |
Geen
art. 147 gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 04-01-2012 | Onbekend | 16-06-2010 Gemeenteblad 2010/095 | Raadsvoorstel 90/2010 |
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.2 Aanvraag vergunning of ontheffing
Het orgaan dat bevoegd is vergunningen of ontheffingen als bedoeld in deze verordening te verlenen kan nadere regels stellen omtrent de wijze van indiening van de aanvraag en de daarbij benodigde gegevens en bescheiden. Deze regels worden openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 1.14 van deze verordening en artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Artikel 1.5 Te late indiening aanvraag
Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde orgaan de aanvrager in zijn aanvraag niet ontvankelijk verklaren, indien het van mening is dat de aard van de gevraagde vergunning of ontheffing zodanig is dat voor een verantwoorde beoordeling van de aanvraag onvoldoende tijd aanwezig is.
Artikel 1.7 Vorm van vergunning of ontheffing
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is gegeven.
Van de in artikel 1.2, eerste lid en artikel 1.7 gestelde eis mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd.
In dat geval wordt in daartoe geëigende gevallen, van de mondeling gegeven en medegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging gegeven aan degene aan wie zij is verleend.
Artikel 1.10 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.12 Inzage vergunning of ontheffing
De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer van de desbetreffende bepalingen van deze verordening ter inzage te geven aan deze ambtenaar.
Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 1.14 Openbare kennisgeving
In de gevallen waarin openbare kennisgeving van besluiten en nadere regels krachtens deze verordening plaatsvindt, liggen deze besluiten en nadere regels voor een ieder ter gemeentesecretarie ter inzage gedurende drie maanden. Tevens worden deze besluiten en nadere regels aan het arrondissementsparket medegedeeld.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Paragraaf 2 Samenkomsten, betogingen en optochten
Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving samenkomst, vergadering of betoging
Degene die het voornemen heeft om op een openbare plaats op een vooraf bepaalbaar tijdstip een regelmatig terugkerende samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden, geeft hiervan voor de openbare aankondiging daarvan en ten minste 48 uur voordat deze voor de eerste keer gehouden zal worden na de inwerkingtreding van dit artikel, eenmalig schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of gedeelten daarvan. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen en onder het publiek verspreiden van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen vallend onder het begrip commerciële handelsreclame als bedoeld in artikel 4.3.5.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
(zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 4A en Bijlage 4C)
objecten op de weg bij feesten als bedoeld in artikel 2.2.1 tweede lid onder e , voor zover deze niet zodanig zijn opgesteld dat zij hinder voor het verkeer kunnen opleveren en mits wordt voldaan aan de door het college te stellen nadere regels met betrekking tot het plaatsen van deze voorwerpen of stoffen;
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting, die aan personen en aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten, op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken en dergelijke
Het is verboden aan of in wegen openingen of ingangen van kelders, regenbakken of putten te hebben, tenzij de openingen of ingangen gedekt zijn met luiken van geribd scheepsplaat van een gewicht van tenminste 50 kg per vierkante meter, welke zuiver vlak en vastliggen op een hardstenen rand of ijzeren ramen en gelijk van hoogte zijn met het omliggende wegdek.
Artikel 2.1.6.9 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of op of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet of onvoldoende beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.10 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder d, van artikel 2.2.1 voorziene gevallen, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.
(Zie voor de Beleidsregels bootfeesten: Bijlage 10)
(Zie voor de Beleidsregels dansmuziekevenementen: Bijlage 16)
Artikel 2.2.4 Beëindiging evenement
Indien een evenement gepaard gaat of dreigt te gaan met een ernstige verstoring van de openbare orde is degene die dat evenement organiseert of bij dat evenement feitelijk de leiding heeft, verplicht op bevel van een ambtenaar van politie het evenement onverwijld te beëindigen en geen publiek meer tot het evenement toe te laten.
Indien een evenement is verboden of een bevel tot beëindiging als bedoeld in artikel 2.2.4 is gegeven, is een ieder die zich op de plaats of in de directe nabijheid van het evenement bevindt, op eerste vordering van een ambtenaar van politie verplicht zich terstond te verwijderen in de door die ambtenaar bevolen richting.
Artikel 2.2.10 Verwijderingplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Het is verboden een inrichting, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of jeugdorganisatie of instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of wijkhuis, deze inrichting van 02.00 tot 05.00 uur voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
De burgemeester is bevoegd in zeer bijzondere gevallen van tijdelijke aard ontheffing te verlenen van dit verbod.
Artikel 2.3.1.3 Toegang ambtenaren van politie
De exploitant en beheerder van een inrichting zijn verplicht er voor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de openbare weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot die inrichting:
Artikel 2.3.1.5 Terrasvergunningen
De vergunning tot het hebben van een terras bevat in elk geval voorschriften met betrekking tot de terrasafmetingen, het onderhoud en de verzorging en het uiterlijk aanzien van het terras. Indien deze vergunning geen voorschriften omtrent de sluitingstijden bevat, is het verboden het terras te hebben tussen 01.00 en 09.00 uur.
Artikel 2.3.1.6 Vergunningsplicht alcoholvrije inrichtingen
Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:
a: opgaaf gedaan van de personalia en het adres van de exploitant en de beheerder;
b: opgaaf gedaan van het adres en de aard en exploitatiewijze van de inrichting;
c: overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- en beheerder afgegeven verklaring omtrent het gedrag;
d: overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting.
De vergunning wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant en beheerder van de inrichting. De vergunning is niet overdraagbaar. In geval van beëindiging of overdracht van de inrichting aan een rechtsopvolger is de exploitant verplicht, hiervan direct schriftelijk mededeling te doen aan de burgemeester.
Artikel 2.3.1.7 Aanwezigheid van exploitant en beheerder
Het is verboden de inrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 2.3.1.6, zesde lid op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de inrichting aanwezig is.
Artikel 2.3.1.8 Weigeringgronden exploitatievergunning
De burgemeester weigert de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, indien:
a: de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
b: de inrichting niet voldoet aan de door de burgemeester vastgestelde inrichtingseisen;
c: gelegen is buiten een door de burgemeester aangewezen gebied;
d: een op de aanvraag vermelde exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en)- of beheerder jonger is dan 21 jaar.
De burgemeester kan de vergunning, bedoeld in artikel 2.3.1.6, geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar diens oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting.
Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester rekening met:
a: het karakter van de straat en de wijk, waarin de inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;
c: de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting;
d: de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;
e: de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant of beheerder van de inrichting in deze of andere inrichtingen;
f: de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden, voor zover de exploitant en beheerder onveranderd is gebleven.
Artikel 2.3.1.9 Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.11 kan de burgemeester de vergunning intrekken:
a: indien aannemelijk is, dat de exploitant of beheerder van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
b: indien de exploitant of beheerder van de inrichting toestaat dan wel gedoogt dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd;
c: indien zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
d: indien de exploitant of beheerder van de inrichting zich schuldig maakt aan feiten, die bij een aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag zouden leiden tot een weigering daarvan.
Artikel 2.3.1.10 Vervallen vergunning
De vergunning vervalt, indien:
a: gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
b: er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd;
c: de exploitant of beheerder deze hoedanigheid heeft verloren;
d: een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend.
Artikel 2.3.1.11 Overgangsbepalingen
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende 52 weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die voorheen op grond van de meldingsplicht voor alcoholvrije inrichtingen een melding hebben gedaan en over een ontvangst van kennisgeving beschikken, voor zover er geen wijzigingen optreden of zijn opgetreden in de gemelde gegevens.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid genoemde inrichtingen na afloop van de in de vorige leden genoemde termijn, indien de exploitant binnen die genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is gedurende vier weken na inwerkingtreding van de wijziging daarvan niet van toepassing op die inrichtingen, die tot het moment van inwerkingtreding van de wijziging van artikel 2.3.1.1 op grond van het vervallen artikel 2.3.1.1 eerste lid onder b niet beschouwd werden als een inrichting, maar wel beschikken over een zogenaamd meldingsdocument van de burgemeester of daarover beschikt hebben en voor dezelfde inrichting een nieuwe aanvraag hebben gedaan.
Artikel 2.3.1.6, eerste lid, is tevens niet van toepassing op de in het vorige lid genoemde inrichtingen na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn, indien de exploitant binnen genoemde termijn een aanvraag om vergunning heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester is beslist.
Op vergunningaanvragen voor de in het vierde lid bedoelde inrichtingen zijn de artikelen 2.3.1.6, zevende lid, 2.3.1.8, eerste lid onder c, tweede lid en derde lid niet van toepassing, voor zover er geen wijziging ten aanzien van de exploitant en inrichting is opgetreden. Artikel 2.3.1.8, vierde lid is niet van toepassing voor zover het sluitingen voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 2.3.1.6 betreft.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel kampeert is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelautomatenhallen
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot een middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;
Artikel 2.3.3.3 Bescheiden vergunningaanvraag
De ondernemer dient bij de vergunningaanvraag de volgende gegevens en bescheiden over te leggen:
Artikel 2.3.3.6 Beëindiging vergunning
De vergunning vervalt zodra de beslissing op een aanvrage voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvrage is ingediend binnen drie maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.3.3.7 Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 30f, eerste en tweede lid van de Wet en artikel 1.11, eerste lid van deze verordening, kan de burgemeester de vergunning intrekken:
Paragraaf 4 Toezicht op speelautomaten in andere inrichtingen dan speelautomatenhallen
Artikel 2.3.4.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, die geen hoogdrempelige inrichting is, of een inrichting waarin horeca-activiteiten worden verricht en waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Verblijfsontzeggingen
Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
(zie voor aanwijzingsbesluit van de burgemeester: Bijlage 3, 3a en 3b)
Artikel 2.4.3 Vervoer zaken met verboden handeling als kennelijk doel
Het is verboden tussen 's avonds 10 uur en 's morgens 6 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben gereedschappen of andere hulpmiddelen waarmee handelingen kunnen worden verricht als verboden in artikel 2.4.2 of in de artikelen 138, 310 en 350 Wetboek van Strafrecht, met het kennelijke doel dergelijke handelingen te verrichten.
Artikel 2.4.3.a Handel in verdovende middelen
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op of aan de openbare weg te bevinden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat dit er kennelijk op gericht is een verdovend middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende stof, te koop aan te bieden of de verkoop, aflevering of verstrekking daarvan te bevorderen.
Artikel 2.4.3b Gebruik harddrugs op straat
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Het is verboden op of aan de weg, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen, indien deze verzameling verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, of indien deze verzameling verband houdt met de handel in middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet.
Artikel 2.4.4 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten
Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn.
Artikel 2.4.6a Verbod slapen op of aan de weg
Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, ontsiering van het stadsbeeld, verontreiniging, besmettelijke ziekten en brandgevaar.
Artikel 2.4.6b Overlast skateboarden
1.Onder skateboarden wordt in dit artikel verstaan: het zich voortbewegen op skateboarden en vergelijkbare voorwerpen.
2 Burgemeester en wethouders kunnen wegen aanwijzen waar het is verboden om te skateboarden.
Artikel 2.4.7a Gevaarlijk drinkgerei en verpakkingen
Het is de exploitant van een inrichting als bedoeld in artikel 2.3.1.1 en degene die het winkelbedrijf of slijtersbedrijf uitoefent, welke inrichting, winkel of slijterij is gelegen aan een door de burgemeester aangewezen weg of weggedeelte, verboden dranken in door de burgemeester aangewezen verpakkingen, en/of drinkgerei van glas of blik te verstrekken gedurende een door de burgemeester aangewezen periode. De burgemeester wijst de wegen of weggedeeltes, verpakkingen en drinkgerei en de periode aan in het belang van de openbare orde en/of veiligheid indien en voor zover de genoemde belangen dit dringend noodzakelijk maken en dat ook in een aantoonbaar verband staat tot deze aanwijzing.
Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.10 Neerzetten van fietsen en bromfietsen
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan:
Artikel 2.4.11 Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten
Het is verboden op door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt.
Het is verboden om een (brom-)fiets, al of niet voor onmiddellijk gebruik geschikt, langer dan 4 weken onbeheerd in een fietsenstalling in een door Burgemeester en Wethouders aangewezen zone achter te laten.
(zie voor aanwijzingsbesluiten: Bijlage 5A, waar ook de relevante beleidsregels voor ontheffingen zijn toegevoegd, Bijlage 5B en Bijlage 5C)
Artikel 2.4.12 Bespieden van personen
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.
Artikel 4.1.1, eerste lid bevat het verbod om met toestellen of geluidsapparaten dan wel op een andere wijze handelingen te verrichten of toe te laten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt. Het tweede lid van dit artikel bevat een ontheffingsmogelijkheid.
De term "geluidsapparaten" is ontleend aan artikel 1 van de Wet geluidshinder, waar een geluidsapparaat wordt gedefinieerd als een apparaat bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid. Een luidalarminstallatie valt ook onder deze definitie.
Echter, artikel 2.4.15 APV verhoudt zich tot artikel 4.1.1 APV als een bijzondere tot een algemene bepaling. Dat betekent dat artikel 4.1.1 niet van toepassing is op luidalarminstallaties. Wel verdient het aanbeveling ten aanzien van luidalarminstallaties een zelfde beleid ter voorkoming van geluidshinder te voeren als op grond van het bedoelde artikel 4.1.1 wordt gevoerd. Dit is vooral van belang bij de situering van de installaties met het oog op het geluidsniveau buiten het beveiligde pand.)
Artikel 2.4.17 Verontreiniging door honden
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond of degene die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze zich van zijn uitwerpselen te laten ontdoen in tuinen van derden en op de weg met uitzondering van de als zodanig door het college van burgemeester en wethouders aangewezen en ingerichte hondenuitlaatplaatsen.
(Zie voor aanwijzingsbesluiten hondenuitlaatplaatsen bijlagen 20B en volgende)
De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod wordt opgeheven indien het gaat om openbare wegen en perken en de eigenaar, houder of verzorger van een hond dan wel degene die een hond onder zijn toezicht heeft, er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
Artikel 2.4.19 Bescherming tegen gevaarlijke honden op eigen erven
Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond en hem, die een hond onder zijn toezicht heeft, verboden deze hond op zijn erf zonder muilkorf te laten loslopen, indien burgemeester en wethouders hebben medegedeeld, dat zij het dier gevaarlijk achten, danwel indien de hond is opgeleid voor bewa-kings-, opsporings- en verdedigingswerk, tenzij:
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door burgemeester en wethouders gestelde en overeenkomstig artikel 1.14 openbaar bekend gemaakte regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.
Indien het aanwezig hebben van dieren gebeurt in strijd met het bepaalde krachtens het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders degene die de dieren aanwezig heeft aanschrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid.
Degene tot wie de aanschrijving is gericht of diens rechtsopvolger is verplicht de aanschrijving op te volgen.
Artikel 2.4.22 Loslopend vee en kleinvee
De rechthebbende op vee of kleinvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee en kleinvee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij in overeenstemming met het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledige adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Afdeling 6 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.6.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats, indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.8, 2.1.6.8a, 2.2.9, 2.2.10, 2.2.11, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 en 4.3.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Nijmegen groepsgewijze niet naleven.
Afdeling 7 Spreiding van vuurwerk verkooppunten
Artikel 2.7.1 Vuurwerk verkooppunten
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, voor zover de locatie van de bedrijfsuitoefening niet voldoet aan het in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast, door het college gestelde afstandscriterium.
Hoofdstuk 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
c seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
d escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
e sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht;
f raamprostitutiebedrijf: een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
g straatprostitutie: het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
h exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
i beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
j bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
4 het personeel dat in de inrichting werkzaam is;
5 toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a;
6 andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven
1 Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. (zie besluiten in bijlage 2D en bijlage 2E)
2 Het bevoegd orgaan kan een maximum stellen aan het aantal te verlenen vergunningen.
3 Bij de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval overgelegd respectievelijk vermeld:
a de persoonsgegevens van de exploitant;
b de persoonsgegevens van de beheerder;
c het aantal werkzame prostituees;
d de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
e de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
f een plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
g een bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
h een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
1 Het bevoegd orgaan kan door middel van voorschriften als bedoeld in artikel 1.9 voor een afzonderlijke seksinrichting sluitingstijden vaststellen.
2 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de op grond van lid 1 opgelegde sluitingstijden.
3 Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4 eerste lid, gesloten dient te zijn.
4 Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
1 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
1 Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
2 De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de seksinrichting:
a geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
b geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.6 Straatprostitutie
1 Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op of aan door het college van burgemeester en wethouders aangewezen wegen en gebieden, indien de bij dat besluit vastgestelde voorschriften in acht worden genomen; deze voorschriften betreffen in ieder geval de tijden, waarop het verbod in het eerste lid vermeld niet geldt, de leeftijd van de prostituee en de locatie waar het afwerken dient te geschieden.
(zie voor aanwijzingsbesluit met beleidsregels: Bijlagen 2A-1 en 2A-2)
3 Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar van de afdeling Toezicht van de gemeente Nijmegen het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
4 Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het tweede lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
5 Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden op de in lid 2 bedoelde wegen en gebieden dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor deze gebieden zijn bestemd.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
(zie voor aanwijzingsbesluit met nadere regulering: Bijlage 2F)
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische
goederen, afbeeldingen en dergelijke
1 Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringgronden;
Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn
1 Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
2 Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3.3.2 Weigeringgronden
1 De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a de exploitant - indien een rechtspersoon: de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke perso(o)n(en) - of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen;
b de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een in procedure zijnd plan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
d de aanvrager niet door het overleggen van een door het college van burgemeester en wethouders afgegeven geschiktheidverklaring kan aantonen dat het bedoelde pand voldoet aan de ex artikel 3.1.3 gestelde nadere regels;
e het maximale aantal af te geven vergunningen voor seksinrichtingen of escortbedrijven is verleend;
f de vergunning is aangevraagd voor een raamprostitutiebedrijf dat niet is gevestigd in de percelen Nieuwe Markt 24 tot en met 40 (even nummers).
2 De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3.2.6, tweede lid, kan worden geweigerd:
a in het belang van de openbare orde;
b in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
e in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
f in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
g in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
1 De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
2 Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
1 Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, derde lid, onder b, het beheer in de seksinrichting feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
2 Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
3 In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling
1 Op het exploiteren van seksinrichtingen of escortbedrijven, die reeds gevestigd zijn èn zich vóór 1 oktober 2000 bij burgemeester en wethouders schriftelijk aangemeld hebben, is het gestelde in artikel 3.2.1, eerste lid, niet van toepassing:
a gedurende 52 weken na het in werking treden daarvan;
b na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.
2.Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, sub a, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.
Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Paragraaf 2 "Festiviteitenregeling voor inrichtingen"
(zie voor de bijlagen behorende bij deze paragraaf: Nadere regels:-Bijlage9A en jaarlijkse aanwijzing van dagen: Bijlage9B)
Artikel 4.1.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
openluchttheater: een inrichting waarbij uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellingen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
Artikel 4.1.2.2 Horeca-, sport en recreatie-inrichting
In deze paragraaf wordt verstaan onder ‘Horeca-, sport en recreatie-inrichting’: een inrichting type A of type B zoals bedoeld in het Besluit waarbij:
uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor:
1. het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht;
2. het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel, of oefenen of houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen;
3. het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties, vergaderingen of congressen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
4. het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, of
5. het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of houden van tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;
Artikel 4.1.2.6 Verboden bijzondere activiteiten
Het is verboden een bijzondere activiteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien de burgemeester het organiseren van een bijzondere activiteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Paragraaf 2 Het zich ontdoen van huishoudelijke afvalstoffen
Artikel 4.2.2.1 Uitsluiting grof huisafval
Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing op grof huisafval, behoudens voor zover bij artikel 4.2.3.4 bepaald.
Artikel 4.2.2.3 De wijze en de plaats van het overdragen of het aanbieden
Het is verboden restafval anders aan de inzameldienst over te dragen, ter inzameling aan te bieden of achter te laten in van gemeentewege geplaatste wijkcontainers dan in groene huisvuilzakken van het type dat vastgesteld is door Burgemeester en wethouders (bijlage 7) en waarvoor gemeentelijke belastingen zijn afgedragen.
Artikel 4.2.2.5 Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijkafval
Het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in vuilniszakken moet ordelijk geschieden door plaatsing daarvan, na 06.00 uur op een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, op het voetpad, zo dicht mogelijk bij de rijweg, of, bij het ontbreken van een voetpad, aan de kant van de rijweg.
Artikel 4.2.2.6 Aangewezen plaats
In het belang van een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de vuilniszakken overgedragen of ter inzameling aangeboden moeten worden op een door hen te bepalen plaats nabij de percelen.
Artikel 4.2.2.8 Verwijdering container
De gebruiker van een container moet er voor zorgen dat de container zo spoedig mogelijk, na lediging door de inzameldienst, doch uiterlijk op het eind van een krachtens artikel 4.2.2.2, eerste lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd.
Artikel 4.2.2.9 Het in bijzondere gevallen overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen op afroep overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst
Artikel 4.2.2.10 Aangewezen plaats achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Indien krachtens artikel 10.11, vijfde lid, van de wet een plaats binnen de gemeente is aangewezen, waar in voldoende mate gelegenheid geboden wordt huishoudelijke afvalstoffen achter te laten, stellen burgemeester en wethouders de dagen, tijden en wijzen vast waarop deze afvalstoffen daar kunnen worden achtergelaten.
Artikel 4.2.2.11 Incidenteel achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent het incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4.2.2.12 Verbod achterlaten huishoudelijke afvalstoffen
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen, tijden, wijzen en plaatsen achter te laten dan bij of krachtens de artikelen 4.2.2.4 tot en met 4.2.2.11 is bepaald.
Artikel 4.2.2.13 Het zich afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke afvalstoffen
Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden de volgende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van de percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats:
Artikel 4.2.2.13a Groente-, fruit- en tuinafval
Het is, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.2.12 verboden groente-, fruit- en tuinafval anders dan afzonderlijk over te dragen of aan te bieden aan de inzameldienst of achter te laten in daartoe in de nabijheid van percelen geplaatste bakken of op een daartoe ter beschikking gestelde plaats.
Paragraaf 3 Het zich ontdoen van grof huisafval
Artikel 4.2.3.1 Verbod ontdoen grof huisafval
Het is verboden grof huisafval op een andere wijze of plaats aan de inzameldienst over te dragen of ter inzameling aan te bieden dan bij of krachtens deze paragraaf is bepaald.
Artikel 4.2.3.2 Aanbieden en overdragen grof huisafval
Burgemeester en wethouders stellen vast op welke plaats, op welke tijden en op welke wijze grof huisafval ter inzameling kan worden aangeboden en overgedragen aan de inzameldienst.
Paragraaf 4 Het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisafval door anderen dan de inzameldienst
Paragraaf 5 Het zich ontdoen van andere categorieën van afvalstoffen
Artikel 4.2.5.1 Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen
Andere motorrijtuigen op meer dan twee wielen dan autowrakken, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren, kunnen ter verwijdering worden afgegeven op door burgemeester en wethouders tenminste één daartoe aangewezen plaats binnen de gemeente.
Paragraaf 6 Openbare bekendmaking
Artikel 4.2.6.1 Bekendmaking van besluiten burgemeester en wethouders
De door burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 4.2.2.2, eerste lid, 4.2.2.6, 4.2.2.7, eerste lid, 4.2.2.9, 4.2.2.10, 4.2.2.11, 4.2.2.14, 4.2.3.2, 4.2.4.2 en 4.2.5.1, eerste, tweede en derde lid genomen besluiten worden openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14.
Afdeling 3 Bodem-, weg- en andere milieuverontreiniging
Artikel 4.3.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot gevaar voor weggebruikers of hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
Artikel 4.3.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.
Artikel 4.3.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
Artikel 4.3.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 4.3.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Afdeling 4 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.4.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
Artikel 4.4.4 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Het bevoegd gezag kan aan de vergunning het voorschrift verbinden, dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde herbeplanting moet worden vervangen.
Artikel 4.4.5 Herplant- en instandhoudingplicht
Wanneer houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond of aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen de grond opnieuw te beplanten. Deze beplanting geschiedt overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn.
Indien herplant niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag van de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel van degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een financiële compensatie eisen, in het belang van de instandhouding van het bomenbestand.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.4.6 Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.
Artikel 4.4.7 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het collegegevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 5 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.5.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen en/of paddenstoelen te plukken.
Afdeling 6 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.6.1 Opslag bromfietsen of motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest of ingekuilde landbouwproducten
Artikel 4.6.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerend goed alsmede de hoofdgebruiker van dat goed verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag dit goed of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:
opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op het onroerend goed wordt uitgeoefend of waarvoor dat goed is bestemd, zomede op naamborden: mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,15 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 0,50 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed;
opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende of de hoofdgebruiker van het onroerend goed schriftelijk kennisgeving is gedaan aan burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.
Zodanige opschriften en aankondigingen worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 4 weken op het onroerend goed aanwezig zijn.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in artikel 4.6.2, tweede lid dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder.
Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Artikel 4.6.4 Ledigen beerputten en dergelijke
Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van een onroerend goed aanschrijven tot het ledigen of doen ledigen van de op of in dat onroerend goed aanwezige beer-, gier- of zinkput of riool.
Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.
Hoofdstuk 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op andere dan door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit aangewezen wegen. Deze aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14.
Artikel 5.1.9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Onder een inzameling van geld en goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of gedeeltelijk voor een ideëel of liefdadig doel is bestemd.
Het college is bevoegd collectes die aan te wijzen die voorkomen op een landelijk vastgesteld collecteplan en waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt.
Het college is bevoegd algemene regels te geven met betrekking tot het houden van deze collectes. De vrijstelling van het verbod geldt slechts, in het geval van vaststelling van deze algemene regels, indien zij worden nageleefd.
Artikel 5.2.2 Venten en dergelijke
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uitoefening van de kleinhandel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven.
(zie voor aanwijzingsbesluit: Bijlage 4)
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden.
Burgemeester en wethouders houden de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een activiteit betreft die vergunningplichtig is op basis van de Wet Milieubeheer en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing omtrent de vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer is genomen.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in artikel 4 Reglement verkeersregels en verkeerstekens een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking gemotoriseerd verkeer, ruiterverkeer en terreinfietsen in natuurgebieden
Burgemeester en wethouders kunnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig, bromfiets als bedoeld in artikel 4 Reglement verkeersregels en verkeerstekens of met een paard of terreinfiets aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden. De aanwijzing wordt openbaar bekend gemaakt overeenkomstig artikel 1.14.
Afdeling 5 Verstrooiing van as
Artikel 5.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers, brandkranen en dergelijke
Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingen
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan het bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers, wijkaanduidingen, bordjes welke de ligging van brandkranen en afsluiters van nutsvoorzieningen aanduiden en die borden of merktekens, welke burgemeester en wethouders krachtens een bij de wet of verordening gegeven bevoegdheid noodzakelijk achten, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 5.6.2 Verwijdering e.d. aanduidingen
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor de rechthebbende op een bouwwerk die met inachtneming van het door burgemeester en wethouders vastgestelde huisnummer de aanduiding hiervan in afwijkende vorm wenst aan te brengen. Burgemeester en wethouders kunnen ter zake nadere regels stellen, welke overeenkomstig artikel 1.14 openbaar bekend worden gemaakt.
Afdeling 8 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Artikel 5.8.1 Begripsomschrijvingen
Onder kampeermiddel wordt verstaan: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor als gevolg van artikel 27 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist. Een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 5.8.2 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd. Dit verbod geldt ook voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik voor korte perioden door de rechthebbende van een terrein.
Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtredingen van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie: artikel 2.4.10, artikel 2.4.11, artikel 2.4.11a, artikel 2.4.11b, artikel 2.4.22, artikel 2.5.1, artikel 2.5.2 en artikel 4.1.1.
1. Met inachtneming van de uitzonderingen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de toezichthouders van het bureau Toezicht afdeling Stadstoezicht van de Directie Stadsbedrijven.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor:
- de artikelen 2.2.10 en 2.2.11
- hoofdstuk 3 met uitzondering van artikel 3.2.6
- de artikelen 4.2.2.1 tot en met 4.2.4.2
3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en de op grond van artikel 1.9 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de door burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aangewezen personen. (zie ook bijlage 12D en bijlage 18)
Artikel 6.3 Het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoners
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.5 Overgangsbepalingen
Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende vijf jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat is ingekomen binnen de daarvoor geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een - krachtens een overeenkomstig gebod of verbod ook in deze verordening vereiste - vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste zestig dagen voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde orgaan is ingediend.